ECLI:NL:OGEAA:2025:150

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
AUA202403494
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet handelen van de Minister van Algemene Zaken inzake openbaarmaking van vergunningen en correspondentie

In deze uitspraak van 14 mei 2025 beoordeelt het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het niet handelen van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van documenten door RAYGAR PROPERTIES. Het verzoek, ingediend op 6 maart 2024, betreft vergunningen en correspondentie met betrekking tot het Embassy Suites Hotel Aruba. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek en heeft op 9 oktober 2024 beroep ingesteld bij het gerecht. De verweerder heeft op 9 januari 2025 een verweerschrift ingediend, waarin hij stelt dat openbaarmaking niet mogelijk is vanwege een lopend intern en strafrechtelijk onderzoek naar de voormalig waarnemend directeur van de Dienst Infrastructuur en Planning. Het Gerecht oordeelt dat de verweerder geen reële beslissing heeft genomen op het bezwaar van appellante, wat in strijd is met de verplichting om een gemotiveerde beschikking te geven. Het Gerecht stelt vast dat het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld moet worden met een afwijzende beslissing, die niet gemotiveerd is en daarom niet in stand kan blijven. Het Gerecht draagt de Minister op om binnen drie maanden na deze uitspraak alsnog een reële beslissing te nemen op het bezwaarschrift van appellante, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt het griffierecht van Afl. 25,- aan appellante teruggegeven. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie binnen zes weken.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2025
Lar nr. AUA202403494

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de naamloze vennootschap
RAYGAR PROPERTIES,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigden: mrs. A.A. Ruiz en B.F.H. Croes,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. M. Bemer en P. Bruns.

INLEIDING

1. In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het (niet) handelen van de verweerder naar aanleiding van het op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) gedane verzoek van appellante van 6 maart 2024. Het verzoek strekt kort gezegd tot openbaarmaking van vergunningen en correspondentie die betrekking hebben op het mogen plaatsen door Embassy Suites Hotel Aruba van faciliteiten op het strand.
1.1
Appellante heeft bij bezwaarschrift van 22 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek.
1.2
Appellante heeft tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar op
9 oktober 2024 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.3
Verweerder heeft op 9 januari 2025 een verweerschrift ingediend.
1.4
Het gerecht heeft de zaak samen met het beroep met nummer AUA202402898 behandeld ter zitting van 12 maart 2025. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [directeur] en haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

BEOORDELING DOOR HET GERECHT

2. Het gerecht beoordeelt of het met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op het bezwaar van appellante in stand kan blijven. Hij doet dit aan de hand van de gronden van appellante.
3. Het gerecht is van oordeel dat het beroep van appellante gegrond is. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
3.1
Het Gerecht stelt vast dat verweerder geen reële beslissing op het bezwaar heeft genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht.
3.2
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat aan het verzoek geen gehoor kan worden gegeven. Er loopt namelijk een intern en strafrechtelijk onderzoek naar de voormalig waarnemend directeur van de Dienst Infrastructuur en Planning (DIP). De documenten waar appellante om heeft verzocht, maken deel uit van dit onderzoek. Openbaarmaking van deze documenten is niet aan de orde volgens verweerder, nu het belang daarvan niet opweegt tegen de opsporing en vervolging van strafbare feiten als bedoeld in artikel 8, tweede lid en onder b, van de Lob.
3.3
Het Gerecht volgt verweerder hierin niet. Verweerder is en blijft gehouden om met een reële beschikking te beslissen op het bezwaar van appellante. Daarin kan de minister het in het verweerschrift verwoorde standpunt neerleggen. Daarbij merkt het gerecht wel op dat de minister eerst in kaart dient te brengen welke stukken precies worden gevraagd met het Lob-verzoek en dat de minister per stuk moet motiveren of dat stuk openbaar gemaakt kan worden of niet. Daarbij kan het standpunt zoals ingenomen in het verweerschrift kan mogelijk gelden voor sommige correspondentie, maar bijvoorbeeld voor een reeds aan Embassy Suites verstrekte precariovergunning is dat standpunt moeilijk te volgen. Embassy Suites kent die vergunning immers al en de voormalig waarnemend directeur van de DIP zal van die vergunningverlening weten als zij daarbij betrokken is geweest. De verzochte stukken die wel openbaar gemaakt kunnen worden, moet de minister verstrekken. De verzochte stukken die naar mening van de minister niet openbaar gemaakt kunnen worden, hoeft de minister niet te verstrekken. Tegen de reële beschikking op bezwaar kan appellante, voor zover niet of niet volledig aan haar verzoek tegemoet wordt gekomen, beroep instellen bij de bestuursrechter. De minister zal dan met een verzoek om geheimhouding aan het Gerecht alle stukken moeten overleggen, zodat het Gerecht vervolgens kan beoordelen of de minister zich al dan niet terecht op het standpunt stelt dat sommige stukken geheim moeten blijven. Het Gerecht wijst in dit verband nog op de voorlichting die het Hof heeft gegeven in zijn uitspraken van 29 mei 2024 (ECLI:NL:OGHACMB:2024:61) en van 13 november 2024
3.4
Er is dus nog geen reële beschikking. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
3.5
Het gerecht ziet geen mogelijkheden om anders te beslissen dan verweerder op te dragen alsnog een reële beslissing op het bezwaarschrift te nemen. Het gerecht heeft immers anders dan waarover hiervoor al is overwogen dat dat onvoldoende is geen informatie gekregen van de minister om de zaak inhoudelijk te beoordelen.
3.6
Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak alsnog een reële beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigthet met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op het bezwaar;
-
draagtde minister
opin een reële beslissing op het bezwaar van appellante te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak;
-
gelastde teruggave van het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.

BIJLAGE: artikel 8, 9 en 10 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur

Artikel 8
1. Het verstrekken van informatie blijft achterwege, voor zover dit:
de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
. de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
. informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
2. Het verstrekken van informatie blijft voorts achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
a. de economische of financiële belangen van het Land;
b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
d. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
e. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
f. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden.
Artikel 9
1. Het verstrekken van informatie over gegevens uit documenten, opgesteld ten behoeve van een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid, blijft achterwege voor zover die gegevens nog in bewerking zijn of voor zover die gegevens betrekking hebben op opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Over de in de desbetreffende documenten vervatte feitelijke gegevens en de daaruit afgeleide prognoses en beleidsalternatieven wordt, behoudens artikel 8, wel informatie verstrekt.
2. Onder een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van het eerste lid wordt verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de Minister, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.
Artikel 10
In afwijking van de artikelen 8 en 9, eerste lid, blijft het verstrekken van informatie uit documenten, ouder dan dertig jaren, slechts achterwege, indien sprake is van een omstandigheid als genoemd in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c of tweede lid, aanhef en onderdeel d of f.