ECLI:NL:OGEAA:2025:201

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
AUA202103264
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschappen en huurinkomsten in een civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 18 juni 2025 een vonnis uitgesproken met betrekking tot de verdeling van nalatenschappen en huurinkomsten. De eisers, [eiser] en [eiseres], hebben een geschil met meerdere gedaagden over de wijze van verdeling van de nalatenschappen van de erflater en erflaatster, waaronder een woning en bijbehorende huurinkomsten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de nalatenschappen zijn aanvaard en dat de woning verkocht moet worden, omdat de betrokken partijen niet in staat zijn om de toedeling te financieren. De verkoopopdracht is gegeven aan een makelaar, en de kosten van de verkoop zullen door alle partijen gezamenlijk gedragen worden. De huurinkomsten die door [gedaagde 2] zijn ontvangen, dienen ook te worden verdeeld onder de partijen. Het vonnis bevat gedetailleerde bepalingen over de verdeling van de kosten en de verplichtingen van de partijen met betrekking tot de verkoop van de woning en de betaling van huurinkomsten. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 18 juni 2025
Behorend bij AR nr. AUA202103264
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Eiser],

wonende te Aruba,
hierna te noemen: [eiser],
2. [Eiseres],
wonende te Aruba,
hierna te noemen: [eiseres],
eisers,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
procederend in persoon,
2. [Gedaagde 2],
wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
procederend in persoon,
3. [Gedaagde 3],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 3],
procederend in persoon,
4. [Gedaagde 4],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 4],
procederend in persoon, vertegenwoordigd door haar moeder [vertegenwoordiger van gedaagde 4],

5. [Gedaagde 5],

wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 5],
procederend in persoon,

6. [Gedaagde 6],

wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde 6],
procederend in persoon,
gedaagden.
1.
DE VERDERE PROCEDURE
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating van de zijde van [eiser] en [eiseres] van 11 december 2024;
- de uitlatingen van de zijden van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 5] en [gedaagde 6] van 15 januari
2025;
- de antwoordakte van [eiser] en [eiseres] van 12 februari 2025;
- de antwoorden van de zijden van [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 5] en [gedaagde 6]
van 19 maart 2025.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.
2.
DE VERDERE BEOORDELING
2.1
Bij tussenvonnis van 30 oktober 2024 is vastgesteld dat partijen de nalatenschappen zuiver hebben aanvaard en dat de nalatenschappen kunnen worden verdeeld en partijen zijn gehouden eventuele schulden van de nalatenschappen zo nodig uit hun (privé)vermogen te voldoen.
2.2
In voornoemd tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze van verdeling van de tot de nalatenschappen behorende woning met appartement gelegen aan de [adres] te Aruba (hierna: de woning), over de mogelijkheid om toedeling te financieren, over de eventueel te benoemen taxateur of makelaar en over de door [gedaagde 2] betrokken stellingen met betrekking tot de ontvangen huurinkomsten en door hem betaalde lasten. Dit hebben partijen bij de verschillende hiervoor in 1.1 weergegeven stukken over en weer gedaan.
De wijze van verdeling van de nalatenschappen
2.3
Tot de te verdelen nalatenschappen van de erflater en de erflaatster behoort de woning. De uit de verhuur van het daarbij behorende appartement verkregen huurinkomsten vallen in de nalatenschappen. Zoals in het tussenvonnis van 30 oktober 2024 is overwogen, worden de in de nalatenschap van erflater vallende, tot aan het overlijden van erflaatster ontvangen huurpenningen geacht te zijn verdeeld. Dat nog andere goederen, gelden of rechten tot de nalatenschappen behoren, is niet, althans onvoldoende gebleken.
De woning
2.4
Hoewel [gedaagde 1] en, naar het Gerecht begrijpt, ook [gedaagde 3] en [gedaagde 4] wensen dat de woning voor de familie blijft behouden, zijn zij niet in staat de toedeling aan (één van) hen te financieren. De overige partijen wensen de toedeling niet. Dit brengt mee dat de woning zal moeten worden verkocht. De getaxeerde waarde van de woning is daarmee niet meer van belang.
