ECLI:NL:OGEAA:2025:123

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
AUA202400889
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve afwijzing van vergunningaanvragen voor medicinale cannabis en CBD-producten

In deze zaak heeft appellant, Cannacrossaruba Healthy, beroep ingesteld tegen een fictief afwijzende beslissing van de minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport met betrekking tot zijn verzoeken om vergunningen voor het telen van cannabis, het produceren van medicinale cannabis en het importeren van CBD-producten. Appellant heeft in het verleden meerdere verzoeken ingediend, maar deze zijn steeds afgewezen of niet tijdig behandeld. Na een eerdere uitspraak van het gerecht in oktober 2021, waarin werd bepaald dat de minister binnen drie maanden een beslissing moest nemen, heeft appellant opnieuw vergunningen aangevraagd. De minister heeft echter op 20 maart 2023 de verzoeken afgewezen, waarop appellant geen bezwaar heeft gemaakt. In augustus 2023 heeft appellant verzocht om heroverweging van deze afwijzing, maar dit verzoek werd door de minister als een verkapt bezwaarschrift aangemerkt. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar, maar het gerecht heeft geoordeeld dat het procesbelang van appellant is komen te vervallen, omdat de minister inmiddels op 3 juni 2024 een beslissing heeft genomen op het bezwaar. Het gerecht heeft het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid voor appellant om een nieuw verzoek in te dienen indien hij kan aantonen aan de eisen te voldoen.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2025
Lar nr. AUA202400889

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant] h.o.d.n. CANNACROSSARUBA HEALTHY,

wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
gericht tegen:

