ECLI:NL:OGEAA:2025:179

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AUA202403493
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en herstelwerkzaamheden tussen Acero Real Estate & Construction N.V. en gedaagden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Acero Real Estate & Construction N.V. (hierna: Acero) en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een appartement in Aruba, waarbij Acero vorderingen heeft ingesteld wegens huurachterstand en kosten voor herstelwerkzaamheden. De gedaagden hebben de huur niet tijdig betaald en zijn in gebreke gebleven bij het nakomen van een vaststellingsovereenkomst die zij met Acero hebben gesloten. De huurovereenkomst is per 1 februari 2024 geëindigd, maar de verplichtingen uit de overeenkomst blijven bestaan. Acero vordert een totaalbedrag van Afl. 19.031,75, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij [gedaagde 2] zich op betalingsonmacht beroept. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurachterstand en de bijkomende kosten. Het vonnis bevat een gedetailleerde beoordeling van de vorderingen en de verweren van de gedaagden. Uiteindelijk heeft het Gerecht de gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief rente en kosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 4 juni 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202403493
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ACERO REAL ESTATE & CONSTRUCTION N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: Acero,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A. Saade,
tegen:
1.
[Gedaagde 1],
te Aruba,
hierna: [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. C.S. Edwards,
2.
[Gedaagde 2],
te Aruba,
hierna: [gedaagde 2],
procederend in persoon.
1.
DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het op 9 oktober 2024 ter griffie ingediende verzoekschrift met producties;
 het antwoord van [gedaagde 2] en de door haar overgelegde producties;
 de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 9 januari 2025;
 het comparitievonnis van 29 januari 2025.
1.2 Bij voormeld vonnis is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 25 maart 2025. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht, Acero en [gedaagde 1] mede aan de hand van aan het Gerecht overgelegde pleitaantekeningen. Voorafgaand aan de comparitie zijn door Acero nog nadere producties in het geding gebracht.
1.3 Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Acero enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds zijn een huurovereenkomst aangegaan op grond waarvan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van Acero het appartement [appartement nummer] te [adres] in Aruba huurden tegen een huur van Afl. 1.300,- per maand.
2.2 [
[Gedaagde 1] heeft de woning begin 2022 verlaten.
2.3
Op 23 november 2023 hebben Acero en [gedaagde 2] een vaststellingsovereenkomst gesloten. [Gedaagde 2] heeft zich verbonden de per 1 november 2023 bestaande huurachterstand van Afl. 14.500,-, vermeerderd met boetes en kosten te betalen. Dit bedrag van in totaal Afl. 18.357,25, verminderd met een betaling door [gedaagde 2] van Afl. 5.000,- op 23 november 2023 en het dan resterende bedrag van Afl. 13.357,25 vermeerderd met rente van 7% per jaar, zou [gedaagde 2] door middel van maandelijkse termijnen van Afl. 600,- voldoen. Daarnaast zou de lopende huur van Afl. 1.300,- per maand worden voldaan.
2.4 [
[Gedaagde 2] is de vaststellingsovereenkomst niet nagekomen. Zij heeft eenmaal Afl. 400,- betaald.
2.5
De huurovereenkomst is per 1 februari 2024 geëindigd.

3.HET GESCHIL

3.1
Acero vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van Afl. 19.031,75, vermeerderd met de overeengekomen rente van 7% per jaar vanaf 1 oktober 2024. Tevens vordert zij dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld in de (na)kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering legt Acero ten grondslag dat na het aangaan van de vaststellingsovereenkomst slechts een betaling van Afl. 400,- is ontvangen, dat de huur over december 2023 niet is betaald en dat na oplevering van de woning bleek dat herstelwerkzaamheden moesten worden uitgevoerd.
3.3 [
Gedaagde 2] heeft verweer gevoerd en zich op betalingsonmacht beroepen.
