ECLI:NL:OGEAA:2025:321

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
AUA202401379 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO (FCCA) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. FCCA vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens een aanzienlijke huurachterstand. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij recent weer werk had en een budgetplan had opgesteld om de huurachterstand af te lossen. FCCA betwistte deze claim en stelde dat de gedaagde niet in staat was om de huurachterstand van Afl. 19.367,06 op een korte termijn af te lossen. Het Gerecht oordeelde dat de structurele tekortkoming in de huurbetalingen een ernstige tekortkoming opleverde die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen drie maanden te ontruimen. Het Gerecht hield rekening met de minderjarige kinderen van de gedaagde en bepaalde een ontruimingstermijn van drie maanden. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van FCCA toegewezen.

Uitspraak

Vonnis van 22 oktober 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202401379
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
FUNDACION CAS PA COMUNIDAD ARUBANO,
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: FCCA,
gemachtigden: de advocaten mr. I.R. Wever en E.A. Suarez Chirinos,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
1.
DE VERDERE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis in deze zaak en de daarin genoemde stukken.
1.2 Bij voormeld tussenvonnis is FCCA in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in het tussenvonnis onder 4.2 genoemde vragen.
1.3 FCCA heeft – na herhaald uitstel – op 25 juni 2025 van akte gediend. Daarbij heeft zij tevens een productie overgelegd.
1.4 [Gedaagde] heeft niet van antwoord gediend, waarna akte niet dienen is verleend.
1.5 Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Zoals in het tussenvonnis van 15 januari 2025 is overwogen, heeft [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de door FCCA gestelde huurachterstand erkend. Zij heeft echter aangevoerd dat zij sinds kort (weer) over een baan beschikt, bijstand heeft aangevraagd en een budgetplan heeft opgesteld, zodat zij de lopende huur zal kunnen voldoen en de huurachterstand kan aflossen.
2.2
Bij akte na het tussenvonnis heeft FCCA bestreden dat [gedaagde] (weer) een baan heeft en aangevoerd dat zij Afl. 725,- aan onderstand ontvangt. Van dit bedrag wordt maandelijks een bedrag van Afl. 149,50 aan huur en utiliteitskosten ingehouden, evenals een bedrag van Afl. 200,50 ter voldoening van de huurachterstand. Nu de huurachterstand per 15 mei 2025 Afl. 19.367,06 bedraagt, zal de huurachterstand niet op een overzienbare termijn kunnen worden afgelost. FCCA volhardt daarom in haar vordering.
2.3 [
Gedaagde] huurt van FCCA een woning voor Afl. 1.025,- per maand, vermeerderd met servicekosten. Zij ontving huursubsidie van Afl. 617,- per maand, zodat een maandelijks te betalen bedrag van Afl. 408,- resteerde. Als onweersproken staat vast dat [gedaagde], nadat zij de huurovereenkomst op 21 oktober 2022 was aangegaan, vanaf januari 2023 de huur zeer onregelmatig voldeed en vanaf juni 2023 tot november 2023 helemaal geen huur meer heeft betaald. Deze structurele tekortkoming in de nakoming van haar huurbetalingsverplichting levert een ernstige tekortkoming op die van voldoende gewicht is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De omstandigheid dat [gedaagde] (naar het Gerecht aanneemt:) met haar drie minderjarige kinderen in de woning woont vormt op zichzelf geen beletsel voor een overigens gerechtvaardigde ontbinding van de huurovereenkomst. Feiten en/of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel leiden, zijn niet gesteld of gebleken. FCCA heeft daarom de huurovereenkomst per 30 december 2023 terecht ontbonden. De primair gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
2.4
In het kader van het voorgaande acht het Gerecht nog van belang dat de betalingsachterstand nadien alleen maar is toegenomen en dat per mei 2025 sprake is van een (huur)achterstand van Afl. 19.367,06. Niet aannemelijk is dat [gedaagde] deze zeer hoge betalingsachterstand op een aanvaardbare termijn zal kunnen aflossen. Dat [gedaagde] werk heeft, is door FCCA bestreden en door [gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de bij de akte na tussenvonnis overgelegde stukken blijkt daarentegen dat [gedaagde] onderstand van Afl. 725,- per maand ontvangt. Dat [gedaagde] nog over andere inkomsten beschikt, is niet gebleken.
