ECLI:NL:OGEAA:2025:103

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
AUA202400511
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bouwaanvraag en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van 2 april 2025 beoordeelt het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het beroep van appellant tegen de beslissing van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. Appellant had op 23 juni 2023 een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een nieuw appartementengebouw, welke op 19 juli 2023 werd afgewezen. Appellant diende op 26 september 2023 een bezwaarschrift in, maar dit werd door de minister op 12 januari 2024 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant stelde dat hij de afwijzende beschikking pas op 15 september 2023 had ontvangen, maar het gerecht oordeelde dat de beschikking op 19 juli 2023 per e-mail naar appellant was verzonden. Het gerecht concludeert dat de termijn voor het indienen van het bezwaar op 20 juli 2023 inging en op 30 augustus 2023 eindigde. Aangezien het bezwaarschrift pas na deze termijn was ingediend, was het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Uitspraak van 2 april 2025
Lar nr. AUA202400511

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
gericht tegen:
de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

INLEIDING

1. In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 12 januari 2024, waarbij verweerder het bezwaar van appellant tegen de afwijzende beschikking op zijn bouwaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1
Appellant heeft op 23 juni 2023 een aanvraag ingediend ter verkrijging van een bouwvergunning voor de bouw van een nieuw appartementengebouw op een perceel eigendomsgrond te [adres] (bouwaanvraag no. [perceel nummer]).
1.2
Bij beschikking van 19 juli 2023 heeft verweerder die bouwaanvraag afgewezen (afwijzende beschikking).
1.3
Op 26 september 2023 heeft appellant daartegen een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
1.4
Bij beslissing op bezwaar van 12 januari 2024 heeft verweerder dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard (bestreden beslissing).
1.5
Hiertegen heeft appellant op 22 februari 2024 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.6
Verweerder heeft op 27 mei 2024 een verweerschrift met stukken ingediend.
1.7
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 5 juni 2024. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
1.8
Hierna is de zaak verwezen naar de rol van 3 juli 2024 voor akte-uitlating zijdens verweerder.
1.9
Appellant heeft vervolgens bij e-mailbericht van 24 juli 2024 gereageerd op de akte-uitlating van verweerder.
1.1
De uitspraak is nader bepaald op heden.

