ECLI:NL:OGEAA:2025:240
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen gewezen partners met betrekking tot onroerend goed in Canada en Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee gewezen partners, eiser en gedaagde. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 augustus 2024, waarin het Gerecht instructies gaf aan de partijen om relevante documentatie te overleggen. Eiser, die in Canada woont, diende een taxatierapport in van zijn woning in Canada, terwijl gedaagde, die in Aruba woont, niet adequaat reageerde op de ingediende stukken van eiser. Het Gerecht constateerde dat gedaagde de stellingen van eiser niet had betwist, wat leidde tot de aanvaarding van de ingediende bewijsstukken.
Het Gerecht heeft vervolgens de waarde van de onroerende goederen vastgesteld en de verdeling van de activa en passiva tussen de partijen bepaald. De Aruba-woning werd toegewezen aan gedaagde, die aan eiser een bedrag verschuldigd was ter waarde van de helft van de woning. Eiser kreeg de Canada-woning toegewezen, met een vergelijkbare verplichting aan gedaagde. Daarnaast werden de hypothecaire leningen en investeringen in de woningen in de verdeling meegenomen. Het Gerecht heeft ook gebruiksvergoedingen vastgesteld voor het eenzijdig gebruik van de woningen door beide partijen.
Uiteindelijk leidde de financiële afrekening tot een bedrag dat gedaagde aan eiser verschuldigd was, na verrekening van de gebruiksvergoedingen en andere financiële verplichtingen. Het vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2025, waarbij de kosten van de procedure tussen partijen werden gecompenseerd.