ECLI:NL:OGEAA:2025:284

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
A.R.  AUA202403498
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vordert eiseres, een verhuurder, betaling van een bedrag aan gedaagden, voormalige huurders, wegens achterstallige huur, onbetaalde nutsvoorzieningen en schade aan de gehuurde woning. De huurovereenkomst tussen partijen is in oktober 2022 aangegaan, waarbij gedaagden de woning huurden voor Afl. 1.900,- per maand. Eiseres stelt dat gedaagden de huur over september en oktober 2023 niet hebben betaald en dat zij de woning in een deplorabele staat hebben achtergelaten. Eiseres heeft gedaagden op 8 april 2024 schriftelijk geïnformeerd over de openstaande bedragen, waaronder Afl. 1.975,- aan huur en Afl. 2.955,71 aan nutsvoorzieningen. Gedaagden hebben de woning op 2 november 2023 ontruimd, maar zijn niet verschenen op de comparitie van partijen op 28 augustus 2025.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder foto’s en video’s van de woning na de ontruiming, waaruit blijkt dat de woning ernstig vervuild en beschadigd was. Het Gerecht heeft geoordeeld dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade en de huurachterstand. De vordering van eiseres is toegewezen, waarbij gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van in totaal Afl. 22.380,71, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 10 september 2025 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA202403498
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

2.
[Gedaagde 2],
beiden te Aruba,
gedaagden,
hierna te noemen: ieder voor zich respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. D. Canwood.
1.
DE PROCEDURE
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het op 9 oktober 2024 ter griffie ingediende verzoekschrift met producties;
 de conclusie van antwoord, met producties, van 5 maart 2025;
 het comparitievonnis van 26 maart 2025.
1.2
Bij voormeld vonnis is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft - na uitstel op verzoek van partijen - plaatsgevonden op 28 augustus 2025. [Eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. [Gedaagden] zijn, hoewel zij behoorlijk zijn opgeroepen en hun voormalige gemachtigde heeft bericht dat zij van de zitting op de hoogte zijn, niet verschenen. Door en namens [eiseres] zijn haar standpunten nader toegelicht en vragen van het Gerecht beantwoord. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] nog nadere producties (waaronder een USB-stick met foto’s en video’s) overgelegd en ter zitting heeft zij een akte ter vermeerdering/wijziging eis genomen. Deze akte is voorafgaand aan de zitting en voordat zij desisteerde, aan de gemachtigde van [gedaagden] toegestuurd, zodat [gedaagden] van deze eiswijziging op de hoogte zijn. Ditzelfde geldt voor de door [eiseres] overgelegde producties.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Sinds 2021 huurden [gedaagden] van [eiseres] de woning gelegen aan de [adres] te Aruba (hierna: de woning). Op 29 oktober 2022 zijn [eiseres] en [gedaagden] opnieuw een huurovereenkomst aangegaan op grond waarvan [gedaagden] de woning met ingang van 1 oktober 2022 van [eiseres] huren tegen een (hogere) huur van Afl. 1.900,- per maand.
2.2
In de huurovereenkomst is opgenomen dat als de huur niet tijdig is betaald, een ‘late fee’ van Afl. 75,- is verschuldigd. Tevens is als volgt in de huurovereenkomst bepaald:
“4.1 E obligashon nan di huurder ta consisti di:
  • Pago di suma di huur (…)
  • Reemplaso di cualkier (glas di) bentana y/of porta cu wordo kibra y esaki por medio di mesun tipo di material; y/of calidad.
  • Mantenshon por medio di limpiesa y eventual desblokeo di wc, baki laba man, douche, pos y tuberia parti pafo di muraja.
  • Reemplaso di pot di wc y/of baki taba man door di mesun tipo di material y/of caiidad, si en caso kiebro di esaki nan.
  • Reparashon di cualkier otro danjo ocashona na HB-82 door di huurder of persona nan cual huurder ta responsabel pa nan.
  • Limpiesa di bentana y porta nan di HB-82 paden y pafo y tambe mantenshon di parti geverfd di esakinan (kozijn, etc), cu un minimal di 2 bes pa anja. Den caso cu huurder no cumpli cu esaki ta den derecho di verhuurder pa laga esaki wordo hasi y e cuenta io mester wordo paga door di huurder. Kozijn nan di piso ariba ta den bon condishon y esun nan di piso abou ta den renobashon. Manera a wordo palabra entre huurder y verhuurder cu e bentana nan y porta cu ta den mal estado lo wordo cambia cual piso ariba nan ta na ordo, verhuurder ta sigi cu e otro parti manera ta palabrashon.
  • Mantenshon di cabinet di cushina den tur sentido e.o. door di uso di producto apropia di limpiesa. Cualkier danjo cu ta exigi reparashon cu a wordo causa door di huurder lo mester wordo hasi door di huurder of sino lo wordo hasi door di verhuurder y cu obligashon di pago relevante na e gasto nan hasi pa cu esaki na huurder.
  • Mantenshon di cura di vivienda pertenesiendo na HB-82.
  • Mantenshon di e "buitenruimte"/hafdak na e piso abou di vivienda na HB-82 (tene esaki den estado risibi door di huurder).
