ECLI:NL:OGEAA:2025:139

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
AUA202402692
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening in het kader van een liefdesrelatie met betwisting van de aard van de betalingen

In deze zaak vordert eiser, wonende te Aruba, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 20.225,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 juli 2024. Eiser stelt dat hij dit bedrag aan gedaagde heeft geleend, terwijl gedaagde dit betwist en aanvoert dat de betalingen als giften zijn gedaan in het kader van hun liefdesrelatie. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 26 juli 2024, gevolgd door een aantal schriftelijke stukken en een comparitie van partijen op 8 mei 2025. Eiser was aanwezig met zijn advocaat, terwijl gedaagde niet verscheen. Eiser heeft zijn standpunt toegelicht en bewijsstukken overgelegd, waaronder WhatsApp-berichten, waaruit blijkt dat gedaagde heeft ingestemd met de lening en toezeggingen heeft gedaan om het bedrag terug te betalen. Gedaagde heeft haar verweer niet onderbouwd met concrete feiten, waardoor het Gerecht oordeelt dat de vordering van eiser toewijsbaar is. Het Gerecht heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025 door rechter T.A.M. Tijhuis.

Uitspraak

Vonnis van 21 mei 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202402692
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 26 juli 2024;
- het in de Spaanse taal opgestelde antwoord van 16 oktober 2024;
- de rolbeschikking van 13 november 2024;
- het antwoord, met producties, van 29 januari 2025;
- het vonnis van 19 februari 2025 waarbij een comparitie van partijen is bepaald.
1.2
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 8 mei 2025. [Eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. [Gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. [Eiser] heeft zijn standpunt nader toegelicht en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1 [
Eiser] vordert veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] om aan hem te betalen het bedrag van Afl. 20.225,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
2.2
Aan zijn vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat hij voornoemd bedrag aan [gedaagde] heeft geleend, dat zij dit, ondanks toezeggingen daartoe, tot op heden niet heeft terugbetaald en dat zij daartoe wel is gehouden.
2.3
Als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat [gedaagde] in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 12 december 2023 door middel van een 13 afzonderlijke betalingen een bedrag van in totaal Afl. 20.225,- van [eiser] heeft ontvangen. [Eiser] stelt dat hij dit geld aan [gedaagde] heeft geleend. [Gedaagde] heeft dit weersproken. Volgens haar hadden zij en [eiser] een liefdesrelatie en heeft [eiser] de gelden in dat kader aan haar heeft gegeven. [Eiser] heeft hiertegen vervolgens aangevoerd dat partijen weliswaar kortstondig een relatie hadden en dat hij [gedaagde] giften heeft gedaan, maar dat hij voor wat betreft deze onderhavige betalingen steeds uitdrukkelijk heeft gezegd dat het een lening betrof. [Gedaagde] heeft daarmee, zo stelt [eiser], steeds ingestemd en (onder meer ten overstaan van de door [eiser] ingeschakelde deurwaarder) toegezegd het geld terug te betalen (en daartoe ook een betalingsvoorstel van Afl. 400 per maand gedaan). Aangezien [gedaagde] niet ter comparitie is verschenen, heeft zij dit betoog van [eiser] niet weersproken. Gelet hierop en nu het betoog van [eiser] steun vindt in de door hem overgelegde stukken (waaronder de WhatsAppberichten tussen partijen) en [gedaagde] haar verweer dat het een schenking betrof op geen enkele wijze, met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden heeft onderbouwd, treft haar verweer geen doel en is voor bewijslevering geen plaats. Het voorgaande brengt mee dat als onvoldoende weersproken vast staat dat [eiser] een bedrag van in totaal Afl. 20.225,- aan [gedaagde] heeft geleend en dat zij is gehouden dit terug te betalen.
2.4
Voor het oordeel dat [gedaagde], zoals zij verder nog heeft betoogd en [eiser] heeft bestreden, de verschuldigdheid van de gelden aan [eiser] heeft erkend omdat zij door [eiser] werd bedreigd, zijn geen concrete aanknopingspunten gebleken. Ook heeft [gedaagde] geen feiten en/of omstandigheden aangedragen die het oordeel kunnen dragen dat zij zich door toedoen van [eiser] anderszins gedwongen heeft gevoeld om de schuld te erkennen.
2.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is niet weersproken en zal worden toegewezen zoals verzocht.
2.6 [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Afl. 215,- aan explootkosten, Afl. 750,- aan griffierecht en Afl. 2.000,- aan salaris gemachtigde.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van Afl. 20.225,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 tot de dag van de volledige betaling;
3.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding en aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Afl. 215,- aan explootkosten, Afl. 750,- aan griffierecht en Afl. 2.000,- aan salaris gemachtigde;
3.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.