In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst, die in het begin van 2021 tot stand kwam, betrof de bouw van een woning door gedaagde voor eiser. De totale aanneemsom bedroeg Afl. 341.339,--. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden zijn partijen in onderhandeling getreden om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, wat uiteindelijk ook is gebeurd. Eiser vordert nu een bedrag van Afl. 21.300,-- van gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat gedaagde een bedrag van Afl. 12.900,-- zou terugbetalen voor niet uitgevoerde werkzaamheden. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn voor het ontvankelijkheidsverweer van gedaagde en dat de afspraken die in een niet-ondertekend document zijn vastgelegd, bindend zijn voor beide partijen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde Afl. 12.900,-- aan eiser moet terugbetalen, te vermeerderen met wettelijke rente, omdat gedaagde deze betaling niet heeft verricht. De vordering van eiser voor de reparatiewerkzaamheden aan de woning is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat gedaagde in gebreke is gesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 15 januari 2025.