ECLI:NL:OGEAA:2025:217

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
AUA202501485
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding in een kort geding tussen horecaondernemer en restaurantbedrijf

In deze zaak vorderde eiseres, een horecaondernemer, betaling van een voorschot op schadevergoeding van gedaagde, Nusa Aruba Restaurant & Trading VBA. De eiseres had een overeenkomst gesloten met de aandeelhouder van Nusa om een restaurant te exploiteren in een pand dat voorheen door Nusa werd gebruikt. Echter, de politie had de activiteiten van eiseres stopgezet omdat zij geen geldige horeca-vergunning had. Eiseres stelde dat Nusa tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij de vergunning niet kon overdragen. Nusa voerde verweer en vorderde op haar beurt betaling van achterstallige vergoedingen door eiseres. Het Gerecht oordeelde dat Nusa wanprestatie had gepleegd door de vergunning niet ter beschikking te stellen, en dat eiseres recht had op schadevergoeding. Het Gerecht kende een totaalbedrag van Afl. 30.900,- toe aan eiseres, inclusief kosten van de procedure. De vordering in reconventie van Nusa werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 2 juli 2025
Behorend bij AUA202501485 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres]
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. D.G. Croes,
tegen:
NUSA ARUBA RESTAURANT & TRADING VBA,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Nusa,
procederend in de persoon van haar directeur [directeur van Nusa].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 16 mei 2025;
- de producties en tegenvordering van Nusa, ingekomen op 18 juni 2025;
- de aanvullende producties van [eiseres], ingekomen op 18 juni 2025;
- de mondelinge behandeling op 19 juni 2025, waarbij aanwezig waren [eiseres] in persoon, bijgestaan door mr. [gemachtigde] (die waarnam voor zijn gemachtigde) en namens Nusa haar directeur [directeur van Nusa] en aandeelhouder [aandeelhouder]. Beide partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen, die aan het dossier zijn toegevoegd.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Nusa dreef een restaurant aan de [adres] in Aruba. In de loop van 2024 is het restaurant (onder de vlag van een andere VBA) verhuisd naar een nieuwe locatie. Het pand aan de [adres] stond toen leeg.
2.2
In 2024 was [eiseres] op zoek naar een locatie om een horecaonderneming te starten. Zij kwam bij haar zoektocht in contact met de heer [aandeelhouder], de aandeelhouder van Nusa. [Eiseres] en [aandeelhouder] spraken af dat [eiseres] haar onderneming zou gaan uitoefenen in het oude pand van Nusa, waarbij zij gebruik zou maken van de horeca-vergunning van Nusa. Naar aanleiding van dit contact hebben [eiseres] en [aandeelhouder] op 8 augustus 2024 een overeenkomst gesloten, waarin (voor zover van belang) het volgende is bepaald:
Overeenkomst overname inventaris, vergunning en huur restaurant in [adres] (voorheen NUSA)
[Aandeelhouder], voorheen eigenaar NUSA restaurant in de [adres], en [eiseres], de nieuwe huurder van het pand in de [adres] en de persoon die de gedeeltelijke inventaris, de horeca vergunning en huur overneemt van [aandeelhouder] - tot 1 februari het volledig wordt overgenomen door [eiseres] - komen overeen:
Per 1 september 2024 gaat de huur in met een bedrag van Afl. 4.000,- per maand tot aan 1 februari 2025.
Per 1 september wordt er een directeursvergoeding van Afl. 350,- tot aan 1 februari 2025 betaalt aan de directeur van de VBA: [directeur van VBA].
Per 1 september wordt er Afl. 1000,- maandelijks betaald aan [aandeelhouder] voor de horeca vergunning tot 1 februari 2025.
De inventaris bedraagt in totaal Afl. 8.000,-
Naar aanleiding van deze overeenkomst heeft [eiseres] een bedrag van Afl. 12.000,- aan Nusa betaald: een maand borg van Afl. 4.000,- en een bedrag van Afl. 8.000,- voor de inventaris.
2.3
Op verzoek van Nusa hebben partijen vervolgens op 29 augustus 2024 een exploitatieovereenkomst getekend, waarin (voor zover van belang) het volgende staat:
Deze overeenkomst is aangegaan ingaande 31 augustus 2024 en lopende tot 1 februari 2025.