2.5
De omstandigheid dat in het gehuurde (naar het Gerecht - zoals gezegd - aanneemt) ook minderjarige kinderen (van 13, 15 en 16 jaar oud) woonachtig zijn, geeft aanleiding een ruime ontruimingstermijn te hanteren. In dit geval wordt de gevorderde ontruimingstermijn van drie maanden redelijk geacht om [gedaagde] in staat te stellen vervangende woonruimte te vinden. Daarbij speelt enerzijds een rol dat [gedaagde] al zeer lang in de woning verblijft terwijl de huurovereenkomst is ontbonden en al meer dan een jaar van de onderhavige vordering tot ontruiming op de hoogte is. Anderzijds is van belang dat ook een nog wat langere termijn niet zal kunnen voorkomen dat een verhuizing tijdens de schoolperiode plaats zal moeten vinden en daarom de gevolgen van dit vonnis voor de minderjarigen niet minder belastend zal maken. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen zoals hierna te vermelden, waarbij de gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als volgt.
2.6
De gevorderde machtiging aan FCCA om op grond van artikel 555 Rv e.v. de deurwaarder te instrueren de gedwongen ontruiming ter hand te nemen, wordt afgewezen bij gebrek aan belang. Niet valt in te zien waarom daarvoor een machtiging is vereist.
2.7 [
Gedaagde] is gehouden de huurachterstand per november 2023 van Afl. 4.030,- aan FCCA te voldoen en ook, bij wege van gebruiksvergoeding, vanaf 31 december 2023 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden maandelijks een bedrag gelijk aan de overeengekomen huur. Zij zal daartoe worden veroordeeld.
2.8
Het Gerecht begrijpt het (gewijzigde) petitum van FCCA aldus, dat de wettelijke rente wordt gevorderd over de huurachterstand van Afl. 4.030,-. Dit is toewijsbaar.
2.9
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn onweersproken en zullen worden toegewezen zoals verzocht, namelijk naar rato van 1.5 punt van het toepasselijke liquidatietarief. Gesteld noch gebleken is dat niet is voldaan aan het vereiste dat sprake moet zijn van redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt.
2.10 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van FCCA worden tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 222,- aan explootkosten en Afl. 375,- (1.5 punt tarief 2) aan gemachtigdensalaris. De akte wijziging eis en de kosten van de betekening daarvan, alsmede de kosten van betekening op het verkeerd aangezegde adres dienen voor rekening van FCCA te blijven.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen FCCA en [gedaagde] per 30 december 2023 buitengerechtelijk is ontbonden;
3.2
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FCCA te betalen een bedrag van Afl. 4.030,- aan achterstallige huur tot november 2023, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2023 tot de dag van de volledige voldoening;
3.3
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 31 december 2023 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FCCA te betalen een maandelijkse verbruiksvergoeding gelijk aan de overeengekomen huur tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming van de woning heeft plaatsgevonden;
3.4
veroordeelt [gedaagde] om aan FCCA te betalen een bedrag van Afl. 375,- aan buitengerechtelijke kosten;
3.5
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woning met alle aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet (mede-) eigendom van FCCA zijn, te verlaten en te ontruimen, en met afgifte van de sleutels en in goede staat ter vrije beschikking van FCCA te stellen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 150,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van Afl. 50.000,-;
3.6
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van FCCA gevallen en tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 222,- aan explootkosten en Afl. 375,- aan gemachtigdensalaris;
3.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 oktober 2025 in aanwezigheid van de griffier.