ECLI:NL:OGEAA:2025:141

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
AUA202102715
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en verplichtingen van de deelgenoten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 21 mei 2025 een vonnis gewezen met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.G. Kock, hebben een vordering ingediend tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die werden bijgestaan door hun advocaat mr. N.S. Gravenstijn. De zaak betreft de verdeling van een onroerende zaak en de verplichtingen die voortvloeien uit de nalatenschap. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de onroerende zaak, met een waarde van Afl. 242.600,-, wordt toebedeeld aan de eisers, die verplicht zijn om aan de gedaagden een bedrag van Afl. 60.650,- te betalen. Dit bedrag is gebaseerd op de waarde van hun aandeel in de nalatenschap. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de eisers [gedaagde 2] in haar woning moeten laten verblijven zolang haar gezondheid dat toelaat. Daarnaast is er een verplichting voor de eisers om aan [gedaagde 1] te betalen, waarbij verrekening mogelijk is met een rekening en verantwoording die [gedaagde 1] moet afleggen. Het vonnis bevat ook bepalingen over de proceskosten, die worden gecompenseerd, en de mogelijkheid voor partijen om aanvullende informatie te verstrekken in een rolzitting. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 21 mei 2025
Behorend bij A.R. AUA202102715 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.1[Eiser 1],hierna te noemen: [eiser 1],2[Eiser 2],hierna te noemen: [eiser 2],eisers,gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,

tegen:

1.[Gedaagde 1],

hierna te noemen: [gedaagde 1],

2. [Gedaagde 2],

hierna te noemen: [gedaagde 2],
gedaagden,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
1.
HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Voor het procesverloop tot 3 juli 2024 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die
datum. Daarna zijn volgende stukken ingediend en aan het dossier toegevoegd:
  • het taxatierapport van de deskundige van 3 september 2024;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser 1] en [eiser 2];
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2];
  • de antwoordakte van [eiser 1] en [eiser 2].

