ECLI:NL:OGEAA:2025:159

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
AUA202301263 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door pensioenfonds na executie van onroerende zaak

In deze zaak vorderde het pensioenfonds, vertegenwoordigd door de stichting PENSION FUND TOURISM ARUBA FOUNDATION (PFTSA), betaling van een restantbedrag van Afl. 21.490,34 na de executie van een onroerende zaak. De vordering was gebaseerd op een leningsovereenkomst van Afl. 243.000, waarbij de gedaagde een hypotheek had verstrekt op een erfpachtgrond met een woning in aanbouw. Het pensioenfonds had echter zonder toestemming van de gedaagde een rekening van een aannemer van Afl. 144.000 betaald, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze betaling. Het Gerecht oordeelde dat het pensioenfonds tekortgeschoten was in zijn verplichtingen jegens de gedaagde door deze betaling zonder grondslag in de leningsovereenkomst. De vordering van het pensioenfonds werd afgewezen, en het pensioenfonds werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak vond plaats op 28 mei 2025.

Uitspraak

Vonnis van 28 mei 2025
Behorend bij A.R. AUA202301263
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting PENSION FUND TOURISM ARUBA FOUNDATION (PFTSA),
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna te noemen: het pensioenfonds,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
[Gedaagde],
wonend in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: de advocaten mr. E.M.J. Cafarzuza en mr. D.G. Illes
1.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, ingediend op 6 april 2023, met producties 1 t/m 14;
- de incidentele conclusie tot voeging van deze zaak met een andere zaak van [gedaagde ];
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis van 10 januari 2024, waarin de vordering tot voeging is afgewezen;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, met producties 1 t/m 4;
- de conclusie van repliek, met producties (door het Gerecht doorgenummerd) 15 t/m 19;
- de akte houdende wijziging van eis;
- de antwoordakte op de eiswijziging;
- de conclusie van dupliek, met productie (door het Gerecht doorgenummerd) 5.

2 HET GESCHIL

2.1
Het pensioenfonds vordert, na wijziging van eis, de veroordeling van [gedaagde] om:
(I) Afl 21.490,34 te betalen;
(II) vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 30 september 2021 en de wettelijke rente daarover tot de algehele voldoening; en
(III) vermeerderd met alle kosten en uitgaven ontstaan uit of verband houdende met inning van het verschuldigde door het pensioenfonds inclusief maar niet beperkt tot juridische kosten die kunnen oplopen tot 20% met betrekking tot het geleende in de leningsovereenkomst, de wettelijke rente daarover tot de algehele voldoening daarvan zoals contractueel overeengekomen in artikel 7 van de leenovereenkomst van 18 juni 2019 juncto artikel 4 bladzijde 2 van de akte van hypotheek ondertekend op 19 juni 2019 voor de cumulatieve rente;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
2.2
Het pensioenfonds legt aan de vordering, samengevat, het volgende ten grondslag. Het pensioenfonds heeft met [gedaagde] een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van Afl. 243.000, onder verstrekking door [gedaagde] van een hypotheek op het recht van erfpacht op een onroerende zaak te Caitiri met daarop een woning in aanbouw. Dit bedrag, vermeerderd met 5,95% rente, moest [gedaagde] terugbetalen in (annuïtair berekende) gelijke maandelijkse termijnen van Afl. 1.860,23. [Gedaagde] is deze betalingsverplichting vanaf een zeker moment niet meer nagekomen. Daarop heeft het pensioenfonds de onroerende zaak executoriaal doen verkopen op een veiling, met een opbrengst van Afl. 224.000. Op de restant-schuld, waaraan ondertussen vertragingsrente, verzekeringspremies, incassokosten en dergelijke waren toegevoegd, is deze opbrengst in mindering gebracht. Daarna resteerde de onder 2.1 (I) genoemde vordering. Het pensioenfonds heeft recht op betaling daarvan, en krachtens de overeenkomst ook recht op betaling van de verdere renten en kosten, onder 2.1 (II) en (III) genoemd. Ondanks sommatie betaalt [gedaagde] niet.
2.3 [
Gedaagde] voert als verweer, samengevat, dat het pensioenfonds ten laste van haar lening rekeningen van derden heeft betaald, te beginnen met de rekening van de niet bij de bouw van de woning betrokken aannemer Innova van Afl. 144.016,80. Het recht om zonder haar instemming rekeningen van derden te betalen had het pensioenfonds niet, aldus [gedaagde]. Door deze tekortkoming van het pensioenfonds heeft [gedaagde] schade geleden (waarvan zij vergoeding vordert in een andere procedure tegen onder meer het pensioenfonds) en zijn de aan de restant-schuld toegevoegde kosten ontstaan. Die kosten is [gedaagde] daarom niet verschuldigd.

