ECLI:NL:OGEAA:2025:292

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
AUA202502296 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie door COOPERATIVA DI AHORRO Y PRESTAMO ARUBA tegen gedaagde in kort geding

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging COOPERATIVA DI AHORRO Y PRESTAMO ARUBA (CAPA) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die in een artikel in de krant Diario onjuiste en grievende uitlatingen heeft gedaan over CAPA. De procedure begon met een verzoekschrift van CAPA op 29 juli 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 en 27 augustus 2025. CAPA verzocht het Gerecht om de gedaagde te veroordelen tot rectificatie van de onjuiste uitlatingen, die volgens CAPA schadelijk waren voor haar eer en goede naam. De gedaagde heeft de beschuldigingen ontkend en verzocht om afwijzing van de vorderingen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de gedaagde onvoldoende feitelijke basis hadden en dat deze de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde de uitlatingen moest rectificeren, met een dwangsom als prikkel tot nakoming. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van CAPA. Het vonnis werd uitgesproken op 8 oktober 2025 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 8 oktober 2025
Behorend bij AUA202502296 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de coöperatieve vereniging
COOPERATIVA DI AHORRO Y PRESTAMO ARUBA,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: CAPA,
gemachtigden: de advocaten mr. D.G. Croes en mr. D.L. Emerencia,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 29 juli 2025, met producties;
- de aanvullende producties namens CAPA;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde], met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 21 en 27 augustus 2025.
1.2
CAPA is ter zitting verschenen bij de heer [vice-voorzitter] (vice-voorzitter CAPA), bijgestaan door mr. Emerencia voornoemd. [Gedaagde] is in persoon verschenen. Omdat tijdens de zitting bleek dat [gedaagde] niet over alle producties van CAPA beschikte, heeft het Gerecht de zaak aangehouden en een voorzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 27 augustus 2025. Tijdens de voorzetting van de mondelinge behandeling zijn partijen wederom verschenen zoals hiervoor genoemd. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – CAPA mede aan de hand van een overgelegde pleitnota – en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
CAPA is de coöperatieve spaar- en kredietvereniging van de vakbond Sindicato di Empleadonan Publico y Priva di Aruba (hierna: SEPPA), ten behoeve van haar – ongeveer 1.500 – leden.
2.3 [
Gedaagde] is lid van CAPA.
2.4
Begin 2024 is een diefstal van het spaargeld van de leden van CAPA ter hoogte van Afl. 382.000,-- aan het licht gekomen.
2.5
Op 6 juni 2024 heeft [gedaagde], gezamenlijk met de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) een verzoek bij het Gerecht ingediend om CAPA op te dragen om aan hen te verstrekken (i) een kopie van een vonnis in de zaak van CAPA tegen [betrokkene 2] en (ii) een afschrift of uittreksel van het ledenregister van CAPA, zodat [gedaagde] en [betrokkene 1] leden van de CAPA kunnen benaderen om CAPA ertoe te bewegen een algemene ledenvergadering bijeen te roepen. Bij beschikking van 1 juli 2025 heeft het Gerecht CAPA opgedragen om aan [gedaagde] en [betrokkene 1] een afschrift of uittreksel van het ledenregister van CAPA te verstrekken.
2.6
Op 5 juli 2025 is in de krant Diario een artikel verschenen met als titel: ‘[gedaagde]: Hues a dictu su sentencia na fabor di comision 11 di CAPA’ (hierna: het artikel), met daarin onder meer de volgende tekst:

(…) Directiva kier tapa cos den e ladronicia aki di F 382.000,=, cual ta placa di miembronan di CAPA. (…)
(…)
[penningmeester] como Tesorero di CAPA, si e mesun Secretario General di SEPPA, e persona cu ta responsabel pa un bon maneho financiero den CAPA, den reunion general a bisa cu un banco local lo bay paga e F 382.000,=, pero comision 11 tin e veredicto di Juez, den cual Juez ta bisa cu e banco no tin nada di haci cu e ladronicia. (…)
(…)
Ariba e pregunta di con ora a tuma e sospechoso principal den servicio no a haci un antecedenten-onderzoek na Ministerio Publico, manera ta normal ora un persona bin traha na un Instituto Financiero, [penningmeester] a contesta cu esaki a “Escape"nan, esta como lider di un instituto financiero nan a lubida cual ta otro delito.