2.5
Partijen dienen gezamenlijk een makelaar opdracht te geven om de woning te verkopen. Gelet op de door partijen opgegeven makelaars, bepaalt het Gerecht dat de verkoopopdracht door partijen aan (een aan) C&C Real Estate (verbonden makelaar) moet worden verstrekt.
2.6
De makelaar zal de verkoopprijs bepalen. Partijen zijn daaraan gebonden. Indien de woning niet binnen een jaar na het te koop zetten is verkocht, zal de woning openbaar (door middel van een veiling) moeten worden verkocht tenzij partijen op dat moment gezamenlijk anders beslissen. De openbare verkoop dient - gelet op de uitlatingen van partijen naar aanleiding van het tussenvonnis van 30 oktober 2024 - via de notaris [notaris] plaats te vinden.
2.7
Alle aan de verkoop verbonden kosten (waaronder de kosten van de verkoopmakelaar en de eventuele veilingkosten) dienen door partijen gezamenlijk te worden gedragen (dat wil zeggen [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ieder voor een gelijk (1/6e) deel, waarbij [gedaagde 1] een/zesde deel van de door haar betaalde kosten op zowel [gedaagde 5] als [gedaagde 6] kan verhalen).
2.8
Eventuele in de nalatenschappen vallende belastingschulden (zoals de grondbelasting) dienen uit de verkoopopbrengst te worden voldaan. De na betaling van deze schulden en van de aan de verkoop verbonden kosten resterende verkoopopbrengst dient tussen partijen naar evenredigheid van ieders aandeel in de nalatenschappen ([eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] allen voor een/zesde deel, waarbij [gedaagde 5] en [gedaagde 6] ieder voor een/zesde deel van het aandeel van [gedaagde 1] zijn gerechtigd) te worden verdeeld.
2.9
Alle partijen dienen op eerste verzoek van de verkoopmakelaar en de notaris ten overstaan van wie de levering aan de koper en eventuele veiling zal plaatsvinden, elke rechtshandeling te verrichten die nodig is om tot de verkoop en levering van de woning te komen, zoals het tekenen van de overeenkomst van opdracht met de verkoopmakelaar, de koopovereenkomst en de akte van levering (of een volmacht tot het tekenen van de akte van levering).
2.1
Tevens dienen alle partijen op eerste verzoek van de makelaar alle handelingen te verrichten die nodig zijn om tot verkoop en levering van de woning te komen, zoals het meewerken aan het maken van foto’s en bezichtigingen, ervoor zorgen dat de woning in behoorlijke staat en opgeruimd is en dat de woning tijdig voor de notariële levering is ontruimd.
De huurpenningen
2.11
Zoals in het tussenvonnis van 30 oktober 2024 is overwogen, heeft [gedaagde 2] gesteld dat het appartement na het overlijden van de erflaatster pas vanaf december 2020 werd verhuurd voor Afl. 650,- per maand. Blijkens de door [gedaagde 2] opgestelde overzichten heeft hij tot december 2020 geen huur ontvangen en heeft hij in december 2020 Afl. 650,- aan huur ontvangen. Volgens het in eerste instantie door [gedaagde 2] overgelegde overzicht heeft hij in 2021 12 maanden huur ontvangen, derhalve in totaal Afl. 7.800,-. Waarom dat volgens zijn tweede overzicht ineens slechts vijf maanden zou zijn is niet, althans onvoldoende concreet toegelicht, zodat het Gerecht voor 2021 uitgaat van huurinkomsten van Afl. 7.800,-. Voormelde huurinkomsten en dat [gedaagde 2] in 2022 (slechts) in totaal Afl. 3.250,- aan huur heeft ontvangen, hebben [gedaagde 1], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 5] en [gedaagde 6] niet, en [eiser] en [eiseres] op hun beurt onvoldoende bestreden. Vast staat daarom dat [gedaagde 2] over de periode van december 2020 tot en met 2022 een bedrag van in totaal Afl. 11.700,- aan huurinkomsten heeft ontvangen.
