Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker],
DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,
2 augustus 2019 met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen, heeft gedurende enkele perioden een verblijfsvergunning voor tijdelijk verblijf gehad, maar verblijft zonder een geldige verblijfstitel sinds 18 oktober 2024 in Aruba. Er is ook geen zicht op legalisering, omdat zijn meest recente aanvraag voor een verblijfsvergunning op 13 februari 2025 is afgewezen en daartegen geen bezwaar is gemaakt.
Zijn meest recente aanvraag voor een verblijfsvergunning is op 13 februari 2025 afgewezen. Niet is gebleken dat daartegen bezwaar is gemaakt. Evenmin is gebleken dat nadien een nieuwe aanvraag voor een verblijfsvergunning is ingediend, waarop bedoelde passage uit het Handboek van toepassing is. Dat verzoeker voorafgaande aan het bevel tot uitzetting in verzekerde bewaring zat en nadien in vreemdelingenbewaring is onvoldoende grond om te oordelen dat de minister in dit geval geen gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid verzoeker uit te zetten.