ECLI:NL:OGEAA:2025:308

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
AUA202501188
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor verlenging van een tijdelijke verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging

In deze uitspraak van 15 oktober 2025 beoordeelt het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba het beroep van een appellante tegen de beslissing van de Minister van Vreemdelingen- en Integratiebeleid, die haar aanvraag voor verlenging van een tijdelijke verblijfsvergunning had afgewezen. De appellante, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, verbleef tot 12 oktober 2021 legaal in Aruba, maar vertrok samen met haar echtgenoot naar de Verenigde Staten. De Minister verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, omdat de garantsteller, haar echtgenoot, geen geldige verblijfstitel had en zij meer dan een jaar buiten Aruba verbleef. Appellante stelde dat haar vertrek het gevolg was van de COVID-19-pandemie en dat zij problemen ondervond bij het vernieuwen van haar paspoort. Tijdens de zitting voerde zij aan dat de beslissing onvoldoende gemotiveerd was en dat er rekening gehouden moest worden met haar omstandigheden. De Minister betwistte dit en stelde dat appellante niet aan de voorwaarden voor gezinshereniging voldeed, aangezien haar echtgenoot geen geldige verblijfstitel had en zij niet samenwoonden in Aruba. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beslissing terecht was genomen, omdat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij haar paspoort niet tijdig kon vernieuwen en dat de omstandigheden niet als overmacht konden worden aangemerkt. Het beroep werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Uitspraak van 15 oktober 2025
Lar nr. AUA202501188

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

domicilie kiezend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

de Minister, belast met vreemdelingen- en integratiebeleid,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

INLEIDING

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het beroep van appellante ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 14 maart 2025 (de bestreden beslissing), waarbij verweerder het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van haar tijdelijke verblijfsvergunning, ongegrond heeft verklaard.
1.2
Appellante heeft op 22 april 2025 voormeld beroep ingesteld.
1.3
Verweerder heeft op 11 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
1.4
Bij e-mailbericht van 26 augustus 2025 heeft appellante nadere stukken ingediend.
1.5
Het gerecht heeft het beroep behandeld op 27 augustus 2025. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M. van Wilgen (DIMAS), die waarnam voor mr. J. Paula voornoemd.
1.6
De uitspraak is hierna bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