3.1
De eigenaar geeft in beheer aan de Exploitant, gelijk de Exploitant van de eigenaar in beheer aanvaardt de gehele accommodatie met bijbehorende (buiten)ruimten. (…)
5.1
De accommodatie zal door of vanwege de Exploitant worden bestemd om te worden gebruikt voor Horeca-activiteiten.
6.1
De exploitatievergoeding van de accommodatie bedraagt op de ingangsdatum op maandbasis AWG 5.000,- (zegge: vijfduizend Arubaanse Florins) per maand exclusief de verschuldigde omzetbelasting. In deze vergoeding is een bedrag van AWG 1.000,- per maand opgenomen voor het gebruik van de horecavergunningen.
6.6
De betalingsverplichting van de Exploitant bestaat uit:
- de exploitatievergoeding zijnde AWG 5.000,- per maand exclusief BBO (…)
- Directievergoeding Nusa VBA zijnde AWG 350,-- per maand exclusief BBO. (…)
8.1
Partijen komen overeen dat de accommodatie primair zal worden geëxploiteerd en worden ingericht als Horeca bedrijf.
11.3 (…)
De exploitant neemt over de in de bijlage vermelde inventaris.
11.5 (…)
Met de eigenaar van [adres] Amoras Onroerend Goed VBA is contact geweest over huur van [adres] vanaf 1 februari 2024 door mevr. [eiseres] of een aan haar gelieerde vennootschap. De eigenaar heeft verklaard hier positief tegenover te staan. Deze verhuur zal nader moeten worden uitgewerkt tussen [eiseres] en Amoras OG VBA.
15.1
De Exploitant zal zich houden aan vereisten van de publiekrechtelijke vergunningen en goedkeuringen.
2.4
Op 31 augustus 2024 heeft [eiseres] haar onderneming onder de naam Bon Vibe Bar & Restaurant geopend.
2.5
Op 14 september 2024 kwam de politie langs bij Bon Vibe voor een controle van de vergunningen. De politie meldde toen aan [eiseres] dat zij de vergunning van Nusa niet kon gebruiken. Op 28 september 2024 berichtte de politie hetzelfde, met de aankondiging dat bij een volgende controle de deuren van Bon Vibe zouden worden gesloten.
2.6
Op 5 januari 2025 heeft de politie de bedrijfsactiviteiten van [eiseres] stopgezet vanwege het ontbreken van een geldige horeca-vergunning.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiseres] vordert dat het Gerecht Nusa (voor zover met uitvoerbaarverklaring bij voorraad) zal veroordelen om aan haar de volgende bedragen te betalen:
a. Afl. 3.000,- als verschil in de huurprijs die [eiseres] aan Nusa heeft betaald en de huurprijs die Nusa zelf aan de verhuurder afdroeg;
b. Afl. 4.000,- als bedrag dat is betaald voor het gebruik van de horecavergunning, terwijl dit gebruik niet mogelijk was;
c. Afl. 1.400,- als bedrag dat is betaald als directievergoeding;
d. Afl. 5.500,- als bedrag dat is betaald als inventariskosten;
e. Afl. 35.000,- als voorschot op de schadevergoeding wegens de betaalde huur en gederfde omzet over de maanden waarin de onderneming van [eiseres] noodgedwongen gesloten is;
f. de kosten van deze procedure.
3.2 [
Eiseres] voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat Nusa toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, dan wel dat de overeenkomst nietig of vernietigbaar is wegens strijd met de wet, bedrog of misbruik van omstandigheden.
3.3
Nusa heeft verweer gevoerd. Op haar beurt vordert zij van [eiseres] een bedrag van Afl. 9.936,50, bestaande uit achterstallige directievergoeding, achterstallige exploitatievergoeding, achterstallige vergoeding voor het gebruik van de vergunning, kosten van Setar, Elmar en WEB en juridische kosten.
3.4 [
Eiseres] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Nusa.
3.5
Het Gerecht zal hierna ingaan op de stellingen van partijen, voor zover die relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.DE BEOORDELING

in conventie
Wat hebben partijen afgesproken?
4.1
Partijen zijn het niet eens over wat zij precies met elkaar hebben afgesproken. Bij haar stellingen over de vermeende tekortkoming van Nusa baseert [eiseres] zich mede op de overeenkomst die zij op 8 augustus 2024 met [aandeelhouder] heeft gesloten. Volgens Nusa kan dit niet, omdat de overeenkomst van 8 augustus 2024 is vervallen toen partijen op 29 augustus 2024 een exploitatieovereenkomst sloten.