  • Den caso di cualkier intenshon y/of obligashon di mantenshon/ reemplaso/ drechamento/ cambio na HB-82 e huurder io mester pone verhuurder na altura di esaki prome cu esaki tuma lugar.
(…).”
2.3 [
[Gedaagden] hebben de woning ergens in oktober 2023 verlaten en op 2 november 2023 de sleutels ingeleverd.
2.4
Bij brief van 8 april 2024 is namens [eiseres] als volgt aan [gedaagden] bericht:
“U heeft de sleutels van het door u gehuurde woonhuis op 2 november 2023 ingeleverd. U heeft echter de huur over de maand oktober niet betaald. U bent aldus nog een bedrag van Afl. 1.975,- aan achterstallige huur verschuldigd.
Naast achterstallige huur heeft u tevens openstaande rekeningen van WEB en Elmar achtergelaten. U bent hiervoor aansprakelijk.
WEB ten bedrage van Afl. 644,50
Elmar ten bedrage van Afl. 2.311,21
Verder heeft u het woonhuis in deplorabele staat achtergelaten.(…) Conform de huurovereenkomst had u het woonhuis in dezelfde staat dienen te retourneren. U bent aansprakelijk voor de schade welke cliënte door uw toedoen heeft geleden. Cliënte heeft een begroting aangevraagd om het woonhuis in dezelfde staat terug te brengen zoals die bij aanvang van de huur was. De kosten hiervan komen uit op een bedrag van Afl. 18.225,-.”
2.5
Op 12 september 2024 heeft [eiseres] ten laste van [gedaagden] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de CMB Bank.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Eiseres] vordert [gedaagden] - na wijziging van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 24.030,71, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagden] een huurachterstand hebben, zij ten onrechte hebben nagelaten de utiliteitsrekeningen te betalen en zij de woning in een zodanig slechte staat hebben achtergelaten dat [eiseres] daardoor schade lijdt.
3.3 [
Gedaagden] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de kosten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een huurovereenkomst zijn aangegaan, op grond waarvan [gedaagden] een woning huurden van [eiseres] tegen een huur van Afl. 1.900,- per maand, dat deze huurovereenkomst inmiddels is beëindigd en dat [gedaagden] de woning op 2 november 2023 hebben ontruimd met afgifte van de sleutels.
Huurachterstand
4.2
Volgens [eiseres] is sprake van een huurachterstand, omdat [gedaagden] de huur over de maanden september en oktober 2023 niet hebben betaald. Zij vordert betaling van deze huurachterstand en de daarover verschuldigde, overeengekomen late fee, derhalve in totaal Afl. 3.950,-. [Gedaagden] hebben weliswaar betwist nog huurpenningen aan [eiseres] te zijn verschuldigd, maar zij hebben geen concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden gesteld en ook geen stukken overgelegd waaruit volgt dat zij de huur over de maanden september en oktober 2023 inderdaad hebben betaald. Gelet hierop en nu geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde, op grond van de overeenkomst verschuldigde late fee, zal dit deel van de vordering worden toegewezen zoals verzocht.
Utiliteitsrekeningen
4.3 [
Eiseres] stelt dat [gedaagden] een rekening van WEB ten bedrage van Afl. 644,50 en de rekening van Elmar ten bedrage van Afl. 2.311,21 onbetaald hebben gelaten. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] de betreffende rekeningen overgelegd, waaruit volgt dat deze zien op het gebruik van water en elektra voor de woning gedurende de looptijd van de huurovereenkomst. Het verweer van [gedaagden] dat zij alle utiliteitsrekeningen hebben voldaan, hebben zij voor wat betreft de rekening van WEB op geen enkele wijze onderbouwd. Zij zijn dan ook gehouden dit bedrag aan [eiseres] te betalen. Met betrekking tot de rekening van Elmar hebben [gedaagden] ‘proof of payments’ van hun bank overgelegd, waaruit volgt dat zij in 2022 en tot en met 18 augustus 2023 verschillende betalingen aan Elmar hebben gedaan. Dat zij de factuur van Elmar van 23 oktober 2023, waarvan [eiseres] thans de betaling vordert, hebben voldaan, blijkt uit deze stukken evenwel niet. Gelet hierop en nu ook overigens niets is gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [gedaagden] deze factuur wel hebben betaald, treft hun verweer geen doel. Zij zullen daarom worden veroordeeld het gevorderde bedrag van Afl. 2.311,21 ter zake van de Elmar factuur aan [eiseres] te betalen.
Oplevering van de woning
4.4 [
Eiseres] stelt dat [gedaagden] de woning in een zodanig slechte staat hebben achtergelaten dat zij daardoor schade lijdt, bestaande uit de kosten van het noodzakelijke herstel en schoonmaken van de woning.
