ECLI:NL:OGEAA:2025:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
AUA202402913
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en schadevergoeding in faillissement La Linda Holding N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van La Linda Holding N.V. in het kader van een faillissement. De curator heeft de gedaagde, die als bestuurder fungeerde, aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement, dat op dat moment meer dan Afl. 19 miljoen bedroeg. De curator heeft aangevoerd dat de gedaagde als bestuurder grove schuld en nalatigheid heeft vertoond door geen jaarrekeningen op te stellen, geen belasting te betalen en een gebrekkige administratie te voeren. De gedaagde heeft verweer gevoerd door te stellen dat hij feitelijk niet als bestuurder functioneerde en dat hij niet in staat was om zijn taken naar behoren uit te voeren vanwege zijn mentale gesteldheid. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde, ondanks zijn verweer, verantwoordelijk was voor de toestand van de vennootschap en dat zijn nalatigheid heeft bijgedragen aan het faillissement. Het Gerecht heeft de curator in het gelijk gesteld en de gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft het beslag dat door de curator was gelegd, gehandhaafd. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de curator.

Uitspraak

Vonnis van 20 augustus 2025
Behorend bij A.R. nr. AUA202402913
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser in conventie, gedaagde in reconventie], handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van La Linda Holding N.V.,
te Aruba,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna: de curator,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.J.S Soekander,
tegen
[Gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te Aruba,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
gemachtigde: C.M.F. Tsu – Van der Weide.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 15 augustus 2024;
- de “conclusie van antwoord conservatoir verhaalsbeslag onroerende zaak”, met producties, van 5 november 2024;
- de conclusie van repliek van 12 februari 2025;
- de conclusie van dupliek, met producties, van 11 maart 2025;
- de akte uitlating producties van 16 april 2025.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.DE FEITEN

2.1
La Linda N.V. (hierna: La Linda) is in 1961 opgericht en voerde een onderneming die zich bezig hield met de kleinhandel in – kort gezegd – huishoudelijke artikelen.
2.2 [
Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was aanvankelijk procuratiehouder en sinds 23 augustus 2013 directeur van La Linda. Op dat moment was [vader van gedaagde en eiser], de vader van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], eveneens statutair bestuurder van de vennootschap.
2.3
Bij beschikking van dit Gerecht van 1 februari 2019 (zaaknummer EJ AUA201900283) is aan La Linda voorlopig surseance van betaling verleend met ingang van 1 februari 2019. De curator is toen tot bewindvoerder benoemd. Bij beschikking van 3 februari 2020 is aan La Linda definitief surseance van betaling verleend.
2.4
Vervolgens is bij vonnis van dit Gerecht van 23 december 2020 de definitieve surseance van betaling van La Linda opgeheven en La Linda in staat van faillissement verklaart. De curator is ontheven van zijn taak als bewindvoerder en tot curator aangesteld.
2.5
Per 13 maart 2019 is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uitgeschreven als directeur van La Linda.
2.6 [
Vader van gedaagde en eiser] is in februari 2021 overleden.
2.7
Bij brief van 20 september 2022 is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door de curator aansprakelijk gesteld voor het gehele tekort van het faillissement. In deze brief staat onder meer als volgt:
“Bij email van 12 februari 2019 heb ik aan u en uw vader wijlen [vader van gedaagde en eiser] bevestigd wat wij op de zondag ervoor (10 februari 2019) bespraken en wat u in antwoord op mijn vragen heeft meegedeeld. Ik citeer het volgende:
In onze bespreking van afgelopen zondag is het volgende naar voren gekomen:
- Er zijn geen jaarrekeningen over 2015, 2016, 2017 of 2018;
- De laatste 4 jaar is er geen loonbelasting of BBO betaald;
- In 2018 is de server, waarop alle belangrijke informatie en inzicht over de huidige administratie staat, gehackt;
- Er is geen recente payroll informatie;
- Er bestaat geen reële verwachting dat er op korte termijn gelden liquide worden gemaakt om alle schulden te kunnen betalen.