4.2
Het Gerecht is het met beide partijen voor een gedeelte eens. Het klopt dat de afspraken van partijen bindend zijn vastgelegd in de exploitatieovereenkomst van 29 augustus 2024, die de overeenkomst van 8 augustus 2024 heeft vervangen. Voor zover de exploitatieovereenkomst echter onduidelijk is, kan de overeenkomst van 8 augustus 2024 wel helpen bij de uitleg van de gemaakte afspraken. Gesteld noch gebleken is immers dat partijen opnieuw hebben onderhandeld over de exploitatieovereenkomst, of dat het de bedoeling was om in de exploitatieovereenkomst andere afspraken te maken dan op 8 augustus 2024 al was gebeurd. Sterker nog: beide partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst van 8 augustus 2024 amateuristisch was en dat zij daarom op 29 augustus 2024 een meer professionele tekst hebben ondertekend. Dit betekent dat de overeenkomst van 8 augustus 2024 nog wel kan helpen bij de interpretatie van de afspraken die partijen op 29 augustus 2024 hebben vastgelegd.
4.3
Op basis van de exploitatieovereenkomst, gelezen in combinatie met de overeenkomst van 8 augustus 2024, stelt het Gerecht vast dat het de bedoeling was dat [eiseres] op de oude locatie van het Nusa-restaurant in de [adres] een horeca-onderneming zou starten. Zij zou daarbij gebruik maken van de horeca-vergunning van Nusa. Voor het gebruik van de bedrijfsruimte en de vergunning van Nusa zou [eiseres] een vergoeding van Afl. 5.000,- betalen (te weten Afl. 4.000,- als huur van het pand en Afl. 1.000,- voor het gebruik van de vergunning). Daarnaast zou zij een directievergoeding betalen van Afl. 350,-, vermeerderd met de kosten van de verschillende aansluitingen. Tot slot zou [eiseres] eenmalig Afl. 8.000,- betalen voor de overname van een gedeelte van de inventaris. Met ingang van 1 februari 2025 zou [eiseres] zelf moeten zorgen voor een huurovereenkomst met de eigenaar van het pand en voor een eigen vergunning.
Nusa heeft wanprestatie gepleegd
4.4 [
Eiseres] stelt zich op het standpunt dat Nusa is tekortgeschoten in de nakoming van de gemaakte afspraken. Nusa bleek haar horeca-vergunning immers helemaal niet aan [eiseres] in gebruik te kunnen geven. Daardoor is Bon Vibe op last van de politie gesloten en lijdt [eiseres] schade.
4.5
Naar het oordeel van het Gerecht is inderdaad aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Nusa wanprestatie heeft gepleegd. Het Gerecht legt deze beslissing hierna uit.
4.6
Uitgangspunt van de afspraken tussen partijen was dat [eiseres] (tot 1 februari 2025, de datum waarop zij zelf een vergunning zou moeten hebben) gebruik zou maken van de vergunning van Nusa. [Eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat het haar later is gebleken dat het op grond van de Vergunningsverordening (AB 2002 no. GT1) niet is toegestaan om een horecavergunning door een ander te laten gebruiken. Daarin heeft zij gelijk: artikel 9 van de Vergunningsverordening bepaalt immers het volgende:
“1. De uitoefening van het bedrijf krachtens een vergunning moet uitsluitend op naam en voor rekening van de vergunninghouder geschieden.
(…)
3. Is de vergunninghouder een rechtspersoon, dan moet de uitoefening van het bedrijf geschieden door het bestuur van de rechtspersoon, dat zich daarin, met inachtneming van het eerste lid, slechts kan doen bijstaan door personeel dat bij de rechtspersoon in loondienst is.”
Nusa heeft weliswaar aangevoerd dat [eiseres] de vergunning van Nusa gewoon had kunnen gebruiken, zolang zij haar activiteiten maar onder de naam Nusa zou oefenen, maar die stelling lijkt vooralsnog onjuist. Vast staat immers dat [eiseres] geen personeelslid in loondienst van Nusa is, als bedoeld in artikel 9 lid 3 van de Vergunningsverordening.