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Vanwege wisselingen in het rechtersbestand, deels bestaande uit plaatsvervangende leden van het Hof, wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter dan degene voor wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden en degene die het laatste tussenvonnis heeft gewezen.
2.2
Het Gerecht heeft in het tussenvonnis van 3 juli 2024 ter bepaling van de vrije-marktwaarde van de onroerende zaak aan de [adres] in Aruba ing. [betrokkene 1] benoemd. Deze deskundige heeft die marktwaarde bepaald op Afl. 242.600,-. Alle partijen kunnen zich hierin vinden. Het Gerecht maakt de deugdelijk gemotiveerde conclusie van de deskundige tot zijn oordeel en gaat bij de verdere beoordeling van deze waarde uit.
2.3
Partijen zijn het er uiteindelijk over eens dat de onroerende zaak wordt toebedeeld aan [eiser 1] en [eiser 2] (ten aanzien van [gedaagde 2] onder de bij 2.5 te bespreken beperking van hun beschikkingsbevoegdheid), waarbij [eiser 1] en [eiser 2] verplicht zijn aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] (ten aanzien van [gedaagde 1] onder de bij 2.6 te bespreken, mogelijke beperking van die verplichting) de waarde van hun aandeel te betalen. Aldus is ook reeds geoordeeld in het vonnis van 30 november 2022. Het Gerecht zal dit thans beslissen.
2.4
Aan elk van partijen, die in gelijke omvang de enige deelgenoten zijn in de gemeenschap die wordt gevormd door de nalatenschap van hun (groot)ouders, komt één vierde deel van de genoemde waarde van Afl. 242.600,- toe, dus Afl. 60.650,-. Door de toedeling krijgen [eiser 1] en [eiser 2] elk de beschikking over (een aandeel in de onroerende zaak ter waarde van) dit bedrag.
2.5 [
Eiser 1] en [eiser 2] dienen Afl. 60.650,- te betalen aan [gedaagde 2]. Hun stelling dat zij daartoe niet gehouden zijn (omdat het aandeel van [gedaagde 2] moet worden verrekend met de waarde van haar bewoning van de woning gedurende vele jaren) is in het vonnis van 30 november 2022 reeds verworpen. Het Gerecht blijft daarbij. [Eiser 1] en [eiser 2] hebben zich bereid verklaard om, overeenkomstig de wens van de overledenen, de thans ruim tachtigjarige [gedaagde 2] zo lang haar gezondheid dit toelaat om niet (d.w.z. zonder tegenprestatie) in het huis te laten blijven waar zij al zo lang woont. Dit zal het Gerecht als verplichting van [eiser 1] en [eiser 2] in de beslissing opnemen.
2.6 [
Eiser 1] en [eiser 2] dienen ook Afl. 60.650,- te betalen aan [gedaagde 1] maar zij kunnen dit mogelijk doen door verrekening (dat is een wijze van betaling) met het saldo van de rekening en verantwoording (verder: r&v) die [gedaagde 1] volgens het vonnis van 30 november 2022 moet afleggen over zijn beheer van het appartement. Het vonnis bevat hier overigens een ‘verrassingsbeslissing’ omdat [eiser 1] en [eiser 2] het afleggen van r&v niet hadden gevorderd. Het valt [gedaagde 1] daarom niet a priori kwalijk te nemen dat hij het heeft nagelaten. Bij akte van 1 maart 2023 heeft [gedaagde 1] gesteld dat hij door het tijdverloop van 36 jaar niet in staat is tot het afleggen van r&v en dat dit in redelijkheid ook niet van hem kan worden gevergd, zodat het ontbreken ervan voor rekening en risico komt van [eiser 1] en [eiser 2] die zo lang met het vorderen van de verdeling hebben gewacht. Aldus is het ook samengevat in het tussenvonnis van
29 november 2023 maar daar is toen geen oordeel aan verbonden. Het Gerecht oordeelt thans dat het tijdverloop op zich - en meer is er niet - [gedaagde 1] niet uit zijn verplichting tot het afleggen van r&v heeft ontslagen en ook niet tot gevolg heeft dat dit nu in het geheel niet meer van hem kan worden gevergd. Het heeft wel tot gevolg dat aan de specificatie van de r&v geen hoge eisen kunnen worden gesteld en dat ten dele kan worden volstaan met schattingen en verklaringen uit eigen herinnering of van derden. Aan het oordeel in het vonnis van 30 november 2022 voegt het Gerecht toe dat [gedaagde 1] aan de lastenkant van de r&v (aan de batenkant staan de huuropbrengsten) behalve de in dat vonnis genoemde kosten van onderhoud en beheer ook de kosten van de bouw van het appartement kan opnemen. Zonder die investering, die [gedaagde 1] onweersproken heeft gedaan en die hij in de conclusie van antwoord in grote lijnen heeft beschreven, waren er immers geen baten geweest.
2.7
Het Gerecht heeft onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen op welk saldo de r&v zal uitkomen, zelfs niet door schatting. Mogelijk komen partijen hier alsnog samen uit, dat kunnen zij dan bij akte op de hierna te noemen rolzitting laten weten. Mogelijk kan een nieuwe comparitie van partijen een laatste zetje geven om tot overeenstemming te geraken of kan op zo’n comparitie de informatie worden gegeven die het Gerecht nodig heeft. Als partijen dat willen, kunnen zij om een comparitie vragen. Mogelijk kan [gedaagde 1] alsnog, hoe summier ook, nadere informatie of bewijsstukken of verklaringen in het geding brengen, zulks eveneens bij akte op de hierna te noemen rolzitting.
2.8
Hoe dan ook: de verdeling waarop partijen al zo lang wachten, hoeft niet te wachten op het antwoord op de vraag in hoeverre aan de betalingsverplichting van [eiser 1] en [eiser 2] ten aanzien van [gedaagde 1] reeds door verrekening is voldaan. Op grond van de voorgaande en de in de tussenvonnissen gegeven overwegingen beslist het Gerecht zoals hierna onder 3.1 verwoord over de verdeling en de nevenvordering om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen daaraan mee te werken. De andere vorderingen behoeven geen beoordeling meer.
2.9
Gelet op de familierelatie van partijen en het feit dat met deze beslissing geen van hen kan worden beschouwd als in het ongelijk gesteld, zal het Gerecht de tot de uitspraak van dit vonnis gemaakte proceskosten geheel compenseren, aldus dat elk de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
3.1
stelt de verdeling van de nalatenschap van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] vast, aldus dat aan [eiser 1] en [eiser 2], elk voor de onverdeelde helft, wordt toebedeeld de onroerende zaak plaatselijk bekend als [adres] in Aruba, en legt aan [eiser 1] en [eiser 2] de verplichtingen op om: - [Gedaagde 2] om niet in het ongestoord genot te laten van de woning die deel uitmaakt van de onroerende zaak, zo lang haar gezondheidstoestand die bewoning toelaat; - aan [gedaagde 2] Afl. 60.650,- te betalen zodra de voornoemde toebedeling goederenrechtelijk is geëffectueerd; - aan [gedaagde 1], zodra is geoordeeld dan wel partijen het erover eens zijn geworden welk bedrag daarop in mindering strekt door verrekening met enig positief saldo van de door [gedaagde 1] af te leggen rekening en verantwoording, maar niet eerder dan nadat voornoemde toebedeling goederenrechtelijk is geëffectueerd, het na aftrek van dat saldo resterende gedeelte van Afl. 60.650,- te betalen;
3.2
bepaalt dat, in het geval dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weigeren toe te stemmen in of mee te werken aan de goederenrechtelijke effectuering van deze verdeling en toedeling, dit vonnis die toestemming en medewerking zal vervangen;
3.3
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
compenseert de proceskosten tot de datum van dit uitspraak van dit vonnis;
3.5
verwijst de zaak naar de rolzitting woensdag 18 juni 2022 voor uitlating door in elk geval door [gedaagde 1] over de onderwerpen hierboven onder 2.7 gegeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.