ECLI:NL:OGEAA:2025:198

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AUA202304124
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door onderaannemer aan hoofdaannemer in civiele zaak

In deze civiele zaak vorderde Ochoa Construction, als onderaannemer, betaling van verschillende facturen van de hoofdaannemer S&L General Contractors N.V. De vordering betrof een bedrag van Afl. 14.610, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 januari 2023, voor werkzaamheden die Ochoa had uitgevoerd in opdracht van S&L. Ochoa stelde dat S&L hardnekkig weigerde de facturen te betalen, maar het gerecht oordeelde dat Ochoa onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de grondslagen van haar vordering en niet specifiek genoeg naar ondersteunende producties verwees. Het verweer van S&L, dat de betalingen in overeenstemming waren met de stand van het werk, werd door het gerecht als overtuigend beschouwd.

De procedure omvatte verschillende conclusies en producties, maar het gerecht concludeerde dat de stellingen van Ochoa niet standhielden tegen het gemotiveerde verweer van S&L. Het gerecht wees de vorderingen van Ochoa af en veroordeelde haar in de proceskosten van S&L, begroot op Afl. 3.000. De uitspraak vond plaats op 11 juni 2025, waarbij het gerecht oordeelde dat Ochoa als in het ongelijk gestelde partij de kosten moest dragen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E.P. van Unen en werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 11 juni 2025
Behorend bij AUA202304124 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres] handelend onder de naam OCHOA CONSTRUCTION,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Ochoa,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
de naamloze vennootschap S&L GENERAL CONTRACTORS N.V.,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: S&L,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 6, ingediend op 27 november 2023;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 26;
- de conclusie van repliek tevens eisvermeerdering met producties 7 t/m 14;
- de conclusie van dupliek.
1.2
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE VORDERINGEN EN VERWEREN

2.1
Ochoa vorderde aanvankelijk slechts de veroordeling van S&L tot betaling van
Afl. 14.610 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2023. Aan deze vordering legt Ochoa ten grondslag dat zij als onderaannemer in opdracht van S&L als hoofdaannemer werkzaamheden heeft uitgevoerd, in het bijzonder het graven van gaten welke S&L nodig had om palen te bevestigen, en dat S&L hardnekkig weigert de facturen voor dit conform de instructies van S&L uitgevoerde werk te betalen.
2.2
Bij conclusie van repliek vordert Ochoa de veroordeling van S&L tot betaling van
Afl. 22.318,95 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2023. Aan de vorderingen legt Ochoa, kort gezegd, ten grondslag dat zij als onderaannemer met S&L als hoofdaannemer/opdrachtgever (een) overeenkomst(en) van aanneming van werk waaronder meerwerk heeft gesloten en dat S&L haar verplichting tot betaling voor het verrichte werk tot dit bedrag niet nakomt. Op de stellingen van Ochoa wordt hierna bij de beoordeling ingegaan.
2.3
S&L voert gemotiveerd verweer, waarop hierna bij de beoordeling wordt ingegaan.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoekschrift en de conclusie van repliek/vermeerdering van eis zijn onduidelijk en de verwijzing naar producties is niet adequaat.
3.1.1
In het verzoekschrift onder 7. wordt verwezen naar productie 2 die een aanmaning tot betaling van de uitstaande facturen voor een totaalbedrag van Afl. 14.610 zou bevatten. Bij productie 2 vindt het Gerecht inderdaad als eerste een aanmaningsbrief, van 6 juni 2023, tot betaling van de openstaande facturen, van Afl. 7.800 en Afl. 6.810 (niet opgeteld), voor “post hole opening”. Dat zal het graven van gaten om palen te bevestigen zijn, maar die toelichting ontbreekt in het verzoekschrift.
Productie 2 vervolgt met kopieën van acht facturen waaronder onbetaalde facturen van 16 december 2022 voor Afl. 6.810 en van 23 december 2022 voor Afl. 7.800, beide met omschrijving “Post Hole Openings”. Dat zullen de in de aanmaningsbrief en het verzoekschrift bedoelde facturen zijn, maar die toelichting ontbreekt.