de minister van toerisme, volksgezondheid en sport,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 2 augustus 2023, ingediend op 4 augustus 2023, heeft appellant verzocht om heroverweging/herziening van de afwijzende beschikking (van 20 maart 2023) ten aanzien van de verzoeken om een vergunning om Cannabis te mogen telen, om supplementen inhoudende medicinale cannabis te produceren en om CBD-producten te mogen importeren.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek heeft appellant op 17 november 2023 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar heeft appellant op 20 maart 2024 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 13 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 september 2024. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij brieven van 3 mei 2019, 20 mei 2019, 9 januari 2020 en 15 juni 2020 heeft appellant verzocht om toestemming c.q. vergunning om - kort gezegd - medicinale cannabis te mogen produceren en verkopen.
1.2
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn laatste verzoek van 15 juni 2020 heeft appellant op 19 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar van 19 oktober 2020 heeft appellant op 8 maart 2021 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 11 oktober 2021 (AUA202100614) heeft het gerecht dat beroep gegrond verklaard, de fictief afwijzende beslissing vernietigd en heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant.
1.5
Op 21 maart 2022 heeft appellant een verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
1.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 24 augustus 2022 (AUA202200735) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant van 19 oktober 2020 en dat verweerder een dwangsom aan appellant verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om op het verzoek te beslissen met een maximum van Afl. 25.000,-.
1.7
Bij brief van 10 maart 2023 bericht de Inspecteur voor geneesmiddelen (hierna: de inspecteur) appellant - kort samengevat - dat geen vergunning kan worden verleend voor het telen van Cannabis, geen vergunning kan worden verleend voor het produceren van zelfstandigheden (geneesmiddelen en supplementen inhoudende verdovende middelen) en dat om in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning om CBD-producten te importeren appellant uiterlijk 15 maart 2023 de volgende documenten moet aanleveren:
- een gewaarmerkt kopie van het register bij de Kamer van Koophandel Aruba;
- een kopie van de vestigingsvergunning;
- een organogram van de organisatie alsook deskundigheid van het personeel;
- een plattegrond van de inrichting van de ruimtes waarbij CBD in voorraad wordt gehouden ter aflevering;
- een businessplan.
Ook dient appellant binnen drie weken een verklaring omtrent het gedrag in te dienen. Voorts bericht de inspecteur appellant dat de Inspectie de aangeleverde documenten zal controleren en een bezoek zal inplannen op locatie. Indien aan alle vereisten wordt voldaan zal de Inspectie een advies geven inzake het toekennen van een CBD-vergunning aan appellant.
1.8
Bij brief van 15 maart 2023 heeft appellant aan de Inspectie Volksgezondheid Aruba (IVA) uitstel van acht weken verzocht voor de indiening van de verzochte documenten.
1.9
Bij beschikking van 20 maart 2023 heeft verweerder het verzoek voor het telen van Cannabis afgewezen, het verzoek voor een vergunning voor het produceren van zelfstandigheden (geneesmiddelen en supplementen inhoudende verdovende middelen) afgewezen en het verzoek om een vergunning voor importeren en verkopen van bepaalde gangbare CBD-producten voorwaardelijk afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
Gezien de uitspraak van 24 augustus 2022 (Lar nr. AUA202200735) is de Minister van Toerisme en Volksgezondheid opgedragen om uiterlijk op 21 maart 2023 een inhoudelijke beslissing te nemen op uw verzoek.
(…)
c. Uw verzoek vergunning om CBD-producten te importeren:
Aan uw bovengenoemd verzoek d.d. 16 maart 2023 strekkende tot uitstel (8 weken) voor de indiening van de door IVA verzochte informatie en documenten van 16 maart 2023 kan alleen in zoverre worden tegemoetgekomen dat het verzoek om een vergunning voor importeren en verkopen van bepaalde gangbare CBD-producten voorwaardelijk wordt afgewezen, namelijk onder de voorwaarde dat u tot 28 april 2023 de tijd krijgt om alsnog de door IVA gevraagde informatie en documenten in te leveren, waarna, na bekomen advies van de IVA, deze voorwaardelijke afwijzing voor herziening c.q. heroverweging in aanmerking komt.
(…)”.
1.1
Tegen deze beschikking heeft appellant geen rechtsmiddelen ingesteld.
1.11
Bij e-mail van 26 april 2023 verzoekt appellant de Inspecteur om verlenging van vier weken voor het indienen van de benodigde stukken.
1.12
Bij brief van 10 juli 2023 bericht de Inspecteur appellant dat de afwijzing van het verzoek tot invoeren en afleveren van CBD-producten op 28 april 2023 definitief is geworden, omdat de IVA op 28 april 2023 de benodigde informatie en documenten niet heeft ontvangen.
1.13
Bij brief, bij verweerder ingekomen op 4 augustus 2023, verzoekt appellant verweerder om zijn beslissing te herzien of in heroverweging te nemen en om appellant alsnog in aanmerking te laten komen voor de verzochte vergunning(en).
1.14
Tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft appellant op 17 november 2023 bezwaar gemaakt.
1.15
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar heeft appellant op 20 maart 2024 onderhavig beroep ingediend.
1.16
Bij beslissing van 3 juni 2024 heeft verweerder appellant het volgende bericht:
“(…)
Het verzoek d.d. 2 augustus 2023 voor herziening/heroverweging betreft een verkapt bezwaarschrift tegen de voorwaardelijk afwijzende beslissingen d.d. 20 maart 2023, welke formele rechtskracht heeft gekregen. Uw bezwaar en beroep gebaseerd op fictieve weigeringen naar aanleiding van gemeld verzoek zijn dan ook niet-ontvankelijk.
(…)”.
1.17
Tegen deze beslissing heeft appellant een bezwaarschrift ingediend.
De standpunten van partijen
2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de fictieve afwijzing van zijn verzoek, en heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestreden fictieve weigering een deugdelijke motivering ontbeert en daarom niet in stand kan blijven. Voorts is het genomen in strijd met diverse beginselen van behoorlijk bestuur. Appellant verzoekt om de beslissing van 3 juni 2024 bij onderhavig beroep te betrekken.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verzoeken van appellant bij beschikking van 20 maart 2023 zijn afgewezen en dat appellant tegen deze beschikking geen bezwaar heeft ingesteld. Deze beschikking heeft formele rechtskracht gekregen. Verweerder meent dat het verzoek tot heroverweging een verkapt bezwaar is tegen de afwijzing van 20 maart 2023.
De beoordeling
3.1
Het gerecht overweegt dat appellant tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
3.2
Het onderhavige beroep van appellant strekt tot vernietiging van de fictieve beslissing op het bezwaar van 17 november 2023 met bepaling dat verweerder alsnog op het bezwaar zal beslissen. Het gerecht stelt echter vast dat verweerder inmiddels op 3 juni 2024 een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift van appellant van 17 november 2023. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist op het bezwaar, is hierdoor het procesbelang van appellant bij deze procedure komen te vervallen.
3.3
Het gerecht overweegt ten overvloede als volgt. Ter zitting heeft appellant aangegeven tegen de beslissing op bezwaar van 3 juni 2024 bezwaar te hebben gemaakt.
Het bestuursorgaan dient dit bezwaarschrift door te zenden naar het gerecht omdat het moet worden aangemerkt als zijnde een beroepschrift.
Ter voorlichting aan appellant merkt het gerecht nog op dat het appellant weliswaar vrij staat een verzoek in te dienen om terug te komen op een rechtens onaantastbare beschikking, zoals hij heeft gedaan op 2 augustus 2023. Dit wil echter niet zeggen dat hij er op mag rekenen dat zijn verzoek(en) om vergunning nogmaals inhoudelijk worden behandeld als ware het een eerste aanvraag. Bij een verzoek om terug te komen op een rechtens onaantastbare beschikking, zoals in dit geval de beschikking van 20 maart 2023 gelezen in samenhang met de beslissing van 10 juli 2023, doet zich namelijk de vraag voor of er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Indien die er niet zijn, dan mag het bestuursorgaan volstaan met een afwijzing van het verzoek onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking.
Ook staat het appellant vrij om een nieuw verzoek tot het krijgen van een of meer vergunningen bij verweerder in te dienen. Dat is echter alleen zinvol als appellant kan aantonen aan de daarvoor gestelde eisen te voldoen.
4. Onderhavig beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 mei 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.