3.4 [
Gedaagde 1] heeft eveneens verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Vast staat dat de huurovereenkomst door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tezamen als huurders is aangegaan. Zij zijn dan ook beiden gehouden aan de verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. Dat [gedaagde 1] begin 2022 uit de woning is vertrokken, doet daar niet aan af. Vast staat dat de huurovereenkomst niet door hem is opgezegd en ook overigens niet gebleken dat de huurovereenkomst met hem is geëindigd. Dat Acero met het voortzetten van de huurovereenkomst door alleen [gedaagde 2] heeft ingestemd is door haar betwist en door [gedaagde 1] op geen enkele wijze onderbouwd. Ook is niet (een begin van bewijs) gebleken dat Acero een nieuwe overeenkomst met alleen [gedaagde 2] is aangegaan. Dat Acero in het kader van het wijzigen van de huurovereenkomst naar slechts één huurder ([gedaagde 2]) om de loonstroken van [gedaagde 2] heeft gevraagd, heeft Acero gemotiveerd betwist (volgens Acero is dit gevraagd in verband met het af willen zien van een huurverhoging) en is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet onderbouwd. Indien en voor zover verder juist is dat [gedaagde 2] een bericht heeft gestuurd aan Acero dat [gedaagde 1] niet langer in de woning verblijft, is dat onvoldoende om als opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde 1] te kunnen gelden.
4.2
Dat de huurachterstand tot november 2023 Afl. 14.500,- bedroeg en dat ook de huur over december 2023 van Afl. 1.300,- niet is betaald, is niet, althans onvoldoende door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weersproken. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde 2] weliswaar gesteld dat zij in oktober 2023 ook Afl. 5.000,- heeft betaald, maar dat met die betaling geen rekening is gehouden is door Acero betwist en door [gedaagde 2] op geen enkele wijze, met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Daarenboven heeft [gedaagde 2] de juistheid van het ter zake van de huurachterstand gevorderde bedrag van Afl. 14.500,- ook in de vaststellingsovereenkomst erkend. Niet is in geschil dat op grond van de huurovereenkomst een boete (late fee) van 10% verschuldigd. Voor wat betreft de huur tot november 2023 bedraagt deze boete Afl. 1.450,- en voor wat betreft de huur over de maand december 2023 Afl. 130,-.
4.3 [
Gedaagde 2] heeft door middel van de vaststellingsovereenkomst erkend het bedrag van in totaal Afl. 18.357,25 te zijn verschuldigd. Dit bedrag ziet op de huurachterstand tot november 2023 van Afl. 14.500,-, de late rent penalty van 10% van Afl. 1.450,-, lawyer’s fee van Afl. 2.2327,25 en kosten van Afl. 80,-. Het door haar betaalde bedrag van Afl. 5.000,- strekt in de eerste plaats in mindering op de kosten en rente, zodat aan huurachterstand en boete nog een te betalen bedrag van Afl. 13.357,25 resteert. Dit bedrag, vermeerderd met de niet betaalde huur over december 2023 en de daarover verschuldigde boete, zijnde in totaal Afl. 14.787,25, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden aan Acero te betalen.
4.4
Voor wat betreft de voor Acero gevorderde kosten voor het reinigen van de airconditioning geldt dat niet, althans onvoldoende is weersproken dat het reinigen moest gebeuren en dat de kosten daarvan op grond van de huurovereenkomst voor rekening komen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Nu ook de hoogte van het bedrag niet, althans onvoldoende is weersproken, zijn zij gehouden het bedrag van Afl. 270,- te betalen.
4.5
Vast staat verder dat Acero een bedrag van Afl. 341,25 aan WEB heeft betaald, volgens Acero vanwege een openstaande rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] echter onderbouwd met stukken aangevoerd dat zij de betreffende rekening zelf al hadden voldaan, zodat voor betaling door Acero geen noodzaak bestond. Gelet op de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] getoonde stukken, kan worden vastgesteld dat dubbel is betaald. Nu noch uit de door beide partijen overgelegde en getoonde stukken, noch uit de stellingen van partijen met een voldoende mate van zekerheid volgt dat Acero als gevolg van het niet betalen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] was gehouden de rekening bij WEB te voldoen, is dit deel van de vordering van Acero niet toewijsbaar.
