ECLI:NL:OGEAA:2025:318

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
AUA202500794 EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en onregelmatig ontslag in de zaak tussen verzoeker en Intiraimi Manpower Multiservices V.B.A.

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.M.K. Smit, een geschil aanhangig gemaakt tegen de vennootschap Intiraimi Manpower Multiservices V.B.A., vertegenwoordigd door mr. H.F. Falconi. De procedure betreft de vraag of er een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen tussen partijen. Verzoeker stelt dat zijn arbeidsovereenkomst onregelmatig is beëindigd en vordert schadevergoeding. De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker heeft een arbeidsovereenkomst met Intiraimi, maar deze is door Intiraimi op 28 juni 2024 beëindigd. Verzoeker heeft vervolgens aanspraak gemaakt op achterstallig loon en een opzegtermijn. Intiraimi betwist de rechtsgeldigheid van de arbeidsovereenkomst en stelt dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:614a BW. De overeenkomst was niet nauwkeurig omschreven en verzoeker was niet op de hoogte van de voorwaarden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het ontslag onregelmatig is geschied, omdat de wettelijke opzegtermijn niet in acht is genomen. Verzoeker heeft recht op schadevergoeding ter hoogte van één bruto maandloon, te vermeerderen met wettelijke rente. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, en verzoeker krijgt verlof tot kosteloos procederen. De beschikking is uitgesproken op 21 oktober 2025.

Uitspraak

Beschikking van 21 oktober 2025
Behorend bij E.J. nr. AUA202500794
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.K. Smit,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTIRAIMI MANPOWER MULTISERVICES V.B.A. h.o.d.n. INTIRAIMI MANPOWER MULTISERVICES,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Intiraimi,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de aanvullende producties van Intiraimi;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van dinsdag 19 augustus 2025.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en Intiraimi bij haar gemachtigde. Partijen hebben bij wijze van re- en dupliek het woord gevoerd – [verzoeker] mede aan de hand van door hem overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
In de als productie 2 bij het verzoekschrift overgelegde overeenkomst tussen [verzoeker] en Intiraimi met als kopje “
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (…)”, waarin met werknemer wordt bedoeld [verzoeker] en met werkgever Intiraimi, staat onder meer het volgende:

(…)
Artikel 1:
Werknemer treedt bij werkgever in dienst alsSHITROCKen is ten allertijde verplicht zich te verantwoorden aan de directeur of de door haar aangewezen persoon.
Artikel 2:
De werknemer zal in dienst treden tijd vanaf 12 mar 2024 gebaseerd op artikel 604 A; van het burgerlijke Wetboek te Aruba voor het ontwikkelingsproject van [project] en zal automatisch beëindigen aan het einde van het project.
(…)
Artikel 4:
De werknemer werkt 9 uren per dag et een minimum van 45 uren in de week en heeft recht op een lunchbreak van 1 uur per dag.
Artikel 5:
Het loon bedraagt Afl. 17,50 bruto per uur. (…).
(…)
2.3
Bij e-mail van 28 juni 2024 heeft Intiraimi aan [verzoeker] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst met ingang van die datum is beëindigd.
2.4
Bij brief van 20 december 2024 heeft [verzoeker] een beroep gedaan op het volgens hem onregelmatig aan hem verleende ontslag en heeft hij Intiraimi verzocht Afl. 5.882,62 aan hem te betalen aan achterstallig loon en één maand opzegtermijn, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede wettelijke rente.