3.1.2
Bij productie 2 zit ook een onbetaalde factuur van 2 januari 2023 voor Afl. 2.331,10 (met voor een gedeelte groot Afl. 30 excl. BTW eveneens als omschrijving “Post Hole Openings”). Onduidelijk blijft waarom van die factuur niet reeds bij het verzoekschrift betaling wordt gevorderd. Hij komt wel terug bij de vermeerdering van eis onder 30. en wordt daarbij opnieuw (als productie 11, tweede blad) overgelegd maar een verwijzing in de conclusie ontbreekt. Daar heet het althans, onder 21, dat deze factuur betrekking heeft op “nog meer werkzaamheden” die Ochoa voor S&L heeft verricht. Dat suggereert meerwerk, terwijl het verzoekschrift onder 7. suggereert dat de factuur betrekking heeft op werk dat al in de overeenkomst was voorzien.
3.1.3
Productie 2 bevat verder vijf
betaaldefacturen uit oktober, november en december 2022 van in totaal Afl. 26.318,95, voor een deel groot Afl. 6.120 ook met de omschrijving “Post Hole Openings”. Een toelichting ontbreekt. Het verzoekschrift onder 3 stelt, of suggereert ten minste sterk, dat
allewerkzaamheden aan het graven van gaten voor palen onbetaald zijn gebleven maar dat kan gelet op deze betalingen niet kloppen. Welk gedeelte de kennelijk door J&L betaalde Afl. 26.318,95 uitmaken van de aanneemprijs of los daarvan in rekening gebracht meerwerk, wordt niet uitgelegd.
3.1.4
Als onderdeel van correspondentie tussen partijen (productie 3) legt Ochoa de overeenkomst over. Het Gerecht treft bij die correspondentie een door partijen ondertekend document genaamd “Terms & Conditions” aan dat een aanneemsom van Afl. 61.326,60 en een betalingsschema noemt, en als werkomschrijving “
53 Land/House lots prefabricated fence installations; Concrete mixture for post hole bases; Transportation of the prefabricated house fences”. Geen graven van gaten voor palen. Dat werk maakte kennelijk toch geen deel uit van de aanvankelijke opdracht en heeft dan te gelden als meerwerk. Ochoa licht echter in het verzoekschrift niet toe dat, naar de eis van artikel 7:755 BW, over de prijs van het meerwerk overeenstemming is bereikt met S&L. Zij doet dat pas bij repliek/vermeerdering van eis (onder 21. en 22.) ten aanzien van de twee facturen waarvan aanvankelijk reeds betaling werd gevorderd. Voor meerwerk dat S&L zou moeten betalen voor herstelwerkzaamheden die Ochoa moest uitvoeren vanwege gebreken in de opdracht (onjuiste metingen) en door S&L voor die herstelwerkzaamheden geleverde extra materialen, wordt in die conclusie onder 8. t/m 10. en 13. verwezen naar de producties 8 en 9. Ochoa legt niet uit waar het Gerecht in die correspondentie bewijs kan vinden voor de juistheid van haar stelling dat de herstelwerkzaamheden en extra materialen noodzakelijk zijn geworden door onjuiste metingen van S&L. Ochoa kan hier en elders niet volstaan met verwijzing naar producties. Om hetgeen in producties is opgenomen tot grondslag van haar vordering of verweer te maken, moet een partij onder
gerichteverwijzing naar die producties ten minste de rechtsfeiten noemen die er volgens haar uit volgen.
3.1.5
De aanmaningsbrief, van 6 juni 2023, stelt dat bij gebreke van betaling van de onder 3.2 besproken facturen binnen 48 uur de kosten, inclusief wettelijke rente met ingang van 15 januari 2023, voor rekening van S&L zullen komen. Waardoor het verzuim van S&L
- krachtens art. 6:119 lid 1 BW vereist voor de aanspraak van Ochoa op wettelijke rente - eerder dan 48 uur na de genoemde aanmaningsbrief van 6 juni 2023 is ingegaan, wordt in het verzoekschrift noch in de conclusie van repliek/vermeerdering van eis uitgelegd.
3.2
De wankele stellingen van Ochoa houden geen stand tegenover het gemotiveerde verweer van F&L.