3.DE FEITEN

3.1
In de overeenkomst van geldlening onder hypothecair verband tussen partijen van 18 juni 2019 (verder: de overeenkomst) staat onder meer:

Taking into consideration that:
The Borrower applied with the Fund for a mortgage loan of AWG 243,000 (…) to be made available by the Fund to the Borrower for no other purpose than to refinance mortgage and pay off debts.
The Fund is willing to extend to the Borrower the Loan in the manner hereinafter provided for and on the terms and conditions as set forth below;
(…)
Article 1
The entire principal sum of up to AWG 243,000.00 (…), of the Loan shall be made available by the Fund to the Borrower by way of crediting Borrower’s current account.
At the same time Borrower’s shall be charged for all fees, charges and out of pocket expenses both inland and abroad incurred by the Fund, in the procuring and making of the Loan transaction herein contemplated and known at the date of signing the Loan. The Borrower unconditionally agrees to deduct the amount of incurred expenses immediately upon receipt of an invoice from the Fund, any additional expenses known thereafter including without limitation, fees and expenses relating to surveys, appraisals, mortgage recording and filing fees, title examination and insurance, mortgage tax, mortgage documentary, transfer or other similar taxes and revenue stamps.
Article 2
(…)
The loan will be disbursed according to construction progress.”
3.2
De onder 2.2 genoemde betaling van Afl. 144.016,80 aan aannemingsbedrijf
Innova is rechtstreeks door het pensioenfonds aan dat bedrijf gedaan, zonder toestemming van [gedaagde].