4.7
Zelfs als [eiseres] de vergunning van Nusa wel had kunnen gebruiken als zij de naam Nusa was blijven voeren, helpt dat Nusa in dit geval niet. Tijdens de zitting is immers gebleken dat Nusa niet met [eiseres] heeft besproken dat zij verplicht was de naam Nusa te blijven gebruiken. Sterker nog: niet alleen wordt er in de aanhef van de overeenkomst van 8 augustus 2024 gesproken over “
voorheenNusa”, maar ook heeft Nusa niet betwist dat (de directeur en/of aandeelhouder van) Nusa wist dat [eiseres] voor haar bedrijf de naam Bon Vibe had bedacht. Evenmin is bestreden dat [aandeelhouder] [eiseres] per whatsapp veel succes heeft gewenst “met de opening van Bon Vibe”. Ook overigens vindt het Gerecht het ongeloofwaardig dat het daadwerkelijk de bedoeling was van Nusa dat [eiseres], zonder enige horeca-ervaring, een bar en restaurant zou openen onder de naam Nusa, terwijl het “oude” Nusa-restaurant net haar deuren had geopend op een nieuwe locatie. Het Gerecht gaat dan ook voorbij aan het verweer van Nusa dat de sluiting van Bon Vibe aan [eiseres] zelf valt te wijten, omdat zij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden.
4.8
Het Gerecht gaat evenmin mee in het verweer van Nusa dat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan artikel 15.1 van de exploitatieovereenkomst, waarin staat dat [eiseres] “zich zal houden aan vereisten van de publiekrechtelijke vergunningen en goedkeuringen”. Nog afgezien van de vraag of het voeren van een bepaalde bedrijfs- of handelsnaam valt onder noemer “vereisten van publiekrechtelijke vergunningen”, kan Nusa haar verantwoordelijkheid niet op [eiseres] afwentelen met een beroep op artikel 15.1 van de exploitatieovereenkomst, nu vaststaat dat Nusa niet aan haar kernverplichting (het ter beschikking stellen van haar vergunning) kon voldoen. Bovendien was het, zo blijkt uit artikel 9 van de Vergunningverordening, voor [eiseres] eenvoudigweg onmogelijk om zich én aan de gemaakte afspraken én aan de wet te houden.
4.9
Kortom: Nusa is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de exploitatieovereenkomst.
Schadevergoeding
4.1
De volgende vraag is dan welke schade [eiseres] heeft geleden door de wanprestatie van Nusa. De schadeposten, waarvan [eiseres] vergoeding vordert, zullen hierna één voor één worden besproken.
Ad a. Het verschil in de huurprijs
4.11 [
Eiseres] vordert betaling door Nusa van het verschil in de huurprijs die zij aan Nusa heeft betaald en de huurprijs die Nusa zelf aan de verhuurder afdroeg.
4.12
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat Nusa het verschil aan [eiseres] moet terugbetalen. In dit verband geldt dat het Nusa vrijstond het pand aan [eiseres] in gebruik te geven en daarvoor een (door partijen in overleg te bepalen) vergoeding te vragen. Dat zou alleen anders zijn, als partijen zouden hebben afgesproken dat de huurprijs hetzelfde zou zijn als de huurprijs die Nusa aan de eigenaar van het pand afdroeg. Dat dit het geval is geweest, heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt. Voor toewijzing van dit gedeelte van de vordering bestaat daarom geen aanleiding.
Ab b. De vergoeding voor de horecavergunning
4.13
Vast staat dat [eiseres] maandelijks Afl. 1.000,- betaalde voor de horeca-vergunning van Nusa, terwijl is gebleken dat Nusa haar vergunning niet aan [eiseres] in gebruik kon geven. Dit betekent dat [eiseres] ten onrechte voor het gebruik van de vergunning heeft betaald. Gelet daarop is het Gerecht van oordeel dat Nusa het gevorderde (en niet door Nusa weersproken) bedrag van Afl. 4.000,- aan [eiseres] moet terugbetalen.
Ad. c. De directievergoeding
4.14
Nusa en [eiseres] hebben afgesproken dat [eiseres] maandelijks een bedrag zou betalen als directievergoeding. Nu [eiseres] geen gebruik kon maken van de vergunning van Nusa, en ook verder niet is gebleken dat Nusa activiteiten voor [eiseres] heeft verricht die doorgaans door een directeur worden gedaan, is het Gerecht van oordeel dat [eiseres] de directievergoeding ten onrechte heeft betaald. Daarom zal ook dit gedeelte van de vordering (tot een bedrag van Afl. 1.400,-, dat niet door Nusa is weersproken) worden toegewezen.