In meerdere gesprekken heb ik de directie laten weten dat gezien het ontbreken van deze zaken, de bestuurders voor het tekort bij een eventueel te volgen faillissement persoonlijk aansprakelijk zullen worden gehouden (bestuurdersaansprakelijkheid).
(…)
Ik ben genoodzaakt om u op basis van het bovenstaande aansprakelijk te houden voor het gehele tekort in het faillissement. (…).”
2.8
De curator heeft conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaak gelegen aan de [adres] (kadastraal bekend [kadastraal nummer]) te Aruba.
3. HET GESCHIL
In conventie en in reconventie
3.1
De curator vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te veroordelen aan de curator van La Linda te voldoen een bedrag van Afl. 19.000.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2022, kosten rechtens.
3.2
De curator legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bestuurder van La Linda aansprakelijk is voor het gehele tekort in het faillissement, nu sprake is van (kennelijk) onbehoorlijk bestuur en de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
3.3 [
Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer en concludeert (zo begrijpt het Gerecht) tot afwijzing van het gevorderde. In reconventie vordert hij opheffing van het door de curator gelegde beslag. Aan deze vordering heeft hij ten grondslag gelegd dat de curator zich ten onrechte op bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept en dat het beslag daarom ten onrechte is gelegd.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.BEOORDELING

In conventie en in reconventie
4.1
Het Gerecht begrijpt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij wege van reconventionele vordering vordert dat het ten laste van hem gelegde beslag wordt opgeheven. In zijn conclusie van repliek is de curator niet uitdrukkelijk op deze vordering ingegaan en hij heeft nog niet in tweede termijn op deze vordering kunnen reageren. Gelet echter op hetgeen hierna wordt overwogen, wordt de curator daardoor niet in zijn belangen geschaad.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.2
Vast staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 23 augustus 2013 tot en met 13 maart 2019, naast zijn vader wijlen [vader van gedaagde en eiser], bestuurder was van La Linda en dat La Linda sinds 1 februari 2019 in surseance van betaling verkeerde en bij beschikking van 23 december 2020 in staat van faillissement is verklaard. Dit brengt, zoals de curator ook heeft gesteld, mee dat op de op bestuurdersaansprakelijkheid gestoelde vordering van de curator het voor de inwerkingtreding per 1 januari 2021 van het huidige boek 2 BW geldende recht, van toepassing is.
4.3
De curator baseert zijn vordering op de aansprakelijkheid van een bestuurder zoals neergelegd in het toen geldende artikel 106 Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) en de aansprakelijkheid van de bestuurder in geval van faillissement van de vennootschap, zoals neergelegd in het toen geldende artikel 116 WvK.
4.4
Krachtens artikel 106 lid 1 WvK is iedere bestuurder tegenover de vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de aansprakelijkheid te dezer zake een hoofdelijke is voor het geheel, indien het een aangelegenheid betreft die behoort tot de werkkring van meer bestuurders. Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat het feit aan hem niet te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
4.5
Deze bepaling betreft de interne aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bestuurder jegens La Linda en ziet op de schade die La Linda heeft geleden. Indien en voor zover de curator deze bepaling als zelfstandige grondslag voor het door hem gevorderde heeft aangevoerd, is de vordering op deze grondslag niet toewijsbaar. De curator heeft nagelaten te stellen welke schade La Linda als gevolg van de [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verweten onbehoorlijke taakvervulling heeft geleden. Met het vorderen van het boedeltekort kan niet worden volstaan. Het had op de weg van de curator geleden een vergelijking te maken tussen de vermogenstoestand van La Linda voorafgaande aan de onbehoorlijke taakvervulling en de vermogenstoestand die tot het faillissement heeft geleid. Dit verschil zou de schade van La Linda kunnen zijn.
