In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 juli 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van een persoon, geboren in 2006, om de geslachtsaanduiding op zijn geboorteakte te wijzigen van 'vrouwelijk' naar 'mannelijk'. De verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft een transitieproces ondergaan en heeft al geruime tijd de voornaam '[A]' aangenomen. De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand (ABS) heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat de geboorteakte correct is opgemaakt en dat de Arubaanse wet geen mogelijkheid biedt voor wijziging van de geslachtsaanduiding. Het Gerecht heeft echter overwogen dat op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) een persoon recht heeft op wijziging van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de ABS op grond van artikel 1:24 BW de mogelijkheid heeft om de geslachtsaanduiding te wijzigen, ondanks het ontbreken van een specifieke wettelijke bepaling. De beslissing is genomen op basis van verklaringen van medische deskundigen die bevestigen dat de verzoeker de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren. Het verzoek is toegewezen, en de ABS is gelast om de wijziging aan de geboorteakte toe te voegen.