3.HET GESCHIL

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoeker] dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad Intiraimi veroordeelt:
om aan [verzoeker] te betalen Afl. 3.333,32, zijnde een maand opzegtermijn, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente;
om aan [verzoeker] te betalen Afl. 840,-, zijnde achterstallig loon voor de dagen dat [verzoeker] arbeidsongeschikt was, vermeerderd met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente;
om aan [verzoeker] te betalen Afl. 40,- voor het versturen van de brief van 20 december 2024;
in de proceskosten.
3.2 [
Verzoeker] heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat (1) de arbeidsovereenkomst tussen partijen door onregelmatige opzegging ten einde is gekomen, (2) hij geen loon uitbetaald heeft gekregen over de periode dat hij arbeidsongeschikt was en (3) dat hij kosten heeft gemaakt voor het versturen van een brief aan Intiraimi.
3.3
Intiraimi voert verweer en concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
3.4
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die meebrengen dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Intiraimi wordt daarom verworpen.
4.3
De kern van het geschil betreft de vraag of [verzoeker] werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:614a BW.
4.4
Ter onderbouwing van zijn verzoek onder 1. heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd. De arbeidsovereenkomst is niet van rechtswege geëindigd op 28 juni 2024, omdat – anders dan Intiraimi stelt – geen sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen partijen. De arbeidsovereenkomst die [verzoeker] heeft ontvangen, is volledig opgesteld in de Nederlandse taal, terwijl [verzoeker] deze taal niet spreekt of begrijpt. Het feit dat hij voor de duur van een project in dienst zou zijn genomen, is hem dan ook niet kenbaar gemaakt. Ter zitting heeft [verzoeker] evenwel verklaard dat hij, indien hem voorafgaand aan de ondertekening zou zijn medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was aangegaan, deze ook zou hebben ondertekend. [Verzoeker] stelt zich op het standpunt dat met betrekking tot de arbeidsovereenkomst de bepalingen van toepassing zijn die gelden voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Intiraimi heeft deze bepalingen bij de beëindiging niet in acht genomen. Daarnaast heeft [verzoeker] gesteld dat, zelfs indien sprake zou zijn van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, de overeenkomst niet van rechtswege is geëindigd op 1 juli 2024, aangezien de werkzaamheden in het kader van het project ook na die datum zijn voortgezet. Dat het project na 1 juli 2024 is voortgezet, is door Intiraimi ter zitting bevestigd.
4.5
Intiraimi heeft de stellingen van [verzoeker] betwist, daartoe stellende dat tussen partijen wel een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is komen, nu de arbeidsovereenkomst, alvorens deze door partijen is ondertekend, aan [verzoeker] is voorgelezen in de taal die hij machtig is.
4.6
Ingevolge artikel 7:614a BW is het slechts op basis van limitatieve gronden mogelijk om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk overeen te komen. Het tweede lid onder c. van bedoeld artikel bepaald dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd onder meer kan worden aangegaan, wanneer die betrekking heeft op de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project. Het Gerecht is van oordeel dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de hiervoor genoemde vereisten. Uit de door [verzoeker] overgelegde arbeidsovereenkomst blijkt niet – zoals ter zitting door Intiraimi is gesteld – dat [verzoeker] in dienst is genomen voor een specifiek onderdeel van het project, te weten het zetten van “
sheetrock”, en dat de arbeidsovereenkomst eindigt zodra dit onderdeel is afgerond. Het feit dat in de arbeidsovereenkomst vermeld staat dat [verzoeker] wordt aangesteld als “
shitrock” en dat de overeenkomst is opgesteld in een taal die [verzoeker] niet machtig is, verandert hieraan niets. Nu Intiraimi heeft nagelaten het project nauwkeurig te omschrijven in de arbeidsovereenkomst, is er geen sprake van een rechtsgeldig tot stand gekomen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarom zijn, conform artikel 7:614a lid 3 BW, de bepalingen inzake de beëindiging van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd van toepassing. Voor [verzoeker] geldt in ieder geval dat, voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, toestemming had moeten worden gevraagd aan de DAO en dat rekening had moeten worden gehouden met de voor [verzoeker] geldende opzegtermijn van één maand. Die toestemming ontbreekt terwijl niet is gesteld of gebleken dat sprake was van (1) een dringende reden voor ontslag, (2) een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden en (3) van een proeftijd.
4.7
Het vorenstaande brengt met zich dat het aan [verzoeker] gegeven ontslag onregelmatig is geschied. Bij brief van 20 december 2024 heeft [verzoeker] berust in zijn ontslag maar wel aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding uit hoofde van onregelmatig ontslag. Intiraimi heeft [verzoeker] onregelmatig ontslagen door de wettelijke voorgeschreven opzegtermijn van in dit geval één maand niet in acht genomen. Intiraimi is op grond daarvan jegens [verzoeker] schadeplichtig.
4.8
Het Gerecht overweegt dat [verzoeker] ter zitting nader heeft gesteld dat zijn gemiddelde bruto maandloon Afl. 2.592,10 bedraagt. Nu Intiraimi die stelling niet (nader) heeft bestreden, staat vast dat voormeld bedrag het bruto maandloon van [verzoeker] was. Intiraimi zal daarom ten titel van schadevergoeding worden veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 2.592,10, welk bedrag gelijk is aan één (bruto) maandloon, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden. Nu te dezen geen sprake is van loon maar van schadevergoeding, bestaat er geen grond voor toewijzing van de door [verzoeker] verzochte wettelijke verhoging over het toe te wijzen bedrag.
4.9
Voor wat betreft het verzoek onder 2 wordt als volgt overwogen. [Verzoeker] stelt dat hij op 26 juni 2024 arbeidsongeschikt is verklaard. Intiraimi heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Zij voert aan dat, indien [verzoeker] daadwerkelijk op 26 juni 2024 arbeidsongeschikt was verklaard, hij in beginsel op 29 juni 2024 weer arbeidsgeschikt had moeten zijn. Dat dit niet het geval is, blijkt volgens Intiraimi uit een door [verzoeker] overgelegde e-mail, waaruit volgt dat [verzoeker] pas op 4 juli 2024 arbeidsgeschikt is verklaard. Volgens Intiraimi duidt dit erop dat [verzoeker] zich feitelijk pas op 1 juli 2024 ziek heeft gemeld, en dus niet op 26 juni 2024, zoals hij zelf stelt. In het licht van dat gemotiveerde verweer van Intiraimi had het op de weg van [verzoeker] gelegen zijn stelling te dezen nader en verificatoir te onderbouwen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het Gerecht gaat daarom voorbij aan die stelling, met als gevolg dat de hiervoor onder 2. omschreven vordering van [verzoeker] zal worden afgewezen.
4.1
Ten aanzien van het onder 3. omschreven verzoek van [verzoeker] overweegt het Gerecht dat de door hem gestelde koerierdiensten betrekking hebben op de bezorging aan Intiraimi van de onder 2.4 vermelde brief. Deze brief en de bezorging daarvan moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de zaak, als bedoeld in artikel 63a Rv. Gelet hierop zal dit verzoek worden afgewezen.
4.11
In de uitkomst van deze procedure, partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de kosten daarvan te compenseren tussen partijen als na te melden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt Intiraimi om aan [verzoeker] bij wijze van schadevergoeding te betalen Afl. 2.592,10 wegens het niet in acht nemen van de te dezen toepasselijke opzegtermijn van één maand, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 28 juni 2024 tot aan de algehele voldoening;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
5.4
verleent [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen;
5.5
wijst af het meer of anders door [verzoeker] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.