3.2.1
Pas daaruit blijkt met de door artikel 18c Rv vereiste duidelijkheid en volledigheid dat Ochoa voor meergenoemde paalgaten na de overeenkomst van 21 oktober 202 een ‘quote’ (offerte) heeft gemaakt van Afl. 38.096,40. In die quote staat bij de werkomschrijving:
“Post Hole Openings (Inc. Measurements of Fences Holes, Post Hole Openings & Clean up from Post Hole Openings Dirt).”
De bij repliek volgehouden stelling van Ochoa, dat het meten van de paalgaten de verantwoordelijkheid van S&L was en dat het herstelwerk en de extra materialen noodzakelijk zijn geworden door meetfouten van S&L wiens instructies Ochoa slechts zou hebben opgevolgd, verwerpt het Gerecht in dit licht als onjuist. Volgens de overeenkomst en de offerte behoorde het inmeten tot de verplichtingen van Ochoa als aannemer. Mocht het toch juist zijn dat dit een verplichting van S&L was dan had Ochoa, krachtens artikel 7:754 BW, direct bij ontdekking voor de onjuistheid van de metingen moet waarschuwen.
3.2.2
Bij antwoord legt S&L ook de eerste ‘quote’ van Ochoa van Afl. 61.326,30 over, die kennelijk door haar is aanvaard want hetzelfde bedrag is de aanneemsom in de overeenkomst. Net als in die overeenkomst (zie 3.1.4) staat in deze offerte dat Ochoa “
Land/House lots fence installations; Concrete mixture”gaat maken. De stelling van Ochoa dat het door S&L geleverde plaatmateriaal voor de schuttingen er niet tegen bestand was dat bewoners zaken tegen de schutting zetten en honden er tegenaan sprongen heeft - ook indien juist – niet tot gevolg dat de aansprakelijkheid voor ondeugdelijke
fence installationsbij S&L is komen te liggen. Ochoa had dan overigens, krachtens artikel 7:754 BW, direct na ontdekking voor de ondeugdelijkheid van het materiaal moeten waarschuwen. Het komt het Gerecht ook onwaarschijnlijk voor dat voor het maken van schuttingen bedoeld plaatmateriaal niet tegen leunende voorwerpen en springende honden bestand zou zijn. Als de omheining daardoor uit het lood raakt, zal dat eerder aan de installatie liggen. Dat het aan het materiaal lag, heeft Ochoa niet bewezen of aangeboden te bewijzen. Kennelijk is sprake geweest van uitvoeringsfouten, waarvoor de aannemer krachtens artikel 7:760 lid 1 BW aansprakelijk is. Voor zover het meerwerk waarvan Ochoa betaling vordert bestond uit herstel van de omheiningen (onduidelijk is gebleven voor welk gedeelte dit geldt), moet de vordering worden afgewezen.
3.3
Tot slot heeft S&L in de conclusie van antwoord onder 10. en 20., door Ochoa bij repliek niet (onder het verstrekken van een volgens haar juiste berekening) betwist, op inzichtelijke wijze voorgerekend dat S&L van de aanneemprijs van beide offertes/overeenkomsten gezamenlijk 26% heeft betaald terwijl het werk op het moment Ochoa dit neerlegde voor 20% was voltooid, zodat Ochoa geen recht op enige betaling krachtens de aannemingsovereenkomst en/of meerwerk meer heeft.
3.4
Hoe het einde van de werkzaamheden van Ochoa tot stand is gekomen, door ontbinding van de zijde van S&L wegens een tekortkoming in de nakoming door Ochoa dan wel door opschorting van de zijde van Ochoa wegens wanbetaling van S&L, laat het Gerecht in het midden. Een oordeel daarover is niet nodig voor een oordeel over de vordering van Ochoa tot nakoming door S&L van haar betalingsverplichting voor uitgevoerd werk. Deze wordt afgewezen.
3.5
Ochoa wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van S&L. Deze worden tot de datum van uitspraak van dit vonnis begroot op Afl. 3.000 aan salaris voor de gemachtigde
4.DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
4.1
wijst de vorderingen af;
4.2
veroordeelt Ochoa tot betaling van de proceskosten van J&L, begroot op Afl. 3.000;
4.3
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag, 11 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.