4.6
In artikel 116 WvK is bepaald dat de curator, in geval van faillissement van een naamloze vennootschap en wanneer de toestand van de vennootschap geheel of gedeeltelijk is te wijten aan grove schuld of grove nalatigheid van de bestuurder, ten behoeve van de boedel van deze bestuurder schadevergoeding mag vorderen.
4.7
De curator stelt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt, nu de administratieplicht is geschonden, sinds 2015 de jaarrekeningen niet zijn opgesteld en ingediend, is nagelaten loonbelasting en BBO te betalen en er geen payroll informatie is. Het niet op orde hebben van de administratie, het niet afdragen van belastingen en premies, het aangaan van schulden zonder voldoende zekerheid en onvoldoende terugbetalingscapaciteit en het structureel onbetaald laten van huurschulden, terwijl voor ieder normaal handelend bestuurder duidelijk moest zijn dat een faillissement daardoor onafwendbaar was, is volgens de curator een belangrijke reden voor het faillissement.
4.8 [
Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in de eerste plaats als verweer aangevoerd dat hij feitelijk niet als bestuurder functioneerde en slechts ‘op papier’ bestuurder was en dat hij niet over de capaciteiten beschikt om als bestuurder te functioneren en vanwege zijn mentale gesteldheid daartoe ook niet in staat was. Dit verweer kan hem niet baten. Niet alleen heeft de curator weersproken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen taken vervulde en de inhoud van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in dit verband overgelegde verklaringen betwist, ook laat een eventuele niet actieve rol van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onverlet dat hij als bestuurder van de vennootschap voor de toestand van de vennootschap verantwoordelijk is. De omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], zoals hij stelt, niet over de juiste vaardigheden en capaciteiten beschikt om bestuurder te zijn, doet evenmin aan de op hem als bestuurder rustende verplichtingen af. Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij beschikt over het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak is berekend en deze nauwgezet vervult en dat hij door het op zich nemen van de bestuurstaak er min of meer voor instaat daartoe ook in staat te zijn. Voor het oordeel tot slot dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanwege zijn gestelde psychische problematiek in een zodanige situatie verkeerde dat hij niet begreep wat er gebeurde en/of zijn wil niet kon bepalen, is onvoldoende gesteld. Dit blijkt niet uit de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] overgelegde verklaringen van de psychiater C. Perez Leon, werkzaam bij FSMA Respaldo, van 21 november 2024 en van de huisarts van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 4 oktober 2024 en ook overigens is niets aangedragen waaruit dat blijkt of zou kunnen volgen.
4.9
Omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] blijkens de inschrijving in het handelsregister algemeen bevoegd was en niet is gesteld of gebleken dat in de statuten van La Linda bepalingen zijn opgenomen of dat een onderlinge taakverdeling was gemaakt op basis waarvan bepaalde bestuurstaken worden toebedeeld aan een of meer bestuurders, is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] - tezamen met de medebestuurder (wijlen zijn vader) - voor alle bestuurstaken verantwoordelijk.
