3.4Naar aanleiding van een controle van de omstandigheden van verzoekster heeft verweerder geconstateerd, dat bovengenoemde beschikking van 29 augustus 2022 op 9 januari 2023 is ingeschreven bij Censo. De aanspraak op partneralimentatie heeft geleid tot herziening van de uitkering van verzoekster, een terugvordering alsmede wijziging van de op de uitkering in te houden bedragen. Dit alles is neergelegd in de bestreden beschikking van 22 januari 2025,, waartegen bezwaar is gemaakt.
Wat heeft verweerder ten grondslag gelegd aan de bestreden beschikking?
4. Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat verzoekster vanaf 9 januari 2023 recht heeft op Afl. 400,- per maand aan partneralimentatie en dat zij verzuimt heeft dit te melden aan de Sociale Dienst. Deze inkomsten moeten worden betrokken de bij vaststelling van de hoogte van de uitkering van verzoekster.
Op grond van wordt artikel 12, vijfde lid, van het Landsbesluit bijstandsverlening (Lbbv) moeten de inkomsten volledig worden gekort. Op grond van intern beleid wordt echter slechts rekening gehouden met 2/3 van die inkomsten. Omdat verzoekster aanspraak kan maken op Afl. 400.- per maand aan partneralimentatie wordt twee derde deel, Afl. 266, 67.- op de uitkering in mindering gebracht. De uitkering van verzoekster is op basis hiervan herzien over de periode januari 2023 tot en met januari 2025.
Verzoekster heeft over die periode Afl. 7.085.- te veel ontvangen. Dit wordt van verzoekster teruggevorderd op grond van artikel 12 van de Landsverordening maatschappelijke zorg (Lvmz). Het onverschuldigd betaalde bedrag wordt ingevorderd door een inhouding op de uitkering van Afl. 110.- per maand, dat is 10% van het voor verzoekster geldende normbedrag van Afl. 1.080.-, na afronding. Omdat verzoekster een woning huurt van FCCA wordt het maandelijkse huurbedrag van Afl. 165.- eveneens in mindering gebracht op de uitkering. Dit betekent dat verzoekster tot en met de maand januari 2025 recht heeft op een uitkering van Afl. 540.- per maand. Vanwege een verlaging van het maandelijkse huurbedrag krijgt verzoekster per februari 2024 Afl. 595.- per maand.
Wat voert verzoekster aan?
5. Verzoekster voert primair aan dat verweerder ten onrechte rekening houdt met de partneralimentatie, omdat zij die wel toegekend heeft gekregen van het gerecht, maar nooit heeft ontvangen van haar ex-echtgenoot. Ter onderbouwing daarvan verwijst verzoekster naar een door haar voormalige partner ondertekende verklaring. Het is volgens verzoekster onredelijk om rekening te houden met inkomsten die zij nooit heeft gehad. Omdat de herziening, de terugvordering en de inhouding daarop zijn gebaseerd, vraagt verzoekster de bestreden beschikking in zoverre te schorsen. Verzoekster wijst er verder op dat het resterende bedrag van Afl. 540.- per maand volstrekt onvoldoende is om van rond te komen, mede gelet op haar vaste lasten van Afl. 425.- per maand voor de kosten van water, elektriciteit en telefoon. Verzoekster resteert dan Afl. 25.- per maand voor de huishouding, boodschappen etc. Dat is niet reëel. Verzoekster stelt van de bestreden beschikking onevenredig nadeel te ondervinden.
6. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en dat ter voorkoming van dat nadeel een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Voor zover het gerecht daarbij een inhoudelijk oordeel geeft, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is het niet bindend in de bodemprocedure.