2. Het gerecht is van oordeel dat het beroep van appellante ongegrond dient te worden verklaard en legt hierna dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten?
3.1
Appellante is op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] geboren en heeft de Venezolaanse nationaliteit.
3.2
Appellante verbleef tot 12 oktober 2021 legaal in Aruba. Op 12 oktober 2021 is zij samen met haar echtgenoot, [echtgenoot van apellant], naar de Verenigde Staten vertrokken en heeft zich aldaar gevestigd.
3.3
Appellante en haar echtgenoot zijn samen eigenaar van een winkel genaamd [winkelnaam] in Aruba.
3.4
Op 7 augustus 2023 heeft appellante een aanvraag ingediend ter verlenging van haar tijdelijke vergunning tot verblijf in Aruba met als doel gezinshereniging.
3.5
Bij beschikking van 26 maart 2024 is de vergunningsaanvraag van appellante afgewezen.
3.6
Hiertegen heeft appellante op 26 april 2024 bezwaar gemaakt.
3.7
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
Wat houdt de bestreden beslissing in?
4. Aan de bestreden beslissing heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat de vergunningaanvraag van appellante is afgewezen, omdat de garantsteller, zijnde de echtgenoot van appellante, zelf geen geldige verblijfstitel heeft. In de bestreden beslissing staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Het verzoek werd afgewezen, omdat de garantsteller zelf een geldige verblijfstitel ontbeert. Voorts zijn garantsteller en betrokkene meer dan een jaar eerder, namelijk op 12 oktober 2021 vertrokken en zijn niet naar Aruba terug gekeerd. Partijen zijn niet alhier in Aruba in gezinsverband met elkaar samenwonend. Om in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf op grond van gezinshereniging, dient de garantsteller zelf een geldige verblijfstitel te hebben en dient hij AWG2040 of meer per maand aan bruto inkomen te hebben. Partijen dienen een gemeenschappelijke huishouding te voeren en met elkaar samenwonend te zijn. Als iemand hier in Aruba een vergunning aanvraagt, dan is dat om hier op Aruba te wonen. Als een garantsteller zelf geen verblijfstitel heeft, dan dient eerst zijn verblijfstitel geregeld te worden, alvorens hij garant zou kunnen staan voor een ander. Het is niet bewezen, dat partijen gedurende de vorige vergunning met elkaar samenwonend waren in Aruba. Er zijn bij het bezwaar geen andere gegevens ingediend, om anders dan al gedaan is, te kunnen beslissen op het verzoek van betrokkene. Betrokkene is op 12 oktober 2021, dus meer dan 3 jaar geleden, samen met haar echtgenoot vertrokken uit Aruba en is sindsdien niet meer terug gekeerd.
(…).”
Wat zijn de standpunten van partijen?
5.1
Appellante is het niet eens met de bestreden beslissing en voert – kort samengevat – het volgende aan. Appellante is op 12 oktober 2021, als gevolg van de COVID-19-pandemie en de daarmee gepaard gaande verslechtering van de economische situatie in Aruba, samen met haar echtgenoot naar de Verenigde Staten vertrokken. Terugkeer naar Aruba was voor appellante onmogelijk, nu haar paspoort was verlopen en de vernieuwing daarvan in Venezuela een langdurig en ingewikkeld proces is. Appellante stelt dat zij belang heeft bij de continuïteit van haar verblijfsstatus, mede gelet op haar winkel in Aruba en haar aanvraag voor een
Firma Liber. Zij voert aan dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd en dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de beginselen van zorgvuldigheid en evenredigheid, nu hij geen rekening heeft gehouden met de hem bekende omstandigheden die haar verhinderen naar Aruba terug te keren. Ter zitting heeft appellante tevens een beroep gedaan op de hardheidsclausule, stellende – zo begrijpt het gerecht – dat verweerder ambtshalve had moeten toetsen of zij aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Appellante concludeert daarom dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven.
5.2
Verweerder heeft ter zitting, aanvullend op de in de bestreden beslissing genoemde gronden, aangevoerd dat op grond van artikel 12 van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) een tijdelijke verblijfsvergunning vervalt wanneer de houder langer dan één jaar buiten Aruba verblijft, tenzij sprake is van overmacht. Volgens verweerder doet die situatie zich hier niet voor. Het door appellante gestelde dat zij haar paspoort niet kon vernieuwen, is onvoldoende onderbouwd, temeer nu andere Venezolanen dit wel hebben kunnen doen bij de Venezolaanse Ambassade in Aruba of in de Verenigde Staten. Appellante verblijft inmiddels vier jaar in het buitenland. Dat haar vergunning voor 2022–2023 is verlengd, maakt dit volgens verweerder niet anders, omdat bij die verlenging slechts is gekeken naar haar inschrijving en niet naar haar feitelijk verblijf. Verweerder heeft voorts verklaard dat appellante nog steeds in aanmerking kan komen voor een
Firma Liber, nu artikel 7a Ltu uitsluitend het totaal aantal maanden van legaal verblijf relevant acht, ongeacht eventuele verblijfsgaten. Verweerder concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het geschil?
6. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht heeft geweigerd appellante de door haar verzochte verlenging van haar tijdelijke verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging te verlenen.
Wat zegt de regelgeving?
7. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel maakt van deze uitspraak.
Wat vindt het gerecht?
8. Vaststaat dat de echtgenoot van appellante, die tevens als haar garantsteller optreedt, niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning. Eveneens staat vast dat appellante en haar echtgenoot sinds oktober 2021 woonachtig zijn in de Verenigde Staten en niet naar Aruba zijn teruggekeerd. Reeds hieruit volgt dat appellante niet voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor een verlenging van haar tijdelijke verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging (zie artikel 12, aanhef en onder d van de Ltu en het Toelatingshandboek 2023).
Het beroep van appellante op overmacht slaagt niet, omdat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar paspoort niet (tijdig) kon vernieuwen. Appellante heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk pogingen heeft ondernomen om haar paspoort te vernieuwen. Evenmin is gebleken dat het voor personen met haar nationaliteit onmogelijk is om een paspoort te vernieuwen via de Venezolaanse ambassade in de Verenigde Staten of in Aruba.
Ook het beroep van appellante op de hardheidsclausule faalt, reeds om de reden dat de door haar aangevraagde verlenging van haar vergunning niet is gebaseerd op het hardheidsclausulebeleid, maar ziet op gezinshereniging.
Dat sprake zou zijn van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is niet gebleken. Dat appellante niet alle relevante stukken bij haar vergunningsaanvraag heeft overgelegd, komt voor haar rekening en risico. Verweerder heeft bij het nemen van de bestreden beslissing de bij hem bekende gegevens in aanmerking genomen en de beslissing voorzien van een deugdelijke motivering.
Evenmin is gebleken dat verweerder het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden. Appellante kan nog steeds in aanmerking komen voor een (eerste) verblijfvergunning en – op den duur – voor een
Firma Liber,mits zij aan de daarvoor geldende vereisten voldoet. Dat over 2023–2024 een verblijfsgat is ontstaan, doet er niet aan af dat de eerdere periode van legaal verblijf van appellante blijft meetellen voor een
Firma Liber.
9. Alles overwegende is het gerecht van oordeel dat de bestreden beslissing terecht is genomen.