No tabatin debido informacion di e Tesorera den reunionnan general na 2023 y 2024. (…)
(…)
Tin como 7 casonan den corte contra otro personanan envolvi den e ladronicia. Directiva no a duna ningun informacion, ni di e caso perdi contra e banco local.
(…)
2.7
Bij brief van 11 juli 2025 heeft CAPA [gedaagde] gesommeerd om de tekst in het artikel te (laten) rectificeren. [Gedaagde] heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.

3.HET GESCHIL

3.1
CAPA verzoekt het Gerecht bij vonnis, (het Gerecht begrijpt:) uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [Gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na de uitspraak van dit vonnis in de krant Diario, op pagina 2, in dezelfde opmaak, plaats en lettergrootte als het oorspronkelijke artikel, zonder enige toevoeging of commentaar de volgende rectificatie te plaatsen:
RECTIFICACION
Den un articulo den Diario den dia 5 di juli 2025, riba pagina 2 cu e titulo[gedaagde]: Hues a dicta su sentencia na fabor di comision 11 di CAPA, contrario na e berdad ami, [gedaagde] (den nomber di comision di 11 ) a bisa cu Directiva di CAPA kier tapa cos den e ladronicia aki di F. 382.000,= y, cu [penningmeester], como Tesorero di CAPA, den reunion general a bisa cu un banco local lo bay paga en F. 382.000,= y, cu ariba e pregunta di con ora a tuma e sospechoso principal den servicio no a hasi un antecedenten-onderzoek na Ministerio Publico, manera ta norma lora un persona bin traha na un instituto financiero, [penningmeester] a contesta cu esaki a “Escape” nan, esta como lider di un instituto financiero nan a lubida, cual ta otro delito y cu no tabatatin debido informacion di e Teserero den e reunionan general na 2023 y 2024 y cu tin como 7 casonan den corte contra otro personanan envolví den e ladronicia di locual Directiva no duna ningún informacion, ni di e caso perdi contra e banco local.
Tur lo anterior no ta cuadra cu berdad y cu e publicacion aki mi ta rectifica e informacion incorecto aki.
op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
subsidiair
II. [Gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na de uitspraak van dit vonnis in de krant Diario, op pagina 9, in dezelfde opmaak, plaats en lettergrootte als het oorspronkelijke artikel, zonder enige toevoeging of commentaar een door het Gerecht in goede justitie te vermenen rectificatie te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of dagdeel dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2
CAPA legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De uitlatingen die [gedaagde] in het artikel van 5 juli 2025 in de Diario heeft gedaan, zijn aantoonbaar onjuist en onnodig grievend voor de integriteit, eer en goede naam van CAPA. CAPA heeft veel negatieve reacties gehad naar aanleiding van de publicatie. De publicatie is onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW en [gedaagde] weigert deze te rectificeren.
3.3 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert, zo begrijpt het Gerecht, tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van CAPA in de proceskosten.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van CAPA bij haar rectificatievordering ligt besloten in de aard van die vordering en de daaraan door CAPA ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding, de vraag worden beantwoord of de rectificatievordering van CAPA in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
CAPA heeft (uitsluitend) [gedaagde] in rechte kunnen betrekken
4.3
De eerste vraag die het Gerecht moet beantwoorden, is of CAPA de juiste partij in rechte heeft betrokken. [Gedaagde] heeft namelijk aangevoerd dat het artikel in de Diario een persbericht betreft dat afkomstig is van de zogenoemde ‘
Comishon 11’ (hierna: Commissie 11), een in april 2024 opgerichte commissie die bestaat uit elf leden van CAPA, waaronder [gedaagde]. Volgens [gedaagde] heeft de Diario ten onrechte vermeld dat het artikel van [gedaagde] afkomstig is en kan hij niet alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van het artikel.
4.4
Het Gerecht is van oordeel dat CAPA heeft kunnen volstaan met het (uitsluitend) dagvaarden van [gedaagde]. Daarvoor is ten eerste redengevend dat in het artikel op verschillende manieren wordt gesuggereerd dat de uitlatingen van [gedaagde] persoonlijk afkomstig zijn. In de titel van het artikel staat letterlijk: “
[Gedaagde]: (…)” en het artikel begint ermee dat “
[gedaagde] geeft aan dat (…)”. Ook bevat het artikel een foto van (alleen) [gedaagde]. Daaruit heeft CAPA mogen afleiden dat het gaat om uitlatingen die [gedaagde] op persoonlijke titel heeft gedaan. [Gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de Diario ten onrechte zou hebben vermeld dat de publicatie van [gedaagde] afkomstig is in plaats van Commissie 11, maar dat kan hij bezwaarlijk aan CAPA tegenwerpen. Het had op de weg van [gedaagde[ gelegen om deze fout recht te (laten) zetten, zoals hij op de zitting ook heeft erkend.
4.5
Maar ook als het Gerecht tot uitgangspunt zou nemen dat het artikel afkomstig is van Commissie 11, dan kan CAPA van [gedaagde] verlangen dat hij, als daar aanleiding voor bestaat, de bestreden uitlatingen namens Commissie 11 rectificeert. CAPA heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] uitlatingen namens Commissie 11 kon en mocht doen. Uit de door CAPA overgelegde stukkende – de reactie van [gedaagde] op de sommatiebrief en twee artikelen uit de Diario – komt het beeld naar voren dat [gedaagde] vaker namens Commissie 11 naar buiten treedt en uitlatingen doet uit haar naam (“
na nomber di nan”). In het artikel van 5 juli 2025 staat bovendien dat Commissie 11 naar de rechter is gestapt om een afschrift van het ledenregister van CAPA te verkrijgen en vast staat dat die procedure door [gedaagde] (samen met [betrokkene 1]) in persoon is gevoerd. Kennelijk is [gedaagde] dus bevoegd om namens Commissie 11 te spreken en haar te vertegenwoordigen.
4.6
Verder staat vast dat Commissie 11 geen formele juridische status heeft, zodat CAPA Commissie 11 als zodanig niet in rechte kan betrekken. Ook heeft [gedaagde] niet weersproken dat CAPA tot aan deze procedure niet wist wie de leden van Commissie 11 waren.
4.7
Al het voorgaande leidt het Gerecht tot het oordeel dat [gedaagde] degene is die uitlatingen in het artikel van 5 juli 2025, al dan niet namens Commissie 11, kan en zal moeten rectificeren als daar aanleiding voor bestaat.
[Gedaagde] moet de door CAPA genoemde uitlatingen in het artikel (laten) rectificeren
4.8
De vervolgvraag is of [gedaagde] de door CAPA in haar sommatiebrief van 11 juli 2025 genoemde uitlatingen moet (laten) rectificeren. Het Gerecht beantwoordt die vraag bevestigend en zal dat oordeel hieronder uitleggen.
4.9
De door CAPA gevorderde rectificatie vormt een beperking op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting dat aan eenieder, dus ook aan [gedaagde], op grond van het eerste lid van artikel I.12 van de Staatsregeling van Aruba en het in de Arubaanse rechtsorde rechtstreeks doorwerkende eerste lid van artikel 10 van het EVRM toekomt. Dit grondrecht geldt volgens voormeld artikel van de Staatsregeling van Aruba “
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening” en kan volgens het tweede lid van voormeld verdragsartikel slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en deze in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM komt dat erop neer dat de beperking ingegeven moet zijn door een “
pressing social need”, en dat die “
relevant and sufficient” en voorts
“proportionate to the legitimate aims persued” moet zijn. Van een beperking die in Aruba bij (formele) wet is voorzien is sprake wanneer bedoelde uitlating/berichtgeving van [gedaagde] in de Diario van 5 juli 2025 jegens CAPA onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW.
4.1
Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee, ieder voor zich hoogwaardige en maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van CAPA om niet door een uitlating van [gedaagde] in de Diario te worden aangetast in haar eer, goede naam en persoonlijke integriteit; aan de andere kant het belang van [gedaagde] om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over een vakbond ter signalering van misstanden waaronder begrepen de begin 2024 aan het licht gekomen diefstal van het spaargeld van de leden van CAPA. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag moet geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de ernst van de beschuldigingen, van de inbreuk op de goede naam en – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de publicatie aan de kaak wil stellen, alsmede de mate waarin de beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
4.11
De vrijheid van meningsuiting betreft niet alleen de inhoud van meningen, maar ook de vorm waarin zij worden geuit en strekt zich in beginsel ook uit tot uitingen die kwetsend, schokkend of verontrustend (kunnen) zijn (“
information” or “
ideas” “
that offend, shock or disturb”; zie onder meer EHRM 8 juli 1999, Baskaya, NJ 2001, 62). In de rechtspraak is verder onderscheid gemaakt tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen. In zijn uitspraak van 11 juli 2006 in de zaak Brasilier heeft het EHRM overwogen dat feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van een ander in negatieve zin raken van een voldoende feitelijke grondslag moeten worden voorzien, om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen, terwijl dat bij waardeoordelen niet geldt, zij het dat een waardeoordeel excessief kan worden bevonden indien daarvoor een onvoldoende feitelijke basis is (EHRM, 2 november 2006, Standard Verlag GmbH, par 55).
4.12
Het Gerecht stelt voorop dat het [gedaagde] vrij staat om op te komen voor zijn belangen als lid van CAPA, zich daartoe te verenigen met anderen (in Commissie 11 of anderszins) en zijn standpunten over de door hem ervaren misstanden ten aanzien van de diefstal, ook voor het publieke debat, onder de aandacht van derden te brengen, bijvoorbeeld door berichten in de Diario te (laten) plaatsen. Wel geldt daarbij dat de uitlatingen van [gedaagde] steun moeten vinden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal. Bovendien heeft [gedaagde] rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van CAPA en moet hij oog houden voor de gevolgen van zijn uitingen voor CAPA, die er als coöperatieve kredietinstelling wezenlijk belang bij heeft dat zowel haar leden als de toezichthouder vertrouwen houden in haar financiële stabiliteit en integriteit.
4.13
De uitlatingen van [gedaagde] waartegen CAPA zich verzet, komen er – zakelijk weergegeven – op neer dat:
a. het bestuur van CAPA de diefstal van Afl. 382.000,-- van het geld van de leden van CAPA in de doofpot wil stoppen;
b. de penningmeester van CAPA mevrouw [penningmeester] (hierna: de penningmeester) in de algemene vergadering heeft gezegd dat een lokale bank het gestolen bedrag van
Afl. 382.000,-- zou betalen;
c. de penningmeester in de algemene vergadering heeft verklaard dat het antecedentenonderzoek van de hoofdverdachte bij de diefstal is ‘overgeslagen’ (‘skip nan’), wat een (ander) delict is;
d. er geen behoorlijke informatieverstrekking heeft plaatsgevonden door de penningmeester tijdens de algemene vergaderingen van 2023 en 2024;
e. het bestuur van CAPA geen informatie heeft verstrekt over zeven rechtszaken tegen andere personen die betrokken waren bij de diefstal, noch over de verloren rechtszaak tegen de bank.
4.14
Naar voorlopig oordeel van het Gerecht heeft [gedaagde] deze beschuldigingen aan het adres van (het bestuur van) CAPA van onvoldoende feitelijke grondslag voorzien en daarmee de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden.
Ten aanzien van de uitlatingen onder a. en d.
4.15
Ten eerste heeft [gedaagde], tegenover de gemotiveerde betwisting van CAPA, onvoldoende onderbouwd dat het bestuur van CAPA de diefstal in de doofpot wil stoppen en er geen behoorlijke informatieverstrekking rondom de diefstal heeft plaatsgevonden. CAPA heeft die stelling uitvoerig gemotiveerd betwist, onder andere door verwijzing naar de notulen van de algemene ledenvergaderingen van 2023 en 2024. Dat er tijdens die vergaderingen slechts een paar details zouden zijn gedeeld over de diefstal waarover in de notulen niets terug valt te vinden, zoals [gedaagde] stelt, vindt dus geen steun in het voorhanden feitenmateriaal. Ook heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd waarom deze notulen in zijn ogen onbetrouwbaar zijn.
4.16 [
Gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat er veel vragen bij de leden zijn over (de toedracht van) de diefstal. Het Gerecht kan zich dat voorstellen. Dat het bestuur daarover niet steeds de door [gedaagde] gewenste informatie naar buiten heeft gebracht maakt, zonder nadere doch ontbrekende toelichting van [gedaagde], echter nog niet dat het bestuur informatie bewust achterhoudt (‘in de doofpot wil stoppen’) of dat de informatieverstrekking onbehoorlijk is. Voor het uiten van dergelijke ernstige beschuldigingen ontbreekt naar voorshandse oordeel van het Gerecht een afdoende feitelijke basis. Dat betekent dat [gedaagde] de uitlatingen zoals hiervoor omschreven onder a. en d. moet rectificeren zoals in het dictum vermeld.
Ten aanzien van de uitlating onder b.
4.17
Ten aanzien van de uitlating onder b. heeft [gedaagde] op de zitting desgevraagd verklaard dat de penningmeester tijdens een algemene ledenvergadering heeft gezegd dat de bank aansprakelijk wordt gesteld en dat CAPA een rechtszaak aanspant om het gestolen geld terug te krijgen. Dat is iets anders dan een toezegging dat de bank het gestolen bedrag van Afl. 382.000,-- zal betalen, zoals in het artikel in de Diario staat geschreven. Deze uitlating mist dus feitelijke grondslag en dat betekent dat [gedaagde] deze uitlating zal moeten rectificeren op de wijze zoals in het dictum vermeld.
Ten aanzien van de uitlatingen onder c.
4.18
Ook heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de penningmeester van CAPA, mevrouw [penningmeester], tijdens een algemene vergadering zou hebben verklaard dat het antecedentenonderzoek van de hoofdverdachte bij de diefstal is overgeslagen. Volgens [gedaagde] is [betrokkene 1] tijdens de algemene ledenvergadering van 2024 naar voren gestapt, heeft hij de penningmeester gevraagd waarom er geen antecedentenonderzoek is gedaan en zou de penningmeester hebben gezegd dat dit is overgeslagen. CAPA heeft dit echter ontkend en [gedaagde] heeft die stelling van geen enkele nadere onderbouwing voorzien. Bovendien heeft CAPA aangevoerd dat er wel degelijk antecedentenonderzoek is gedaan en ter onderbouwing van die stelling heeft zij een verklaring omtrent het gedrag van mevrouw [betrokkene 2] van 1 september 2022 overgelegd. Hoewel niet is gebleken dat [gedaagde] ten tijde van de publicatie van dit artikel over deze informatie beschikte, vormt het een sterke aanwijzing dat er wel een antecedentenonderzoek is gedaan. Tegen die achtergrond ontbeert de uitlating dat het antecedentenonderzoek achterwege is gelaten en dat dit een ‘delicto’, een strafbaar feit is, naar het voorshandse oordeel een voldoende feitelijke grondslag. [Gedaagde] zal deze uitlatingen onder c. daarom moeten rectificeren op de wijze zoals in het dictum vermeld.