2.12 [
Gedaagde 2] heeft in zijn akte uitlating van 15 januari 2025 gesteld dat hij vanaf november 2022 tot en met heden geen huur meer heeft ontvangen en dat de huurder over de maanden augustus 2022 tot november 2022 geen huur heeft betaald. Voor wat betreft 2022 geldt dat hiervoor al rekening is gehouden met de gestelde, niet ontvangen huur. Hoewel [gedaagde 2], anders dan verzocht, geen verificatoire stukken heeft overgelegd waaruit de juistheid blijkt van zijn stelling dat het appartement sinds 2023 niet meer is verhuurd, zal het Gerecht, omdat de overige partijen zijn stelling niet hebben weersproken en ook niets hebben aangevoerd dat tot een ander oordeel leidt, ervan uitgaan dat sinds 2023 geen huur meer is ontvangen.
2.13
Het aan huur ontvangen bedrag van Afl. 11.700,- dient tussen partijen te worden verdeeld, aldus dat [gedaagde 2] aan [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ieder Afl. 1.950,- moet betalen. [Gedaagde 1] dient van haar aandeel aan zowel [gedaagde 5] als aan [gedaagde 6] een/zesde deel (zijnde Afl. 325,-) te betalen.
Door [gedaagde 2] betaalde kosten
2.14
In de door [gedaagde 2] overgelegde overzichten van de volgens [gedaagde 2] door hem betaalde lasten van de woning en andere kosten van de erflaatster, is per jaar onderbouwd met stukken opgesomd welke kosten [gedaagde 2] tot en met juli 2024 heeft betaald. In totaal betreft dit een bedrag van Afl. 20.572,82 dat volgens [gedaagde 2] door alle partijen gezamenlijk moet worden gedragen.
2.15 [
Gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] en [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hebben aangevoerd akkoord te zijn met deze door [gedaagde 2] opgegeven kosten.
2.16 [
Eiser] en [eiseres] hebben met betrekking tot de gestelde kosten aangevoerd dat zij niet ervan op de hoogte zijn gesteld dat er lasten voor de woning waren, dat de woning leeg stond en dat de lasten daarom niet hoog kunnen zijn, dat de huurder ook de utiliteitskosten dient te betalen en dat alleen [gedaagde 2], omdat hij de woning zonder toestemming heeft verhuurd, aansprakelijk is voor deze kosten. Voor wat betreft de voor/ten behoeve van de erflaatster betaalde kosten hebben [eiser] en [eiseres] aangevoerd daaraan te willen mee betalen.
2.17
Dat de door [gedaagde 2] gestelde bedragen door hem zijn betaald, is niet betwist. Blijkens het tweede overzicht van [gedaagde 2] heeft hij in 2018 een bedrag van in totaal Afl. 1.385,57 voor erflaatster/ten behoeve van de nalatenschap betaald en in 2019 Afl. 380,- aan belastingen, Afl. 300,- en Afl. 2.125,- voor de grafkelder, Afl. 200,- voor de kerk, Afl. 281,50 voor medicijnen, Afl. 3.021,50 aan begrafeniskosten, Afl. 100,- b.a.w. en Afl. 1.085,- aan kosten voor het hospice. Nu, zoals in het tussenvonnis van 30 oktober 2024 is overwogen, vast staat dat de begrafeniskosten uit de nalatenschap zijn voldaan, zal het Gerecht daar geen rekening mee houden. In 2019 heeft [gedaagde 2] dan ook een bedrag van in totaal Afl. 4.471,50 voor erflaatster/ten behoeve van de nalatenschap betaald. In 2020 heeft [gedaagde 2] Afl. 391,55 aan belasting betaald, in 2021 Afl. 381,42 aan belastingen en Afl. 200,- voor de grafkelder en in 2022 Afl. 380,18 aan belastingen. In de periode van 2018 tot en met juli 2024 heeft [gedaagde 2] derhalve een bedrag van in totaal Afl. 7.210,22 voor de erflaatster/ten behoeve van de nalatenschap betaald. [Eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] dienen ter zake ieder Afl. 1.201,70 aan [gedaagde 2] te betalen, waarbij [gedaagde 1] het door [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aan haar verschuldigde op hen (elk Afl. 200,28) kan verhalen.
2.18
Voor wat betreft de aan de woning en het appartement verbonden lasten geldt als volgt.
