ECLI:NL:OGEAA:2025:300

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
AUA202500190 BB
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsregeling en schuldbekentenis tussen verhuurder en huurder

Op 8 oktober 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiseres en gedaagde, beiden procederend in persoon. Eiseres, een verhuurder, vorderde betaling van gedaagde, de huurder, voor een bedrag van Afl. 4.295,95, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op een schuldbekentenis die gedaagde op 31 oktober 2024 had ondertekend, waarin zij erkende dat zij huurachterstanden had en een betalingsregeling was overeengekomen. Gedaagde had echter geen betalingen verricht en betwistte de huurachterstand. Het Gerecht oordeelde dat gedaagde geen bewijs had geleverd voor haar verweer en dat de schuldbekentenis geldig was. De vordering van eiseres werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 7 november 2024 en de buitengerechtelijke kosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 8 oktober 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202500190BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
procederend in persoon,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
1.
DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het op 21 januari 2025 ter griffie ingediende verzoekschrift met producties;
 de conclusie van antwoord van 24 april 2025;
 de akte niet dienen van 20 augustus 2025.
1.2 Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
[Eiseres] verhuurde aan [gedaagde] de woning gelegen aan [adres] te Aruba tegen een huur van Afl. 800,- per maand.
2.2 [
[Gedaagde] heeft de woning verlaten.
2.3
Op 31 oktober 2024 heeft [gedaagde] een door de deurwaarder in opdracht van [eiseres] opgestelde schuldbekentenis ondertekend, waarin zij verklaart dat zij tot en met 10 oktober 2024 een bedrag aan hoofdsom van Afl. 4.295,95 en (incasso)kosten aan [eiseres] is verschuldigd. Tevens is [gedaagde] dit bedrag een betalingsregeling aangegaan, op grond waarvan zij met ingang van 30 november 2024 een bedrag van Afl. 278,- aan [eiseres] zal betalen.
2.4 [
[Gedaagde] heeft geen betalingen aan [eiseres] gedaan.

3.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

3.1 [
Eiseres] vordert betaling van [gedaagde] van het bedrag van Afl. 4.295,95, vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2024 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] de huur over de maanden juni 2024 tot en met september 2024 niet heeft betaald. [Gedaagde] heeft weersproken dat zij de huur niet heeft betaald.
3.3
Dienaangaande geldt als volgt.
3.4
Op 31 oktober 2024 heeft [gedaagde] een schuldbekentenis ondertekend voor een bedrag van Afl. 4.295,95. Dit bedrag ziet blijkens de overgelegde stukken op de over de maanden juni 2024 tot en met september 2024 verschuldigde huur (4x Afl. 800,-) en een rekening van WEB ten bedrage van Afl. 1.095,95. [Gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat zij had aangegeven het niet met de inhoud van de schuldbekentenis eens te zijn en dat zij deze desondanks heeft moeten tekenen, maar dit verweer wordt gepasseerd. [Gedaagde] heeft in het geheel geen feiten en/of omstandigheden aangedragen die het oordeel kunnen dragen of een begin van bewijs inhouden dat zij is gedwongen de schuldbekentenis te ondertekenen. Verder geldt dat zij niets heeft aangevoerd waaruit (een begin van bewijs) blijkt dat zij de betreffende huur wel heeft betaald en ook heeft zij niet weersproken dat zij de betaling voor de WEB-rekening (water) aan [eiseres] is verschuldigd. Het verweer van [eiseres] wordt daarom gepasseerd.
3.5
Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt eveneens toegewezen. Nu echter is gesteld noch gebleken op grond waarvan deze rente vanaf 17 oktober 2024 is verschuldigd en [gedaagde] bij exploot van 31 oktober 2024 is gesommeerd om het verschuldigde binnen zeven dagen te voldoen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 7 november 2024.
3.6
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen conform het toepasselijke liquidatietarief, zijnde Afl. 375,-.
3.7 [
Gedaagde] wordt als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
4.1
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 4.295,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2024 tot de dag van de volledige voldoening;
4.2
veroordeelt [gedaagde]] aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 375,- aan buitengerechtelijke kosten;
4.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht;
4.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.