4.1
Een bestuurder moet zorgdragen voor een concrete uitvoering van de taken en beslissingen die van invloed zijn op de vennootschap, te allen tijde handelen in het belang van de vennootschap en de financiële toestand van de vennootschap bewaken. Het bestuur van een vennootschap moet een administratie voeren die van een zodanig niveau is dat men snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op een bepaald moment. Deze posities en de stand van de liquiditeiten moeten een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie van de vennootschap. Het bestuur van La Linda, en dus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], voerde geen administratie die hieraan voldoet. Als onweersproken staat immers vast dat over de jaren 2015 tot en met 2018 geen jaarrekeningen zijn opgemaakt en gedeponeerd en dat de administratie van La Linda gebrekkig was. Evenmin is door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] weersproken dat jarenlang geen loonbelasting werd betaald en de Belasting op Bedrijfsomzetten (BBO) niet werd afgedragen, dat er geen recente payroll informatie was, dat de huur structureel onbetaald werd gelaten (voor meer dan Afl. 11,7 miljoen) en dat schulden werden aangegaan zonder voldoende zekerheid en met onvoldoende terugbetalingscapaciteit. Aldus is sprake van grove schuld en nalatigheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bestuurder. Het zich als bestuurder niet van deze taken en verantwoordelijkheden kwijten en het in het geheel niet ingrijpen om benadeling van schuldeisers te (proberen te) voorkomen, is ernstig verwijtbaar. De schending van de administratieplicht en het niet deponeren van de jaarrekeningen is geen onbelangrijk verzuim. Het had op de weg van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegen te bewerkstelligen dat jaarrekeningen werden opgesteld en dat een behoorlijke administratie werd gevoerd. Er is geen aanvaardbare verklaring gegeven voor het feit dat niet is voldaan aan de administratie- en boekhoudplicht. Indien (naar het Gerecht begrijpt:) een medewerker van La Linda ([medewerker]) was belast met de administratieve werkzaamheden en het doen van de betalingen, doet dat niets af aan de verantwoordelijkheid van het bestuur, en daarmee van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. Ditzelfde geldt voor de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangevoerde omstandigheid dat het door La Linda ingeschakelde accountantskantoor zijn taak niet (naar behoren) heeft uitgevoerd. Indien dat inderdaad het geval was, had het op de weg van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegen te bewerkstelligen en zo nodig af te dwingen dat de werkzaamheden door de accountant (alsnog) werden verricht. Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dit heeft gedaan of geprobeerd, is gesteld noch gebleken. Daarenboven had het op de weg van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gelegen te bewerkstelligen dat door La Linda aan haar huurbetalingsverplichting werd voldaan en dat geen verplichtingen werden aangegaan zonder voldoende zekerheid en terugbetalingscapaciteit. Ook in dit verband geldt dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook maar enige invulling aan zijn bestuurstaak en de daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft gegeven. Dat ingrijpen en handelen voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onmogelijk was, is door de curator bestreden en door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet concreet onderbouwd.
4.11
Indien en voor zover zou moeten worden aangenomen dat het voornoemde ernstig verwijtbaar handelen en nalaten niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], maar aan de andere bestuurder (wijlen zijn vader) of aan iemand die de facto het beleid van de vennootschap (mede) heeft bepaald (volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ‘waren de bestuurswerkzaamheden in handen van [medewerker]’) is te verwijten, dan geldt dat niets is gesteld of gebleken waaruit volgt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] pogingen in het werk heeft gesteld om de negatieve gevolgen van dat handelen en nalaten te voorkomen. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan zich daarom niet disculperen.
4.12
Zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zelf stelt, was sinds 2011 sprake van (zwaar) omzetverlies. Zeker in het licht van die omstandigheid is aannemelijk dat de grove schuld en nalatigheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (gelegen in het aangaan van schulden zonder - vanwege het ontbreken van jaarrekeningen en het niet op orde hebben van de administratie - een gedegen zicht op de financiële positie van de vennootschap, het niet afdragen van belastingen en premies en het structureel niet voldoen aan de huurbetalingsverplichting) heeft bijgedragen aan het faillissement. Indien de administratie op orde was en jaarrekeningen waren opgesteld en gedeponeerd, dan zou het bestuur (en zouden de schuldeisers) eerder en beter van de financiële positie van La Linda op de hoogte zijn geweest en had het bestuur maatregelen kunnen nemen om die situatie ten goede te keren. Ditzelfde geldt als maatregelen waren getroffen om de financiële positie van La Linda op orde te krijgen (zoals het voldoen aan betalingsverplichtingen, het snijden in kosten en het niet aangaan van nieuwe verplichtingen). Door dit na te laten was sprake van steeds verder oplopende verliezen, zonder uitzicht op dekking voor het groeiende vermogenstekort. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft weliswaar aangevoerd dat sinds 2011 sprake was van zwaar omzetverlies vanwege de renovatie van de binnenstad (waardoor de door La Linda gevoerde onderneming slecht bereikbaar was) en dat ook de covidpandemie voor omzetverlies heeft gezorgd, maar dit kan hem niet baten. Niet alleen brak de covidpandemie in Aruba uit in maart 2020, en daarmee nadat reeds surseance van betaling was verleend, ook heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen feiten en/of omstandigheden aangedragen (zoals bijvoorbeeld een overzicht van de bedrijfsresultaten voor en na 2011 en voldoende specifieke feiten en omstandigheden die duidelijk maken wat de gevolgen van de coronapandemie voor La Linda zijn geweest) waaruit (een begin van bewijs) kan worden afgeleid dat het omzetverlies zodanig was dat dit de (enige of belangrijkste) oorzaak was van het faillissement.