CONCLUSIE

10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenvergoeding is er geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag
15 oktober 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dagtekening van deze uitspraak.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.

Bijlage bij de uitspraak van 15 oktober 2025 (AUA202501188)

Het juridisch kader
De Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu)
Ingevolge artikel 6, eerste lid wordt, behalve de in de artikelen 1 en 3 vermelde personen, niemand in Aruba toegelaten zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf. Ingevolge het tweede lid wordt een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een bepaalde termijn afgegeven.
Artikel 7, eerste lid, bepaalt dat een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt verleend door of namens de Minister, en een duur heeft van ten hoogste een jaar.
Artikel 7a, tweede lid bepaalt - voor zover hier van belang - dat een vergunning tot verblijf kan worden verleend aan degene die kan aantonen dat hij gedurende een periode van ten minste 120 maanden legaal ingezetene van Aruba is geweest.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder d, eindigt de toelating tot tijdelijk verblijf of verblijf krachtens vergunning door een onafgebroken verblijf buiten Aruba gedurende langer dan een jaar, indien het betreft een vergunning tot tijdelijk verblijf en tien jaar, indien het betreft een vergunning tot verblijf, behoudens in geval van overmacht en behoudens wegens studiedoeleinden of geneeskundige behandeling.
Het Toelatingshandboek 2023
Voor zover hier van belang, is het volgende in het Toelatingshandboek 2023 bepaald:
1.1.1.2 GEZINSVORMING IS MOGELIJK
Een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinsvorming kan aan de echtgenoot/
echtgenote/geregistreerd partnerschap worden afgegeven, indien:
Zijn/haar echtgenote/echtgenoot/geregistreerd partnerschap in het bezit is van een geldige werk- en verblijfsvergunning; en
Indien op het moment van het aangaan van het huwelijk beiden beschikten over een geldige vergunning, en thans een van de echtgenoten/geregistreerd partnerschap niet in het bezit is van een werk- en verblijfsvergunning.
1.1.1.2.1 VOORWAARDEN GEZINSHERENIGING EN/OF GEZINSVORMING
De vergunning wordt verleend wanneer de toelatingsplichtige en de hoofdpersoon gemeenschappelijk huishouden voeren, dan wel zullen voeren. De gezinsleden en de persoon bij wie deze willen verblijven dienen op hetzelfde adres in het Bevolkingsregister te staan ingeschreven. Een verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de toelatingsplichtige een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden, nationale veiligheid, nationale volksgezondheid en het algemeen belang. Aan de afgifte van een vergunning tot gezinshereniging of gezinsvorming kan een inkomenseis worden verbonden.