ECLI:NL:OGEAA:2025:211

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
AUA202500009
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking functie-eisen asielmedewerker - verzoek ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de appellant, de Minister belast met Vreemdelingenzaken, een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de functie-eisen voor de rol van asielmedewerker of Hoofd Afdeling Asiel. Dit verzoek is gedaan op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (LOB) op 21 april 2024. Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft de appellant op 26 augustus 2024 bezwaar gemaakt, en vervolgens op 6 januari 2025 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 4 april 2025 is de zaak behandeld, waarbij de appellant vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde, drs. M.L. Hassell, en de verweerder door mr. V.M. Emerencia. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek van de appellant betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid, maar oordeelt dat het verzoek niet kan worden toegewezen omdat de gevraagde documenten over functie-eisen niet bestaan. De Afdeling Asiel heeft geen functiebeschrijving en de medewerkers wachten op een passende functieomschrijving. Het gerecht verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juli 2025
Lar nr. AUA202500009

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezend te Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell
gericht tegen:

DE MINISTER BELAST MET VREEMDELINGENZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 21 april 2024 heeft appellant verweerder verzocht om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de LOB) van ‘documentatie waaruit blijkt welke eisen worden gesteld aan de functie van asielmedewerker of Hoofd Afdeling Asiel’.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek heeft appellant 26 augustus 2024 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 6 januari 2025 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken noch een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 april 2025. Appellant is daar bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is aangehouden. Het gerecht heeft partijen vragen gesteld bij emailbericht van 4 april 2025. Daarop is door appellant gereageerd bij emailbericht van 7 april 2025 met als bijlage een brief van 22 mei 2023. Verweerder heeft niet gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten. De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN1. Appellant stelt zich allereerst op het standpunt dat verweerder nalatig is met het tijdig beslissen op zowel het verzoek als op het ingediende bezwaar. Appellant stelt zich verder op het standpunt, zo begrijpt het gerecht uit het emailbericht van 4 april 2025, dat documenten over eisen aan de functie van asielmedewerker of Hoofd Afdeling Asiel betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid en het beroepshalve functioneren raken.

2. Het gerecht zal niet volstaan met de beoordeling van de ontijdigheid van de besluitvorming, maar de zaak inhoudelijk beoordelen door het uitblijven van de beslissing op bezwaar op te vatten als (fictieve) afwijzende beschikking op het LOB-verzoek.
3. Het gerecht zal eerst de vraag beantwoorden of het verzoek betrekking heeft op een ‘bestuurlijke aangelegenheid’ (vgl.ECLI:NL:OGHACMB:2024:61, r.o. 3.2). Het beantwoordt die vraag bevestigend. Op grond van de rechtspraak moet het begrip ‘bestuurlijk’ ruim worden ingevuld, waarbij ‘bestuurlijk’ niet alleen ziet het op extern optreden van het bestuur, maar ook op de interne organisatie en de wijze waarop bestuursorganen hun taken beleidsmatig vervullen (vgl. ECLI:NL:RVS:2018:777, r.o. 4.3). De inrichting en bemensing van de Afdeling Asiel met daarbij de eisen gesteld aan de functie van asielmedewerker of Hoofd van de Afdeling Asiel betreffen weliswaar niet het externe bestuurlijk optreden of de wijze waarop verweerder zijn taken beleidsmatig vervult, maar raken wel aan de interne organisatie van het betreffende bestuursorgaan en meer in het bijzonder de oprichting, inrichting en formalisering van de Afdeling Asiel inclusief teamhoofd en medewerkers. Daarom moet het verzoek van appellant worden geacht een bestuurlijke aangelegenheid te betreffen.
4. Maar daarmee is niet gezegd dat het verzoek ook voor toewijzing in aanmerking komt. De reden daarvoor is dat appellant vraagt naar documenten over functie-eisen waarvan hij weet dat die niet bestaan. Immers, uit de hiervoor genoemde bijlage, de brief van 22 mei 2023 van de Afdeling Asiel aan de (o.a.) de minister-president, volgt dat de Afdeling Asiel niet is geformaliseerd en dat de medewerkers geen functiebeschrijving hebben. Daarin wordt tevens vermeld dat de medewerkers van die afdeling in afwachting zijn van een passende functieomschrijving. Als er geen documenten zijn over ‘de eisen gesteld aan de functie van asielmedewerker of Hoofd Afdeling Asiel’ dan kunnen die ook niet openbaar worden gemaakt. Het gerecht is daarom van oordeel dat verweerder moet worden geacht het verzoek terecht te hebben afgewezen.
5. Het beroep slaagt niet en zal daarom ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 2 juli 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd