Uitspraak
1.[Eiser 1],
[Eiser 2],
[Eiser 3],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit de echtgenote en kinderen van de overledene, schadevergoeding van het Land Aruba naar aanleiding van het overlijden van hun familielid door politiegeweld. Op 28 september 2020 werd de politie ingeschakeld omdat de overledene, onder invloed van alcohol, problemen veroorzaakte. Bij zijn aanhouding schoten twee politieagenten op hem, wat leidde tot zijn overlijden. De eisers stelden het Land aansprakelijk voor de kosten van de begrafenis en andere schade die zij als gevolg van het overlijden hadden geleden. De officier van justitie oordeelde echter dat de politieagenten handelden uit noodweer en dat er geen vervolging zou plaatsvinden. Dit leidde tot een beklagprocedure bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, die de vervolging van de agenten beval. Echter, in een later vonnis werden de agenten ontslagen van rechtsvervolging. De eisers vorderden nu een verklaring voor recht dat het Land aansprakelijk is en een schadevergoeding, maar het Gerecht oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd is om over deze vordering te oordelen. Artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba sluit civiele vorderingen uit in dit soort gevallen. Het Gerecht verklaarde de eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen en veroordeelde hen in de proceskosten.