Ad d. De inventariskosten
4.15 [
Eiseres] heeft Afl. 8.000,- aan Nusa betaald in verband met (onder andere) de inrichting van de bar, de buitenbar, de elektrische installatie, de verlichting, de alarminstallatie en de tuininrichting. [Eiseres] stelt zich op het standpunt dat is gebleken dat het overgrote deel van de inventaris door natrekking eigendom is geworden van de eigenaar van het pand, zodat Nusa die inventaris helemaal niet aan haar kon overdragen. Dat heeft Nusa niet, althans onvoldoende bestreden. Nusa heeft tijdens de zitting uitgelegd dat zij aanvankelijk met de eigenaar van het pand had afgesproken dat de eigenaar aan het eind van de huurperiode (per 1 februari 2025) nog een bedrag zou betalen in verband met de investeringen door Nusa. Later had de eigenaar van het pand echter laten weten dat zij niet de financiële ruimte had om nog een bedrag aan Nusa te betalen. Wat er verder ook van zij dat Nusa deze financiële tegenvaller kennelijk op [eiseres] heeft willen verhalen: vast staat dat het grootste deel van de inventaris niet meer van Nusa was, en dat Nusa die dus ook niet aan [eiseres] kon overdragen.
4.16 [
Eiseres] stelt zich op het standpunt dat de roerende zaken, die wel eigendom zijn gebleven van Nusa (zoals de planten en voorraadrekken) zo’n Afl. 2.500,- waard waren. Dat heeft Nusa niet bestreden, zodat het Gerecht ervan uitgaat dat dat klopt. Dit betekent dat Nusa zal worden veroordeeld om Afl. 5.500,- aan [eiseres] te betalen.
Ad e. De omzetderving
4.17 [
Eiseres] vordert tot slot een voorschot op de schadevergoeding over de maanden waarin zij Bon Vibe noodgedwongen heeft moeten sluiten. [Eiseres] begroot die schade, die volgens haar bestaat uit betaalde huur en gederfde winst, op Afl. 35.000,-. Nusa heeft deze vordering betwist.
4.18
Het Gerecht heeft hiervoor vastgesteld dat Nusa wanprestatie heeft gepleegd, doordat zij het belangrijkste gedeelte van de overeenkomst – te weten het ter beschikking stellen van haar vergunning – niet is nagekomen.
4.19
Daarbij komt dat voldoende aannemelijk is geworden dat Nusa daarnaast wanprestatie heeft gepleegd (of onrechtmatig heeft gehandeld), door [eiseres] niet binnen afzienbare termijn te voorzien van de informatie die zij nodig had om een eigen vergunning aan te vragen. Volgens de afspraken in de exploitatieovereenkomst kon [eiseres] de vergunning van Nusa tot 1 februari 2025 gebruiken en moest zij daarna beschikken over een eigen vergunning. [Eiseres] heeft gemotiveerd gesteld dat zij al medio september 2024 aan Nusa heeft gevraagd om de gegevens die zij nodig had om een vergunningaanvraag in te dienen. Het ging hierbij onder andere om de tekening en plattegrond van het pand, een kopie van de bouwvergunning, een kopie van de hindervergunning, een kopie van de vestigingsvergunning, een kopie van de verklaring van het kadaster, etc. [Eiseres] heeft betoogd dat zij zelf niet beschikte over het overgrote deel van die informatie, maar dat deze in bezit was van Nusa, en dat Nusa de gegevens – ondanks verschillende verzoeken – pas op 17 januari 2025 ter beschikking heeft gesteld. Nusa heeft weliswaar aangevoerd dat zij de bouwvergunning op 4 december 2024 aan [eiseres] heeft gemaild, maar dat zij de overige documenten waarover zij ook beschikte pas in januari 2025 heeft afgegeven, heeft Nusa niet bestreden.
4.2
Het verweer van Nusa dat [eiseres] te laat is begonnen met de aanvraag van haar eigen vergunning treft geen doel. Niet alleen heeft Nusa dit verweer onvoldoende onderbouwd (zeker gelet op de gemotiveerde stellingname van [eiseres] over alle verzoeken die zij aan Nusa heeft gestuurd), maar ook heeft Nusa geen goede verklaring gegeven voor de noodkreet van [eiseres] in haar e-mail aan Nusa van 4 december 2024 (naar aanleiding waarvan Nusa uiteindelijk de bouwvergunning stuurde):
“1 Februari vervald mijn huur contract en vergunning dat ik met [aandeelhouder] hebt. Nadat wat gaat gebeuren?
