Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker],
DE MINISTER BELAST MET JUSTITIËLE AANGELEGENHEDEN,
INLEIDING
BEOORDELING
Wat is relevant om te weten?
18 september 2025 op het bezwaar is beslist.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Op 6 november 2025 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een verzoeker van [nationaliteit]. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.E. Mohamed, had bezwaar gemaakt tegen een uitzettingsbevel dat op 12 augustus 2025 door de Minister belast met Justitiële Aangelegenheden was gegeven. Dit bevel was opgelegd omdat de verzoeker sinds 27 juli 2023 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef. De verzoeker had eerder een verblijfsvergunning gehad, maar deze was verlopen. Hij voerde aan dat zijn uitzetting in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij een gezinsleven had met zijn Nederlandse partner.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2025 werd het verzoek behandeld. De minister had het bezwaar van de verzoeker ongegrond verklaard, en het gerecht moest beoordelen of de onmiddellijke uitvoering van de beslissing op bezwaar onevenredig nadeel voor de verzoeker met zich meebracht. Het gerecht oordeelde dat de verzoeker geen reële kans van slagen had in zijn beroep tegen de uitzetting, en dat het belang van de minister om geen verblijf toe te staan aan personen die een gevaar voor de openbare orde vormen, zwaarder woog dan het belang van de verzoeker om bij zijn echtgenote in Aruba te blijven.
Uiteindelijk werd het verzoek om schorsing van het uitzettingsbevel afgewezen, en het gerecht concludeerde dat de beslissing op bezwaar naar alle waarschijnlijkheid in stand zou blijven. De rechter, mr. A.J. Martijn, gaf aan dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze beslissing geen hoger beroep kon worden ingesteld.