ECLI:NL:OGEAA:2025:209

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
AUA202403067
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen functiewijziging en afwijzing bevordering ambtenaar

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij de Directie Onderwijs, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit besluit, genomen op 18 september 2023, hield in dat klager met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 werd geplaatst in de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken en werd ontheven uit de functie van technisch medewerker schilderen. Klager betwistte de beslissing en voerde aan dat hij over de benodigde kennis en vaardigheden beschikte om de functie van technisch medewerker schilder te bekleden. Hij stelde dat er geen afspraken met hem waren gemaakt over zijn overplaatsing en dat hij niet gehoord was in deze kwestie.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 19 mei 2025, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.F.J. Caster. Tijdens de zitting werd duidelijk dat klager in het verleden meerdere keren 'onvoldoende' was beoordeeld in zijn functie als schilder, wat leidde tot de beslissing om hem in een lagere functie te plaatsen. Het gerecht concludeerde dat de weigering om klager te bevorderen naar schaal 5 niet ter discussie stond, en dat de feitelijke gang van zaken rondom zijn carrièreverloop correct was vastgelegd in het landsbesluit.

De rechter oordeelde dat klager niet onterecht was behandeld en dat de officiële vastlegging van de functiewijziging, hoewel laat, geen nadelige gevolgen voor klager had gehad. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan op 30 juni 2025 door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, met M.R. de Cuba als griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 30 juni 2025
Gaza nr. AUA202403067

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 18 september 2023 (het bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 26 juli 2024, heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 januari 2015 te plaatsen in de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken en te ontheffen uit de functie van technisch medewerker schilderen. Ook heeft verweerder het verzoek van klager om een bevordering naar schaal 5 afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 26 augustus 2024 bezwaar gemaakt, door het indienen van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 mei 2025. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens DOW zijn tevens aanwezig [manager afdeling bouwkundige werken] (manager afdeling bouwkundige werken), [chef P&O] (chef P&O) en [medewerker HR] (medewerker HR).
De uitspraak is bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

Wat is van belang om te weten?

1.1
Klager is ambtenaar en was werkzaam bij Directie Onderwijs in de rang van onderhoudsmedewerker B (schaal 3) in de functie van schilder. Klager is met ingang van 1 augustus 2014 overgeplaatst naar Dienst Openbare Werken (DOW) in de functie van technisch medewerker schilderen. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 5.
1.2
Klager heeft over de jaren 2014 en 2016/2017 een “onvoldoende” beoordeling gekregen voor de functie van technische medewerker schilderen. Zijn manager adviseert om hem in een lagere functie te plaatsen om meer tot zijn recht te komen en hem de mogelijkheid te bieden om door te groeien naar schaal 4.
1.3
Klager heeft bij brief van 26 mei 2017 verzocht om hem te bevorderen naar schaal 4. Bij brief van 26 februari 2019 bericht de directeur DOW klager dat het moeilijk of onmogelijk is om klager voor te dragen voor een bevordering omdat klager niet geschikt is voor de functie van schilder en dat is besloten om klager niet meer in te zetten voor schilderwerk. Klager wordt bericht dat hij wel in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 4 in verband met het bereiken van vijfentwintig dienstjaren en twee jaren in de maximum bezoldigingsschaal (3). Klager is vervolgens met ingang van 1 maart 2016 bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker A (schaal 4).
1.4
Tijdens de beoordeling van 2018 wordt weer geadviseerd om klager in een lagere functie te plaatsen omdat klager de functie van schilder niet naar behoren kan vervullen.
1.5
Bij brief van 26 februari 2019 heeft de directeur DOW klager bericht dat hij niet geschikt is voor de functie technisch medewerker schilderen en hij deze functie nimmer naar behoren zal kunnen vervullen en dus nimmer voldoende zal worden beoordeeld. Besloten is om klager niet meer in te zetten voor schilderwerk. Tevens legt de directeur DOW vast dat klager met ingang van 1 januari 2015 definitief is geplaatst in de functie van ondersteunend medewerker.
1.6
Vanaf 2019 wordt klager beoordeeld in de functie ondersteunend medewerker. Over 2019 en 2020 wordt klager “matig” beoordeeld en over het jaar 2021 wordt klager “voldoende” beoordeeld voor de functie van ondersteunend medewerker.
1.7
Bij landsbesluit van 18 september 2023 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 januari 2015 te plaatsen in de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken en te ontheffen uit de functie van technisch medewerker schilderen. Ook heeft verweerder het verzoek van klager om een bevordering naar schaal 5 afgewezen.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit. Hij betwist dat hij niet over de kennis en vaardigheden beschikt om de functie van technisch medewerker schilder en te bekleden. Hij heeft meer dan tien jaar werkervaring als schilder. Er zijn nimmer afspraken met hem gemaakt om hem over te plaatsen en is daarover niet gehoord, aldus klager.
2.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking - samengevat en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat klager reeds sinds 2015 de werkzaamheden verricht die behoren bij de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken. Verweerder heeft in het landsbesluit de feitelijk situatie vastgelegd en geformaliseerd. Dat had eerder gemoeten, maar klager is door de vertraging niet benadeeld. De huidige functie van klager laat een bevordering naar schaal 5 niet toe.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid van de Lma, is wanneer het belang van de dienst zulks vordert, de ambtenaar verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag.
Het tweede lid bepaalt dat hem een andere betrekking of een andere werkkring, tenzij in spoedeisende gevallen, niet wordt opgedragen dan nadat hij is gehoord.
De beoordeling
4.1
Het gerecht stelt vast dat tegen de van het bestreden landsbesluit onderdeel uitmakende weigering om klager te bevorderen naar schaal 5 geen bezwaargronden zijn aangevoerd. De omvang van het geding is daarmee beperkt tot de vraag of verweerder heeft mogen beslissen klager per 1 januari 2015 (terug) te plaatsen in de functie van ondersteunend medewerker bouwkundige werken.
4.2
Het gerecht stelt vast dat het bestreden landsbesluit een officiële vastlegging is van de feitelijke gang van zaken van het carrièreverloop van klager. Aan verweerder komt de bevoegdheid toe om de ambtenaar te verplichten een andere betrekking te aanvaarden. Uit de feitelijke gang van zaken en met name de beoordelingsgesprekken met klager blijkt dat klager ongeschikt is bevonden voor de functie van schilder. Klager kon in deze functie niet naar schaal 4 worden bevorderd. Om een bevordering naar schaal 4 toch mogelijk te maken heeft zijn manager geadviseerd om hem in een lagere functie te plaatsen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat dit tijdens diverse beoordelingsgesprekken met klager is besproken. Klager heeft de beoordelingen met de daarin gemaakte afspraken getekend. Ook heeft de directeur DOW klager hierover bij brief van 26 februari 2019 bericht. Het gerecht volgt klager daarom niet in zijn betoog dat met hem nimmer afspraken zijn gemaakt en dat hij niet zou zijn gehoord over de functiewijziging. Het gerecht is evenals verweerder van oordeel dat de officiële vastlegging van de functiewijziging na acht jaar geen schoonheidsprijs verdient. Dit had veel eerder kunnen en moeten gebeuren. Omdat klager daarvan geen nadeel heeft ondervonden, zal het gerecht hier geen consequenties aan verbinden.
4.3
De conclusie is dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.