Ik ben al 3 maanden aan het vragen voor de documenten dat ik nodig hebt om mijn eigen vergunning te regelen, dat heeft de politie van de vergunning afdeling mij 3 keer al gezegt. Ik vraag welke keer maar geen aantwoord. Om een vergunning te krijgen duurt 2 of 3 manden, en per 1 Feb 2025 heb ik een vergunning en geen contact meer want het vervald ik vind dit echt nier eerlijk.
Julliee hebben mijn beloofd (…) Dat Jullie mij de Documenten zal sturen om mijn eigen vergunning te vragen maar ook geen antwoord.”
4.21
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het Gerecht voldoende aannemelijk geworden dat Nusa heeft nagelaten om de informatie die [eiseres] nodig had voor het aanvragen van haar eigen vergunning – over welke informatie Nusa wel maar [eiseres] niet beschikte – aan [eiseres] ter beschikking te stellen.
4.22
Hoewel aan Nusa kan worden toegegeven dat [eiseres] (de hoogte van) haar vordering tot schadevergoeding niet heel uitvoerig heeft onderbouwd, is wel aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat [eiseres] door het handelen (of eigenlijk: nalaten) van Nusa schade heeft geleden en Nusa die schade aan [eiseres] zal moeten vergoeden. [Eiseres] heeft verder uitvoerig toegelicht dat zij een spoedeisend belang heeft bij betaling van een voorschot op de schadevergoeding. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij de huur over de maanden maart tot en met mei van dit jaar niet heeft kunnen betalen en dat de (huidige) verhuurder aandringt op betaling, terwijl zij ook een betalingsachterstand bij Island Finance heeft. Bij die stand van zaken vindt het Gerecht het alleszins redelijk dat aan [eiseres] een voorschot op de schadevergoeding zal worden toegekend. Het Gerecht zal de hoogte van deze schade daarom schatten. Uitgaande van het feit dat er een vertraging van zo’n vier maanden is ontstaan voordat [eiseres] haar vergunningaanvraag kon indienen, terwijl zij al die tijd wel huur heeft moeten betalen en omzetderving heeft geleden, schat het Gerecht de schade van [eiseres] in redelijkheid op Afl. 20.000,-. Nusa zal worden veroordeeld om dit bedrag als voorschot op de schadevergoeding aan [eiseres] te betalen.
Tussenconclusie
4.23
In het licht van het voorgaande zal Nusa worden veroordeeld om (Afl. 4.000,- + Afl. 1.400,- + Afl. 5.500,- + Afl. 20.000,- =) Afl. 30.900,- aan [eiseres] te betalen.
De proceskosten
4.24
Omdat Nusa grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de proceskosten van [eiseres] in conventie voor haar rekening nemen. Die kosten worden onder het kopje “de beslissing” begroot.
De vordering in reconventie
4.25 [
Eiseres] heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de eis in reconventie te laat is ingesteld, zodat Nusa in die vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hoewel Nusa haar stukken wel tijdig (namelijk om 11.50 uur) bij de griffie van het Gerecht heeft ingediend, heeft Nusa niet bestreden dat zij de stukken pas ruim twee uur later (rond 14.00 uur) bij de gemachtigde van [eiseres] heeft laten bezorgen. Dat is te laat: op grond van de artikelen 58 en 57 van het procesreglement moest Nusa ook [eiseres] uiterlijk om 12.00 uur op de hoogte brengen van de eis in reconventie.
4.26
Overigens kan de vordering van Nusa sowieso niet worden toegewezen: Nusa stelt zich weliswaar op het standpunt dat zij nog geld van [eiseres] tegoed heeft, maar zij onderbouwt dat niet. Daar staat tegenover dat [eiseres] wel bankafschriften heeft overgelegd, waarop te zien is dat zij de exploitatievergoeding (inclusief directievergoeding) en kosten voor WEB, Setar en Elmar heeft betaald. Dat [eiseres] nog geld aan Nusa moet betalen, is in het kader van deze procedure dus niet aannemelijk geworden.
4.26
Omdat de vordering van Nusa wordt afgewezen, moet Nusa de proceskosten van [eiseres] in reconventie vergoeden. Die worden begroot op Afl. 500,- aan salaris van de gemachtigde (1 punt x factor 0,5).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
5.1
veroordeelt Nusa om aan [eiseres] Afl. 30.900,- te betalen;
5.2
veroordeelt Nusa in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 266,- aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4
wijst de vordering af;
5.5
veroordeelt Nusa in de kosten van de procedure, die tot aan de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 500,- aan salaris van de gemachtigde, en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.