2.19
Tussen partijen staat - zoals gezegd - als niet, althans onvoldoende weersproken vast dat het appartement vóór december 2020 en vanaf 2023 niet werd verhuurd en ook staat als onweersproken vast dat de woning niet werd gebruikt. Voor het oordeel dat vanwege dit laatste de door [gedaagde 2] betaalde utiliteitskosten te hoog zijn, zoals [eiser] en [eiseres] betogen, is echter (mede gelet op de door [gedaagde 2] overgelegde facturen) onvoldoende gesteld.
2.20 [
Gedaagde 2] heeft (zoals volgt uit zijn tweede overzicht) in de perioden dat het appartement niet werd verhuurd ter zake van de kosten van Setar (telefoon en kabel), WEB (water), Elmar (elektriciteit) en (niet weersproken) reparaties in 2019 een bedrag van in totaal Afl. 1.294,83 betaald en in 2020 tot december in totaal Afl. 2.301,63. In 2023 heeft [gedaagde 2] Afl. 783,58 aan WEB en Elmar betaald en in 2024 tot en met juli 2024 Afl. 247,82. Het Gerecht gaat vanwege proceseconomische redenen ervan uit dat deze kosten sinds augustus 2024 tot en met heden ongeveer hetzelfde zijn en dat [gedaagde 2] deze heeft betaald, zodat hetgeen [gedaagde 2] over deze periode heeft betaald wordt begroot op in totaal Afl. 389,43.
2.21
Dat [eiser] en [eiseres] niet van de verhuur van het appartement op de hoogte waren zoals zij bloot stellen, is door de overige partijen betwist. Het Gerecht gaat er daarom vanuit dat de verhuur met instemming van alle erfgenamen is gebeurd. Nu de utiliteitskosten voor water en elektriciteit in de periode dat het appartement werd verhuurd hoger zijn dan daarvoor en daarna, [gedaagde 2] in zijn tweede overzicht een aantal maal ook onderscheid tussen het appartement en de woning heeft gemaakt en blijkens dit overzicht na het einde van de huur voor het appartement sprake was van een ‘open balance’ bij Elmar, gaat het Gerecht er - bij gebrek aan voldoende concrete aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel - tevens vanuit dat de utiliteitskosten die in het overzicht staan vermeld op zowel de woning als het appartement betrekking hebben. Nu echter geen aanknopingspunten zijn gesteld of gebleken dat deze kosten op grond van de overeenkomst met de huurder door de huurder (afzonderlijk) moesten worden betaald en ook niet is gesteld of gebleken dat deze kosten (desondanks) op de huurder kunnen worden verhaald, komen deze kosten in het geheel ten laste van partijen. Dit betekent dat [gedaagde 2] in de periode van december 2020 tot en met 2022 een bedrag van in totaal Afl. 4.573,81 aan kosten voor water, elektriciteit en Setar heeft betaald.
2.22
In totaal heeft [gedaagde 2] derhalve Afl. 9.591,10 ten behoeve van de woning betaald.
[Eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] dienen ter zake ieder Afl. 1.598,52 aan [gedaagde 2] te betalen, waarbij [gedaagde 1] het door [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aan haar verschuldigde op hen (elk Afl. 266,42) kan verhalen.
Verrekenen
2.23
Het door [gedaagde 2] aan ieder van [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ter zake van de huurinkomsten verschuldigde bedrag van Afl. 1.950,- kan worden verrekend met hetgeen zij elk in totaal aan [gedaagde 2] zijn verschuldigd, namelijk Afl. 2.800,22 (ter zake van hun aandeel in het door [gedaagde 2] voor de erflaatster/ten behoeve van de nalatenschap betaalde bedrag van Afl. 1.201,70 en hun aandeel in het totaal van de door [gedaagde 2] ten behoeve van de woning betaalde kosten van Afl. 1.598,52). Dit betekent dat [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ieder een bedrag van Afl. 850,22 aan [gedaagde 2] dienen te betalen. [gedaagde 5] en [gedaagde 6] kunnen op hun beurt het aan hen ter zake van de huurpenningen toekomende, van [gedaagde 1] te ontvangen bedrag (van Afl. 325,-) met hun aan [gedaagde 1] te betalen aandeel in de kosten (zijnde Afl. 466,70) verrekenen (zodat zij elk Afl. 141,70 aan [gedaagde 1] dienen te betalen).