De schade
4.13
Nu het faillissement van La Linda geheel of gedeeltelijk is te wijten aan grove schuld en nalatigheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bestuurder, kan de curator ten behoeve van de boedel van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] schadevergoeding vorderen.
4.14
De curator stelt zich op het standpunt dat in september 2022 sprake was van door 49 schuldeisers ingediende vorderingen voor meer dan Afl. 20,5 miljoen, dat het boedeltekort tenminste Afl. 19 miljoen bedraagt en dat dit, zo begrijpt het Gerecht, de schade is waarvoor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aansprakelijk is. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet weersproken dat het boedeltekort de geleden schade is. Wel heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangevoerd dat de curator hem niet van de betreffende crediteuren op de hoogte heeft gesteld, dat de crediteuren niet bij naam worden genoemd en dat de curator de 49 crediteuren ‘pretendeert’. Aldus betwist [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], zo begrijpt het Gerecht, de hoogte van de gevorderde schade. Gelet op deze betwisting en nu uit de stellingen van de curator blijkt dat de omvang van het boedeltekort nog niet vast staat (onder meer omdat nog boedelactief moet worden verkocht en niet is gesteld of gebleken dat de schuldeisers zijn geverifieerd), kan de schade nu niet worden begroot; ook niet op het door de curator gefixeerde bedrag van Afl. 19 miljoen. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal daarom worden veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat.
4.15
Nu echter onweersproken is dat de huurschuld Afl. 11,7 miljoen bedraagt en (mede in het licht van hetgeen de curator over de hoogte van de (overige) boedel-, preferente en concurrente schuldeisers en de activa van La Linda heeft gesteld) niets is gesteld of gebleken voor het oordeel dat het boedeltekort zeer waarschijnlijk minder zal bedragen, zal het bedrag van Afl. 11,7 miljoen bij wege van voorschot op de schadevergoeding worden toegewezen.
4.16
De gevorderde wettelijke rente vanaf 22 september 2022 is onbetwist en zal worden toegewezen over de schadevergoeding op te maken bij staat.
Het beslag
4.17
Het voorgaande brengt mee dat het beslag niet ten onrechte is gelegd. De reconventionele vordering tot opheffing wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten
4.18 [
Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. Deze kosten, de beslagkosten daaronder begrepen, worden aan de zijde van de curator tot op heden begroot op Afl. 862,65 aan explootkosten, Afl. 7.500,- aan griffierecht en Afl. 21.000,- (3,5 punt x tarief 11) aan gemachtigdensalaris, zijnde in totaal Afl. 29.362,65.
4.19
Tevens wordt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de kosten in reconventie aan de zijde van de curator gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot het betalen van schadevergoeding aan de curator, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van een bedrag van Afl. 11.700.000,- aan de curator ten behoeve van de boedel van La Linda, ten titel van een voorschot op de te betalen schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in conventie in de proceskosten aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op in totaal Afl. 29.362,65;
5.4
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie in de proceskosten aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op nihil;
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 augustus 2025 in aanwezigheid van de griffier.