4.6
Met betrekking tot de gevorderde kosten voor herstelwerkzaamheden ten bedrage van Afl. 2.325,90 geldt als volgt. Als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat deze werkzaamheden zijn verricht en ook is de hoogte van de gestelde kosten niet weersproken. Dat het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden noodzakelijk was, is - in het licht van de door Acero overgelegde stukken, waaronder foto’s van het gehuurde - evenmin (voldoende) weersproken. [Gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn dan ook gehouden ook deze kosten te voldoen. Dat [gedaagde 1] niet meer in de woning woonde en niet bij de oplevering van de woning betrokken was, doet daar niet aan af. Op grond van de huurovereenkomst is immers ook [gedaagde 1] gehouden de woning bij het einde van de huurovereenkomst in goede staat op te leveren.
4.7
Voor wat betreft de gevorderde rente van 7% geldt verder dat slechts [gedaagde 2] zich tot betaling van die rente heeft verbonden. Voor het oordeel dat zij zich tevens heeft verbonden tot betaling van deze rente over de huurachterstand over december 2023 en de daarover verschuldigde boete en over de verschuldigde, hiervoor in 4.4 tot en met 4.6 bedoelde kosten, is onvoldoende gesteld. De rente zal wat haar betreft dan ook worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Nu verder geen grondslag is gesteld voor de verschuldigdheid van de gevorderde rente door [gedaagde 1], is dit deel van de vordering jegens hem niet toewijsbaar.
4.8
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt als volgt. Mede nu daartegen door haar geen verweer is gevoerd, staat vast dat voor wat betreft [gedaagde 2] buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die toewijzing van het gevorderde bedrag van Afl. 655,07 rechtvaardigen. Nu echter is weersproken en in het licht daarvan onvoldoende is gesteld of gebleken dat ook voor wat betreft [gedaagde 1] werkzaamheden zijn verricht die meer inhouden dan een enkele aanmaning of voorbereiding van deze zaak, zijn deze kosten voor wat betreft hem niet toewijsbaar. Tegen de gevorderde kosten ter zake van Censo en koerierskosten (verschotten) is geen verweer gevoerd. Deze kosten van in totaal Afl. 80,- zullen dan ook worden toegewezen.
Slotsom
4.9
De slotsom van het voorgaande is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor wat betreft de huurachterstand en de daarover verschuldigde boete een bedrag van Afl. 14.787,25 moeten betalen, voor wat betreft [gedaagde 2] vermeerderd met de overeengekomen rente van 7% over het tot en met november 2023 verschuldigde. Tevens dienen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de kosten voor het onderhoud van de airconditioning van Afl. 270,-, de kosten van de herstelwerkzaamheden van Afl. 2.325,90 en de kosten voor Censo en koerierskosten van Afl. 80,-, derhalve in totaal Afl. 2.675,90, te voldoen. Over dit bedrag zal (als het mindere van het gevorderde) de wettelijke rente worden toegewezen (bij gebrek aan voldoende concrete aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel) vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden enkel voor wat betreft [gedaagde 2] toegewezen en voor het overige afgewezen. Over deze kosten zal eveneens (als het mindere van het gevorderde) de wettelijke rente worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.10 [
Gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Acero gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 450,- aan explootkosten, Afl. 750,- aan griffierecht en Afl. 2.000,- (2 punten tarief 4) aan gemachtigdensalaris (zijnde Afl. 3.200,-), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis en vermeerderen met Afl. 250,- aan nasalaris, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening van dit vonnis.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijdt, tot betaling aan Acero van Afl. 14.787,25, voor wat betreft [gedaagde 2] vermeerderd met 7% per jaar over het bedrag van Afl. 13.357,25 vanaf 23 november 2023 tot de dag van volledige betaling van dat bedrag;
5.2
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijdt, tot betaling aan Acero van Afl. 2.675,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de volledige betaling;
5.3
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Acero van Afl. 655,07 aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de volledige betaling;
5.4
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijdt, in de kosten van het geding aan de zijde van Acero gevallen en tot op heden begroot op in totaal Afl. 3.200,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis en vermeerderen met Afl. 250,- aan nasalaris, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening van dit vonnis;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.