ECLI:NL:OGEAA:2025:151
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing uitzettingsbevel van Venezolaanse verzoekster in Aruba
In deze uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 april 2025, wordt het verzoek van een Venezolaanse verzoekster beoordeeld die tegen een uitzettingsbevel van de Minister van Justitie en Sociale Zaken in beroep is gegaan. De verzoekster, die op 12 februari 2025 als toerist Aruba binnenkwam, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister om haar uit te zetten, welke was gebaseerd op het feit dat zij na 20 februari 2025 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef. De minister had haar uitzetting bevolen op 4 maart 2025, met een periode van niet toelating van achttien maanden. De verzoekster vroeg het gerecht om het uitzettingsbevel te schorsen, zodat zij de bezwaarprocedure in vrijheid kon afwachten.
Tijdens de zitting op 2 april 2025 was de verzoekster niet verschenen, maar de minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Het gerecht oordeelde dat de minister onjuiste gronden had aangevoerd voor de uitzetting, aangezien de verzoekster, ondanks dat zij op haar ED-kaart een verblijfsduur van 7 dagen had aangegeven, recht had op een verblijfsduur van 30 dagen op basis van haar visum. Het gerecht concludeerde dat er geen sprake was van illegaal verblijf en dat het uitzettingsbevel niet in stand kon blijven. Het verzoek om schorsing van het uitzettingsbevel werd toegewezen, en het gerecht gelastte de teruggave van het door verzoekster betaalde griffierecht.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om de gronden voor uitzetting zorgvuldig te onderbouwen en dat de rechten van verzoeksters in het kader van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (Ltu) en het Toelatingsbesluit 2009 (Tb) gerespecteerd moeten worden. De beslissing van het gerecht is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.