2.24
Indien en voor zover de woning na heden tot aan de verkoop en levering aan een derde alsnog wordt verhuurd, dient [gedaagde 2] aan ieder van [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] een zesde deel van deze huurinkomsten te betalen (waarbij [gedaagde 1] aan [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hun aandeel dient te voldoen). Indien en voor zover [gedaagde 2] na heden nog de kosten van Setar (telefoon en kabel), WEB (water) en/of Elmar (elektriciteit) betaalt, dan dienen [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hun aandeel in die kosten aan [gedaagde 2] te betalen (en daarmee [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aan [gedaagde 1]), mits [gedaagde 2] onderbouwd met stukken aantoont wat deze kosten precies zijn en dat de kosten door hem zijn betaald.
2.25
Alle te betalen bedragen kunnen worden verrekend bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning.
Slotsom
2.26
De slotsom van al het voorgaande is dat de woning dient te worden verkocht op de wijze zoals hiervoor is weergegeven, dat [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] na verrekening van hun aandeel in de huurinkomsten met hun aandeel in de tot heden door [gedaagde 2] betaalde lasten van de woning ieder een bedrag van Afl. 850,22 aan [gedaagde 2] moeten betalen, alsmede elk hun aandeel in de vanaf heden nog door hem ten behoeve van de woning te betalen kosten. [Gedaagde 1] dient verder het aandeel van [gedaagde 5] en [gedaagde 6] in de huurinkomsten aan hen te betalen en [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hun aandeel in de kosten aan [gedaagde 1].
2.27
Gelet op de aard van het geschil en de familierelatie van partijen, zal het Gerecht de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
2.28
Het vonnis zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3. DE BESLISSING
Het Gerecht:
3.1
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschappen van de erflater en de erflaatster aldus, dat de woning zal worden verkocht en de - na voldoening van de aan de verkoop verbonden kosten en de eventueel openstaande, tot de nalatenschappen behorende belastingschulden resterende - verkoopopbrengst naar evenredigheid van ieders erfdeel zal worden verdeeld, een en ander zoals in 2.4 tot en met 2.10 van dit vonnis is overwogen;
3.2
veroordeelt [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ieder om aan [gedaagde 2] Afl. 850,22 te betalen en veroordeelt [gedaagde 5] en [gedaagde 6] ieder Afl. 141,70 aan [gedaagde 1] te betalen, welke bedragen kunnen worden verrekend bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning;
3.3
veroordeelt [gedaagde 2] aan ieder van [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] een zesde deel van de vanaf heden te ontvangen huurinkomsten te betalen en veroordeelt [gedaagde 1] aan [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hun aandeel in die huurinkomsten te voldoen, welke bedragen kunnen worden verrekend bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning;
3.4
veroordeelt [eiser], [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], indien en voor zover [gedaagde 2] na heden nog de kosten van Setar (telefoon en kabel), WEB (water) en/of Elmar (elektriciteit) betaalt en onderbouwd met stukken aantoont wat deze kosten precies zijn en dat de kosten door hem zijn betaald, hun aandeel in die kosten aan [gedaagde 2] te betalen en veroordeelt [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hun aandeel in die kosten aan [gedaagde 1] te betalen, welke bedragen kunnen worden verrekend bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning;
3.5
beveelt partijen hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verdeling van de nalatenschap waaronder het geven van de verkoopopdracht aan de makelaar en het passeren van een akte van levering van de woning;
3.6
bepaalt dat dit vonnis in de plaats zal treden van de medewerking van een of meer van partijen aan de notariële akte van levering wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1) de notaris heeft partijen uitgenodigd de akte van levering op zijn kantoor te ondertekenen, heeft daartoe een tijdstip vastgesteld en heeft hen minimaal een week voor dit tijdstip een conceptakte en afrekening toegezonden;
2) een of meer van partijen heeft/hebben niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip meegewerkt aan de ondertekening van de akte van levering;
3.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.9
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.