In deze zaak, die op 4 juni 2025 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een kort geding waarin de eiseres in conventie, vertegenwoordigd door mr. D.C. Lopez Paz, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagden, die gezamenlijk zijn vertegenwoordigd door mr. B.M. de Sousa. De eiseres vordert dat de gedaagden medewerking verlenen aan de verkoop van een onroerende zaak, waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn. De gedaagden hebben in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder het verzoek om de executie van een eerder vonnis aan te houden en een voorschot te verlenen op een bedrag uit ongerechtvaardigde verrijking.
De procedure begon met een verzoekschrift van 25 april 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 mei 2025. De rechter heeft vastgesteld dat partijen geen regeling hebben bereikt en heeft vonnis gewezen. De eiseres heeft de gedaagden verzocht om binnen drie dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de verkoop, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving. De gedaagden hebben verweer gevoerd, maar hun vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de belangen van de eiseres zwaarder wegen dan die van de gedaagden, en heeft de vorderingen in conventie toegewezen, met veroordeling van de gedaagden in de proceskosten.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechter heeft de gedaagden ook veroordeeld tot ontruiming van de onroerende zaak binnen zes weken na de koopovereenkomst. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.P. van Unen, rechter in dit gerecht, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2025.