BEOORDELING

2.1
Het gerecht komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de geweigerde bouwvergunning. Dat komt omdat het gerecht van oordeel is dat verweerder het bezwaar van appellant gericht tegen de afwijzende beschikking van 19 juli 2023 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat zijn de standpunten van partijen?
3.1
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar. Volgens hem heeft hij de afwijzende beschikking pas op 15 september 2023 ontvangen, nadat hij hiernaar had geïnformeerd bij de balie van de DOW. Het is dan ook pas vanaf dat moment dat hij bezwaar daartegen kon maken. De bezwaartermijn is daarom vanaf die datum gaan lopen. Het bezwaarschift is op 26 september 2023 tijdig ingediend. Daarom meent appellant dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellant het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Daartoe stelt verweerder dat de afwijzende beschikking op 19 juli 2023 per
e-mail naar appellant is verstuurd. Dit blijkt uit de uitdraai van het e-mailbericht die verweerder als productie bij het verweerschrift heeft gevoegd. Dat appellant de afwijzende beschikking niet op die dag heeft ontvangen, klopt dus niet. Aangezien het bezwaarschrift van appellant pas op 26 september 2023 is ingediend, is dit buiten de bezwaartermijn gebeurd. Verweerder concludeert daarom dat het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.
Wat staat in de wet?
4.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
4.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Wat vindt het gerecht?
5.1
De afwijzende beschikking is gedagtekend op 19 juli 2023. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is de bezwaartermijn ingegaan op 20 juli 2023 en geëindigd op 30 augustus 2023. Appellant heeft zijn bezwaarschrift op 26 september 2023, derhalve na het verstrijken van de bezwaartermijn, ingediend.
5.2
Gelet op de stelling van appellant dat hij de afwijzende beschikking pas op
15 september 2023 heeft ontvangen en om die reden pas vanaf dan bezwaar daartegen heeft kunnen maken, moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding op grond van artikel 12, derde lid, van de Lar in dit geval verschoonbaar moet worden geacht.
5.3
Om te kunnen bepalen of dat het geval is, dient eerst de vraag te worden beantwoord of de termijnoverschrijding aan appellant kan worden toegerekend. Als de termijnoverschrijding aan appellant kan worden toegerekend, dan is deze niet verschoonbaar. Kan de termijnoverschrijding niet aan appellant worden toegerekend, dan moet worden beoordeeld of het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
5.4
Voor de beantwoording van de vraag of de termijnoverschrijding appellant kan worden toegerekend, dient eerst te worden bepaald vanaf welke datum, 19 juli 2023 of
15 september 2023, appellant kennis heeft kunnen nemen van de afwijzende beschikking. Het gerecht overweegt hierover als volgt.
5.5
Op grond van de Bouw- en woonverordening geldt dat de beslissing op een aanvraag onverwijld schriftelijk aan de aanvrager wordt medegedeeld. [1] Anders dan de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), kent de Lar geen bepalingen die het verkeer langs elektronische weg tussen een bestuursorgaan en een geadresseerde regelen. Het gerecht gaat niettemin ervan uit dat verweerder de beslissing op de bouwaanvraag per e-mail aan appellant mocht verstrekken. Appellant heeft immers van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door op het bouwaanvraagformulier het e-mailadres
[e-mailadres]in te vullen. Op dat formulier (eerste pagina, linksonder) staat “
Bij het vermelden van een emailadres gaat de ontvanger akkoord met het digitaal ontvangen van documenten die betrekking hebben op de bouwaanvraag en aanvaard deze hiermee als officieel schrijven.” Voorts blijkt onder meer uit het e-mailbericht van 18 september 2023 van appellant aan G.G. Thijsen (DOW) dat appellant (ook) dit e-mailadres gebruikt in zijn correspondentie met de DOW.
5.6
Verweerder voert aan de afwijzende beschikking op 19 juli 2023 naar het e-mailadres van appellant
[e-mailadres]te hebben verstuurd. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder een uitdraai overgelegd van een e-mailbericht (met bijlage) van [betrokkene] (DOW) verstuurd naar het e-mailadres
[e-mailadres]. [2] Dit e-mailbericht heeft als onderwerp:
[Perceel nummer] Afgewezen Nieuwbouw Appartementengebouw te [adres].
Ook heeft verweerder een overzicht overgelegd uit het IT-systeem van de DOW van
e-mailverzendingen met datzelfde onderwerp. [3] Op dat overzicht is te zien dat [betrokkene] (DOW) op 19 juli 2023 een e-mailbericht met datzelfde onderwerp heeft verzonden.
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat de afwijzende beschikking op 19 juli 2023 naar het juiste e-mailadres van appellant,
[e-mailadres], is verzonden.
5.7
De verzending van een beschikking naar het juiste e-mailadres rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst op dat adres. Het is vervolgens aan appellant om dit vermoeden te weerleggen. Naar het oordeel van het gerecht is appellant daarin niet geslaagd. Hoewel appellant met een screenshot van zijn mailbox heeft gesteld dat hij de afwijzende beschikking niet heeft ontvangen, is dit onvoldoende om het vermoeden van ontvangst te ontkrachten.
5.8
Gelet hierop luidt de conclusie dat verweerder de afwijzende beschikking bij e-mail van 19 juli 2023 op de juiste wijze aan appellant bekend heeft gemaakt, dat voldoende aannemelijk is geworden dat appellant de afwijzende beschikking op die datum heeft ontvangen en dat appellant sindsdien kennis heeft kunnen nemen van die beschikking. Van een handelen of nalaten aan de kant van verweerder die de termijnoverschrijding heeft veroorzaakt, is hier dus geen sprake.
5.9
Appellant heeft voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel moeten leiden dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden toegerekend. Nu dat ook anderszins niet is gebleken, is van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding geen sprake.
5.1
Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusie.

CONCLUSIE EN GEVOLGEN

6. Verweerder heeft het bezwaar van appellant terecht, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.

Voetnoten

1.Artikel 21, derde lid, van de Bouw- en woonverordening.
2.Productie 4 bij het verweerschrift ingediend op 27 mei 2024.
3.Productie 3 bij de akte uitlating ingediend op 3 juli 2024.