4.5 [
Eiseres] stelt ter onderbouwing van de door haar gevorderde schade dat zij de woning kort voor de intrek van [gedaagden] volledig heeft verbouwd en in nieuw staat aan hen heeft opgeleverd. Zij had alles vernieuwd en geverfd. Toen [gedaagden] de woning hadden verlaten, bleek dat de woning ernstig was vervuild (onder meer met uitwerpselen van honden en katten en overal (op muren en plafonds) vliegenpoep), dat veel zaken kapot waren (zoals een raamslot, wastafels, toiletbrillen en het vliegengaas voor de ramen), dat grote gaten in de gipsplaten muren zaten, dat de vloer op de bovenverdieping was vernield en dat overal de plinten waren verwijderd. De woning was zodanig vervuild, dat niet met het enkel schoonmaken en het verwijderen van alle afval kon worden volstaan, maar dat voegen moesten worden vernieuwd en muren, deuren en deurkozijnen moesten worden geschilderd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] foto’s en video’s van de woning overgelegd. [Gedaagden] hebben dit alles, nu zij niet ter comparitie zijn verschenen, niet meer weersproken.
4.5
Vast staat dat tussen partijen bij aanvang van de huur niets concreet is vastgelegd over de staat van de woning. Nu [gedaagden] echter, zoals hiervoor is overwogen, niet hebben weersproken dat zij de woning in nieuwstaat betrokken en in de door [gedaagden] ondertekende huurovereenkomst ook staat vermeld dat de woning in goede staat verkeert, gaat het Gerecht hiervan uit. Tevens gaat het Gerecht ervan uit dat [gedaagden] de woning hebben achtergelaten in de staat zoals door [eiseres] gesteld. Weliswaar hebben partijen de woning niet bij oplevering gezamenlijk geïnspecteerd en is tussen hen niet vastgesteld of bij de oplevering van tekortkomingen sprake was en zo ja, van welke, maar [gedaagden] hebben voormeld betoog van [eiseres] niet, althans onvoldoende weersproken en eveneens staat vast dat de door [eiseres] overgelegde (door de gemachtigde van [eiseres] gemaakte) foto’s en video’s van 4 november 2023, en daarmee van twee dagen na het inleveren van de sleutels, zijn. Door [gedaagden] is niets aangevoerd en ook overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die aanleiding geven om aan te nemen dat in die twee dagen in de woning niet aan [gedaagden] toe te rekenen omstandigheden hebben voorgedaan waaraan de staat van de woning is te wijten. De enkele, niet onderbouwde stelling van [gedaagden] dat de zoon van [eiseres] een week voor de oplevering de staat van de woning heeft goedgekeurd, is verder door [eiseres] gemotiveerd betwist.
4.6
Aangezien [gedaagden] de woning in nieuwstaat hebben ontvangen en zij op grond van de huurovereenkomst een (vergaande) verplichting tot onderhoud van de woning hadden, lag het op hun weg om de woning in goede staat op te leveren. Dit hebben zij echter niet gedaan. Aldus zijn [gedaagden] tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en zijn zij gehouden de daaruit voor [eiseres] voortvloeiende schade te vergoeden.
4.7 [
Eiseres] heeft ter onderbouwing van haar schade verschillende stukken overgelegd, waaronder de meergenoemde foto’s en video’s, een offerte van de aannemer en verschillende bewijzen van betaling aan deze aannemer. Uit deze stukken blijkt dat de kosten van het herstel van de schade in totaal Afl. 17.125,- bedragen. [Gedaagden] hebben de aard en hoogte van de door [eiseres] gestelde schade niet weersproken. Ook dit deel van de vordering van [eiseres] wordt daarom toegewezen zoals verzocht. Op dit bedrag strekt echter in mindering de door [gedaagden] bij aanvang van de huur betaalde borg. Volgens [eiseres] hebben [gedaagden] Afl. 1.650,- aan borg betaald. [Gedaagden] hebben niets gesteld over de hoogte van de borg, maar (als productie 1 bij hun conclusie van antwoord) een bankstatement overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde 1] Afl. 3.300,- heeft betaald. Nu echter uit deze productie niet blijkt aan wie en ten behoeve waarvan dit bedrag is betaald, gaat het Gerecht uit van de door [eiseres] gestelde borg. Op het door [gedaagden] aan [eiseres] te betalen bedrag van Afl. 17.125,- strekt daarom Afl. 1.650,- in mindering. [Gedaagden] zullen worden veroordeeld om Afl. 15.475,- aan [eiseres] te betalen.
Slotsom
4.8
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen. [Gedaagden] zijn gehouden om Afl. 3.950,-. ter zake van de huurachterstand, Afl. 644,50 en Afl. 2.311,21 ter zake van de rekeningen van WEB en Elmar en Afl. 15.475,- aan schadevergoeding, zijnde in totaal Afl. 22.380,71, aan [eiseres] te betalen. Zij zullen hiertoe hoofdelijk worden veroordeeld.
4.9
De gevorderde wettelijke rente is evenmin weersproken en zal, nu niet blijkt vanaf wanneer de rente wordt gevorderd, worden toegewezen vanaf heden.
4.10 [
Gedaagden] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Dirks gevallen en, inclusief de beslagkosten, tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 1.133,- aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan gemachtigdensalaris (3 punten tarief 4).
5. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 22.380,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag van de volledige voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 1.133,- aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.