Ten aanzien van de uitlatingen onder e.
4.19
Tot slot heeft [gedaagde] ook de uitlating dat het bestuur van CAPA geen informatie heeft verschaft over de verloren zaak tegen de bank en over zeven rechtszaken tegen andere personen die betrokken waren bij de diefstal, van onvoldoende feitelijke onderbouwing voorzien. [Gedaagde] heeft ten eerste erkend dat hij althans Commissie 11 het vonnis in de zaak tegen de bank van de advocaat van CAPA heeft ontvangen. Deze uitlating mist dus feitelijke grondslag. Ten aanzien van de overige zeven rechtszaken geldt dat [gedaagde], tegenover de gemotiveerde betwisting van CAPA, onvoldoende heeft toegelicht om welke zaken het gaat, dat hij althans Commissie 11 daarover om informatie heeft gevraagd en het bestuur van CAPA heeft geweigerd daarover informatie te verschaffen. Ook deze uitlating ontbeert naar voorshands oordeel dus feitelijke grondslag. De conclusie is dat [gedaagde] ook de uitlatingen onder e. zal moeten rectificeren op de wijze zoals in het dictum vermeld.
Slotsom en proceskosten
4.2
Bij de hiervoor vermelde stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat bedoelde uitlatingen van [gedaagde] voldoende feitelijke grondslag missen en dat [gedaagde] zich aldus jegens CAPA toerekenbaar schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige schending van haar eer en goede naam, hetgeen hem op de voet van artikel 6:162 BW schadeplichtig maakt.
4.21 [
Gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om de uitlatingen te rectificeren op de wijze zoals in het dictum is vermeld. Als prikkel tot nakoming zal aan deze veroordeling een dwangsom worden gekoppeld, die zal worden gemaximeerd.
4.22 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van CAPA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 225,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier werkdagen na betekening aan hem van dit vonnis in de krant Diario, op pagina 2, in dezelfde opmaak, plaats en lettergrootte als het oorspronkelijke artikel, zonder enige toevoeging of commentaar de volgende rectificatie te plaatsen:
RECTIFICACION
Den un articulo den Diario den dia 5 di juli 2025, riba pagina 2 cu e titulo[gedaagde]: Hues a dicta su sentencia na fabor di comision 11 di CAPA, ami, [gedaagde] (den nomber di comision di 11 ) a bisa cu Directiva di CAPA kier tapa cos den e ladronicia aki di F. 382.000,= y, cu [penningmeester], como Tesorero di CAPA, den reunion general a bisa cu un banco local lo bay paga en F. 382.000,= y, cu ariba e pregunta di con ora a tuma e sospechoso principal den servicio no a hasi un antecedenten-onderzoek na Ministerio Publico, manera ta norma lora un persona bin traha na un Instituto Financiero, [penningmeester] a contesta cu esaki a “Escape” nan, esta como lider di un instituto financiero nan a lubida, cual ta otro delito y cu no tabatatin debido informacion di e Teserero den e reunionan general na 2023 y 2024 y cu tin como 7 casonan den corte contra otro personanan envolví den e ladronicia di locual Directiva no duna ningún informacion, ni di e caso perdi contra e banco local.
Corte a dicta den su sentensia di 8 di oktober 2025 cu e declarashonnan aki ta falta sufisiente base den e evidensia disponibel, y p’esei mi ta rectifica nan pa medio di esaki.
op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of dagdeel dat [gedaagde]
daarmee in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 10.000,--;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van CAPA worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 225,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.