In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 juni 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een Venezolaanse verzoekster om een voorlopige voorziening te treffen tijdens haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Minister van Justitie en Sociale Zaken. De verzoekster, die zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, heeft het gerecht verzocht om de beslissing op bezwaar te schorsen en haar in vrijheid te laten afwachten. De minister heeft op 26 en 28 mei 2025 producties ingediend en de zaak is behandeld op 28 mei 2025. Het gerecht heeft geoordeeld dat de gronden van verzoekster niet slagen en heeft het verzoek om schorsing van de beslissing op bezwaar afgewezen. De minister heeft de uitzetting van verzoekster bevolen op basis van artikel 15 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, omdat zij in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden van haar tijdelijke verblijfsvergunning. Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster in Aruba is aangetroffen zonder geldige verblijfstitel en dat de minister bevoegd was om haar uit te zetten. De argumenten van verzoekster, waaronder de claim dat de beslissing prematuur was, zijn door het gerecht verworpen. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om de beslissing van de minister te schorsen en heeft het verzoek van verzoekster afgewezen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A. de Cuba.