ECLI:NL:OGEAA:2025:162

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
AUA2025 1321 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opschorting van executie van een bevelschrift met betrekking tot de netto-opbrengst van een executoriale verkoop

In deze zaak heeft de Centrale Bank van Aruba een kort geding aangespannen met als doel de opschorting van de executie van een bevelschrift dat op 13 maart 2025 door het Gerecht is uitgevaardigd. Dit bevelschrift behelst de uitbetaling van de netto-opbrengst van de executoriale verkoop van een perceel domeingrond aan verschillende partijen, waaronder de Belastingdienst en twee gedaagden. De Centrale Bank stelt dat het bevelschrift berust op een kennelijke feitelijke of juridische misslag, omdat er mogelijk ook aanspraken zijn van een derde partij, Prestige Limited, die naar het recht van de Britse Maagdeneilanden opereert. De Centrale Bank vreest aansprakelijk te worden gesteld door Het Land Aruba indien het bevelschrift wordt uitgevoerd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2025 zijn alle betrokken partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. De Centrale Bank heeft betoogd dat de rechter niet heeft vastgesteld dat de rechten van Prestige zijn verjaard of verwerkt, en dat uitvoering van het bevelschrift tot onterecht uitbetalen van gelden kan leiden. De gedaagden hebben de vorderingen van de Centrale Bank betwist en gesteld dat deze geen recht of spoedeisend belang heeft bij opschorting van de executie. De notaris heeft aangegeven dat zij haar verplichtingen is nagekomen door het saldo in de consignatiekas te storten.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bevelschrift geen misslag bevat en dat de Centrale Bank niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is voor opschorting van de executie. De vordering van de Centrale Bank is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.P. van Unen op 28 mei 2025.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 28 mei 2025
Behorend bij AUA202501321 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon CENTRALE BANK VAN ARUBA,
te Aruba,
EISERES,
hierna te noemen: Centrale Bank,
gemachtigde: advocaat mr. A.A.D.A. Carlo,
tegen:

1.[Gedaagde 1],te Aruba,hierna te noemen: [gedaagde 1],gemachtigde: advocaat mr. N.S. Gravenstijn,

2. [Gedaagde 2],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
gemachtigde: advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
3.mr. [Notaris] in haar hoedanigheid van notaris,
te Aruba,
hierna te noemen: de notaris,
gemachtigde: haar medewerker mr. B.A.N. Weijers,