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit de overeenkomst, met name de bedingen hierboven onder 3.1 geciteerd, concludeert het Gerecht dat het pensioenfonds krachtens de overeenkomst (gedeelten van) het bedrag van de lening slechts aan [gedaagde] kon uitbetalen hetzij (1) door betaling op haar eigen bankrekening (“
current account”), hetzij (2) door voldoening van op de datum van het sluiten van de overeenkomst bestaande schulden van [gedaagde] aan derden (“
pay off debts”), hetzij (3) door de voldoening van rekeningen van derden samenhangend met het sluiten van de lening en de vestiging van de hypotheek (“
in the procuring and making of the Loan transaction”), hetzij (4) door voldoening van door het pensioenfonds noodzakelijk te maken kosten (“
incurred expenses”), waarvoor een rekening van het pensioenfonds aan [gedaagde] (“
upon receipt of an invoice from the Fund”)vereist was.
4.2
Betaling op de wijzen hierboven aangeduid als (2) en (3) heeft blijkens de door het pensioenfonds als productie 6 overgelegde en in zoverre niet betwiste
breakdownals eerste plaatsgevonden: aan de notaris is (kennelijk voor de hypotheekakte) Afl. 5.400,03 betaald, aan verzekeringspremie (kennelijk voor het huis in aanbouw) Afl. 2.241,58 en aan Island Finance, Total Finance en Aruba Bank (kennelijk bestaande schuldeisers van [gedaagde]) Afl. 15.806,27, Afl. 7.186,86 resp. Afl. 18.010,36. In totaal Afl. 48.825,10.
4.3
Daarna vermeldt de
breakdowneen betaling van Afl. 144.016,80 aan Innova (gevolgd door *1 maar zonder voetnoot of bijlage waarnaar dit verwijst). Zoals volgt uit het hiervoor onder 4.1 gegeven oordeel, is directe voldoening van de rekening van een aannemer niet één van de wijzen waarop het pensioenfonds volgens de overeenkomst (een gedeelte van) de lening aan [gedaagde] kon uitbetalen. De rekening van een aannemer valt niet onder (4)
incurred expensesen bovendien is niet gebleken dat het pensioenfonds voor de kosten van de aannemer een rekening aan [gedaagde] heeft gestuurd. Door de factuur rechtstreeks aan Innova te betalen, is het pensioenfonds toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis jegens [gedaagde]. Met toestemming van [gedaagde] was het pensioenfonds wellicht wél gerechtigd om een gedeelte van het bedrag van de lening op deze manier aan [gedaagde] uit te betalen. Haar toestemming voor deze betaling aan Innova heeft het pensioenfonds echter niet voldoende gemotiveerd gesteld en aangeboden te bewijzen, terwijl [gedaagde] het geven daarvan stellig heeft ontkend. Sterker nog: [gedaagde] heeft gemotiveerd gesteld dat Innova niet eens als aannemer betrokken was bij de bouw van het huis op het perceel waarop de hypotheek is gevestigd. Het pensioenfonds heeft, in dit verband, evenmin voldoende gemotiveerd gesteld dat bouwwerkzaamheden van Innova hebben geleid tot waardevermeerdering van de verhypothekeerde zaak. Daarom kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] door het werk van Innova is verrijkt, op welke grond zij misschien zou moeten aanvaarden dat het pensioenfonds het bedrag van de rekening van Innova bij haar schuld heeft opgeteld.
4.4 [
Gedaagde] heeft dus op goede gronden betwist dat zij ter zake van geldlening aan het pensioenfonds het genoemde bedrag van Afl. 144.016,80 verschuldigd is geworden. De verdere kosten in de
breakdownwaarvan [gedaagde] betwist dat ze aan de lening mochten worden toegerekend, kunnen onbesproken blijven. Zonder meerekenen van de betaling aan Innova bedroeg de schuld 48.825,10 (zie 4.2). Het is niet gebleken dat [gedaagde] met betaling van dat bedrag in verzuim was, zodat niet vaststaat dat het pensioenfonds mocht overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. Dan komen de kosten die het pensioenfonds in dat verband heeft gemaakt niet voor rekening van [gedaagde]. Althans: als het pensioenfonds op basis van de schuld van [gedaagde] exclusief de rekening van Innova al rechtsgeldig kon overgaan tot veiling van de onroerende zaak, dan zou de opbrengst de restant-schuld hebben overschreden en zou het pensioenfonds nu geen vordering meer hebben gehad.
4.5
Het lijkt er overigens op dat het pensioenfonds bepaalde kosten tweemaal aan [gedaagde] in rekening brengt. De
breakdownnoemt bijvoorbeeld
additional feesvan
Afl. 13.764,55 terwijl die ook kunnen vallen onder vordering II en/of III.
4.6
Op de hiervoor gegeven gronden wijst het Gerecht de vorderingen af. Het pensioenfonds wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] in de hoofdzaak, begroot op (2 x tarief 4 à Afl. 1.000 =)
Afl. 2.000. In het incident is geen van beide partijen achteraf bezien te beschouwen als in het ongelijk gesteld, reden waarom de proceskosten geheel worden gecompenseerd aldus dat elk de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt het pensioenfonds om aan [gedaagde] haar proceskosten in de hoofdzaak te betalen, begroot op Afl. 3.000;
5.3
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de proceskosten in het incident.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.