4. LAND ARUBA,

te Aruba,
hierna te noemen: Het Land,
gemachtigde: mr. Carster (DWJZ)
GEDAAGDEN.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 6 mei 2025 met vier producties;
- de vooruitgezonden productie van de Centrale Bank;
- de voorafgaand aan de zitting overgelegde producties 1, 2 en 3 van [gedaagde 1];
- de mondelinge behandeling op 23 mei 2025.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 23 mei 2025 zijn alle partijen verschenen: Namens de Centrale Bank mevrouw [betrokkene] met de gemachtigde, [gedaagde 1] bij haar gemachtigde, [gedaagde 2] met zijn gemachtigde, namens de notaris haar gemachtigde en namens Het Land zijn gemachtigde. Partijen hebben tijdens de zitting het woord gevoerd (de Centrale Bank, [gedaagde 1] en de notaris mede aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen) en hebben gereageerd op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
De Centrale Bank vordert de opschorting van de executie van een bevelschrift van het Gerecht van 13 maart 2025 (verder: het bevelschrift) waarin de notaris en/of de Centrale Bank is bevolen het restant van de netto-opbrengst van de executoriale verkoop van het recht van erfpacht op een perceel domeingrond, kadastraal bekend als Tweede afdeling Sectie C, nummer [perceel nummer], plaatselijk bekend als [adres], aldus uit te betalen:
-Afl. 13.702,32 aan de Belastingdienst te Aruba;
-Afl. 223.475,18 aan [gedaagde 1], op een door haar gemachtigde aan te geven bankrekening;
-Afl. 293.753,44 aan [gedaagde 2], op een door zijn gemachtigde aan te geven bankrekening.
2.2
De Centrale Bank legt aan de vordering ten grondslag dat het bevelschrift op een kennelijke feitelijke of juridische misslag berust, daaruit bestaande dat de rechter er geen rekening mee heeft gehouden dat ook de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdeneilanden, Prestige Limited (verder: Prestige), mogelijk nog aanspraken heeft op de opbrengst van de executie. Betaling volgens het bevelschrift zou kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de Centrale Bank jegens Het Land op grond van artikel 9 van de Landsverordening consignatie van gelden, aldus de Centrale Bank.
2.3
Het Land refereert zich aan het oordeel van het Gerecht.
2.4 [
Gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de vorderingen gemotiveerd betwist. Zij stellen dat de Centrale Bank geen recht op noch (spoedeisend) belang heeft bij opschorting van de executie. Integendeel, de Centrale Bank is gehouden het bevel van de rechter na te leven, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
2.5
De notaris stelt dat zij onterecht althans om onbegrijpelijke redenen in de procedure is betrokken. Zij heeft aan haar verplichtingen voldaan door, bij onduidelijkheid over de rechten van Prestige, het saldo van de executie in de consignatiekas te storten.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het bevelschrift bevat geen misslag: geen feitelijke, noch een juridische. De Centrale Bank heeft ook niet duidelijk gemaakt waar die misslag uit zou bestaan. De Centrale Bank heeft gesteld dat de rechter heeft verzuimd om vast te stellen dat de rechten van Prestige zijn verjaard of verwerkt, maar dat hoefde de rechter niet vast te stellen. De rechter hoefde slechts te oordelen aan wie het restant van de opbrengst van de executie diende te worden betaald en heeft niet onjuist (impliciet) geoordeeld dat aan Prestige niets toekomt.
3.2
De vrees van de Centrale Bank dat hij of zijn directie op enig moment zou kunnen worden aangesproken door Het Land, dat op zijn beurt zou zijn aangesproken door Prestige, vormt geen (spoedeisend) belang dat opschorting van de executie rechtvaardigt. Te minder, nu de Centrale Bank geen oplossing heeft geboden voor de blokkering van de gelden in de consignatiekas zonder einddatum die het gevolg zou zijn van toewijzing van zijn vordering: een onaanvaardbaar nadeel voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Een oplossing zou gelegen kunnen zijn in een antwoord op de vraag wat het faillissement van Prestige gevolgd door doorhaling in het register en ontbinding betekent naar het recht van de Britse Maagdeneilanden, maar dat antwoord heeft geen van partijen gegeven. Bij het ontbreken van enige concrete aanwijzing dat (iemand namens) Prestige nog met succes aanspraak zou kunnen maken op een deel van de opbrengst van de executie, valt niet vol te houden dat de Centrale Bank een fout zou maken door het bevelschrift uit te voeren. En als dat in theorie al fout zou kunnen zijn, dan komt het de voorzieningenrechter uitermate onwaarschijnlijk voor dat Het Land ooit zal worden aangesproken door een in 2017 gefailleerde, in 2018 doorgehaalde en in 2023 ontbonden vennootschap op de Britse Maagdeneilanden, welke aanspraak Het Land dan ook zou doorschuiven naar (de directie van) de Centrale Bank.
3.3
Hoe dan ook, niets van wat de Centrale bank heeft aangevoerd vormt een belang dat opschorting van de executie rechtvaardigt, laat staan een spoedeisend belang.
3.4
Op de hiervoor gegeven gronden wijst het Gerecht de vordering af. De Centrale Bank wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die worden begroot als volgt:
- Salaris gemachtigde [gedaagde 1]: Afl. 1.000,-.
- Salaris gemachtigde [gedaagde 2]: Afl. 1.000,-.
- Verschotten notaris: Afl. 100,-.
3.5
Aan het Land worden geen kosten toegekend omdat het zich feitelijk heeft geschaard aan de zijde van de Centrale Bank en dus niet is te beschouwen als een partij die gelijk heeft gekregen.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
4.1
wijst de vorderingen van de Centrale Bank af;
4.2
veroordeelt de Centrale Bank in de proceskosten van gedaagden, tot de uitspraak van dit vonnis begroot als volgt:
- Salaris gemachtigde [gedaagde 1]: Afl. 1.000,-
- Salaris gemachtigde [gedaagde 2]: Afl. 1.000,-
- Verschotten notaris: Afl. 100,-
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.