ECLI:NL:OGEAA:2025:53

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
P-2024/01024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige door partner van moeder

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting van de 15-jarige dochter van zijn toenmalige partner. De verdachte, geboren in 2001 en wonende op Aruba, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen en verkrachting op 6 mei 2024. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de tante van het slachtoffer, die melding maakte van seksueel misbruik. Tijdens de rechtszittingen werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.L. Emerencia, terwijl de officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, een gevangenisstraf van vier jaar eiste, evenals schadevergoeding voor het slachtoffer.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer en haar broer, die getuige was van de gebeurtenissen, elkaar ondersteunden. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat er sprake was van een alibi, maar dit werd niet geloofwaardig geacht door het Gerecht. Het bewijs, waaronder DNA-sporen op de kleding van het slachtoffer, leidde tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor haar.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en moest een schadevergoeding van Afl. 5.000,- betalen aan het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij voor materiële schade werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het Gerecht legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij vervangende hechtenis kon worden opgelegd bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/01024
Zaaknummer: 434 van 2024
Uitspraak: 26 maart 2025 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 te Venezuela,
wonende op Aruba,
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024 (pro forma), 22 september 2024 (pro forma), 15 november 2024 (regier) en 5 maart 2025 (inhoudelijke behandeling). De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.L. Emerencia, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij] is ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
Afl. 5.000,- aan immateriële schade, en de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd aan materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten.
Daarbij is de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd en heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1.
dat hij op of omstreeks 6 mei 2024 in Aruba door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende hij, verdachte
- die [benadeelde partij] betast aan haar borsten, vagina en/of billen, althans haar lichaam en/of
- zijn penis laten aanraken door die [benadeelde partij] en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht en/of gehouden,
welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte
- die [benadeelde partij] heeft uitgekleed en/of
- onverhoeds het (ontblote) lichaam van die [benadeelde partij] heeft betast en/of met zijn penis heeft gepenetreerd en/of
- misbruik en/of gebruik maakt van zijn fysieke overwicht en/of diens ouderlijke gezagsverhouding en/of afhankelijkheidsrelatie;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
hij op of omstreeks 6 mei 2024 in Aruba opzettelijk met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- die [benadeelde partij] betasten aan haar borsten, vagina en/of billen, althans haar lichaam en/of
- het laten aanraken van zijn penis door die [benadeelde partij];
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] duwen en/of brengen en/of houden;
2.
dat hij op of omstreeks 6 mei 2024 in Aruba met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008 die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende hij, verdachte,
- die [benadeelde partij] betast aan haar borsten, vagina en/of billen, althans haar lichaam en/of
- zijn penis laten aanraken door die [benadeelde partij] en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht en/of gehouden.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
dat hij op
of omstreeks6 mei 2024 in Aruba door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
(mede
)bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende hij, verdachte
- die [benadeelde partij] betast aan haar borsten, vagina en
/ofbillen,
althans haar lichaamen
/of
- zijn penis laten aanraken door die [benadeelde partij] en
/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht
en/of gehouden,
welkegeweld of die anderefeitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheidhierin heeft
/hebbenbestaan dat hij, verdachte
- die [benadeelde partij] heeft uitgekleed en
/of
- onverhoeds het (ontblote) lichaam van die [benadeelde partij] heeft betast en
/ofmet zijn penis heeft gepenetreerd en
/of
- misbruik en/of gebruik
heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht en/of d
ie
ns ouderlijkegezagsverhouding
en/of afhankelijkheidsrelatie;
2.
dat hij op
of omstreeks6 mei 2024 in Aruba met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008 die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende hij, verdachte,
- die [benadeelde partij] betast aan haar borsten, vagina en
/ofbillen,
althans haar lichaamen
/of
- zijn penis laten aanraken door die [benadeelde partij] en
/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en/of gebracht
en/of gehouden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden zoals hierna weergegeven, die in de genoemde bewijsmiddelen in de voetnoten zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring [1] . Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
Het Gerecht stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 8 mei 2024 wordt er door de tante van [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]) aangifte gedaan tegen de verdachte, van seksueel misbruik jegens haar minderjarige nicht [2] . Naar aanleiding van die aangifte wordt [benadeelde partij] op
8 mei 2024 zelf als getuige gehoord.
[benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2008, wonende te [adres] (Aruba), was op 6 mei 2024 thuis samen met de verdachte, op de vriend van haar moeder. Haar moeder was op dat moment door de politie opgesloten. Ze bevond zich samen met de verdachte in de slaapkamer van haar moeder. De verdachte en [benadeelde partij] waren samen een brief voor haar moeder aan het schrijven. Ineens zei de verdachte tegen haar dat hij iets aan haar te zeggen had, maar dat ze dit aan niemand mocht vertellen. Ze moest zweren dat ze het aan niemand zou vertellen. Toen begon hij haar te kussen, terwijl ze op bed lagen. Hij begon haar rondom haar lichaam te kussen aan haar nek, aan haar borsten, aan haar buik en aan haar geslachtsdeel. Ze had op dat moment een topje en een korte broek aan. Hij had haar topje naar beneden gedaan en begon haar op haar borsten te kussen. Hij had haar verteld om haar korte broek uit te trekken, ze had ‘nee’ tegen hem gezegd. Hij ging desondanks door met kussen. De verdachte had vervolgens zijn broek en onderbroek naar beneden getrokken en hij verzocht haar om zijn geslachtsdeel aan te raken. Zij gaf aan dat ze niet wist wat ze moest doen, waarop de verdachte haar hand vastpakte en dit op zijn geslachtsdeel plaatste. De verdachte begon haar achterwerk te strelen en kwam weer op haar. Hij trachtte haar korte broek uit te trekken en zijn geslachtdeel in haar geslachtsdeel te doen. Het was hem gelukt om alleen het puntje van zijn geslachtsdeel erin te steken. Ze onderging veel pijn en had dit tegen hem gezegd. Hij zei tegen haar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken, dat zij geen pijn meer zou krijgen en ervan zal genieten. De verdachte bleef doorgaan en bleef overal rondom haar lichaam kussen. Ineens hoorde ze haar broer [getuige] haar roepen. Hij kwam niet de slaapkamer in. De verdachte was geschrokken toen hij de stem van haar broer hoorde en stond meteen op. Hij heeft toen de deur van de slaapkamer op slot gedaan. Toen kwam de verdachte weer met zijn lichaam op haar en begon haar weer te kussen. Hij had haar korte broek uitgetrokken en probeerde haar weer te penetreren. Toen dat niet lukte begon hij zichzelf te masturberen terwijl hij haar rondom haar lichaam kuste. Hierna kreeg hij een zaadlozing en kwam klaar op haar. Hij liet zijn zaadlozing in de omgeving van haar geslachtsdeel vallen. Toen hij klaar was, gaf hij haar broek aan haar terug. Ze deed haar broek aan, stond op en ging naar haar slaapkamer. Ze ging douchen.
Later heeft ze haar broer [getuige] verteld wat er gebeurd was. Ze ging naar haar tante. Toen ze bij haar tante was aangekomen, kreeg ze berichten van de verdachte, die vroeg waar ze was. Uiteindelijk heeft ze op aandringen van haar nicht aan haar tante verteld wat er was gebeurd [3] .
[getuige], de broer van [benadeelde partij], was op de dag van het gebeurde bij de verdachte en [benadeelde partij] thuis. Hij hoorde de verdachte en [benadeelde partij] spreken over het schrijven van een brief voor zijn moeder. [benadeelde partij] en de verdachte zijn samen naar de slaapkamer van zijn moeder gegaan. [getuige] werd op een gegeven moment door de verdachte geroepen en liep naar de slaapkamer. De verdachte vroeg hem om een blaadje om de brief te schrijven. [getuige] heeft een schrift uit de slaapkamer van zijn zusje gepakt en bij hen gebracht, en ging daarna weer verder eten. Toen hij bijna klaar was met eten hoorde hij de stem van zijn zus. Hij stond op en ging naar de slaapkamer. De slaapkamerdeur was op dat moment dicht, terwijl hij de eerste twee keren dat hij naar de slaapkamer was gegaan, open stond. Hij klopte op de deur en zijn zus vroeg wat er was, en zei dat ze niet had geroepen. Hij ging op bed liggen en op zijn mobiele telefoon kijken. Later hoorde hij de stappen van zijn zus, die zijn slaapkamer binnen was gelopen. [getuige] trof [benadeelde partij] staande voor hem. Zij bleef hem met grote ogen aankijken. Hij vroeg haar wat er aan de hand was. Ze ging kleren halen en vertelde dat ze ging baden. Ze had moeite om te praten, hij merkte dat ze ‘praatte alsof ze ging huilen’. Toen hij nogmaals vroeg wat er aan de hand was, vertelde [benadeelde partij] hem dat de verdachte haar had gekust. [getuige] zag dat [benadeelde partij] toen tranen in haar ogen kreeg. Ze is hierna naar haar tante gegaan. Later kwam de verdachte thuis en hij vroeg meteen waar [benadeelde partij] was. Hij ging haar zoeken en vroeg weer of [getuige] wist waar zij was. Hij gedroeg zich raar, in de ogen van [getuige] [4] .
Nadat er aangifte was gedaan, heeft de tante tegen [benadeelde partij] gezegd dat de politie om haar kleding had gevraagd, die ze op dat moment had gedragen, in verband met mogelijke spermasporen van de verdachte. [benadeelde partij] heeft bij de rechter-commissaris over deze kledingstukken verklaard dat de verdachte haar onderbroek samen met haar korte broek had uitgetrokken en op de grond had gegooid. Nadat zijn sperma op haar vagina terecht was gekomen heeft de verdachte dat schoongemaakt en gaf hij [benadeelde partij] haar korte broek en onderbroek, die ze heeft aangetrokken. Ze ging vervolgens douchen en na het douchen heeft ze de korte broek en onderbroek op of bij een tafeltje in haar slaapkamer gelegd.
[benadeelde partij] is later samen met haar tante naar het appartement gegaan en vond daar de kleren nog op dezelfde plaats. Ze heeft onder meer de korte broek en onderbroek gepakt. Het waren kledingstukken die ze alleen zelf droeg. Ze heeft samen met haar zusje een wasmand voor hun vuile kleren. De verdachte en haar moeder hebben wasmanden voor hun eigen kleren. Het komt niet voor dat de vuile kleren van de verdachte en haar moeder in de wasmand van haar en haar zus terechtkomen. Haar moeder heeft als reden gegeven dat hun zweet anders is. [5]
De betreffende kledingstukken, een zwartkleurige korte broek en een roze kleurige onderbroek, zijn op 9 mei 2024 door de tante van [benadeelde partij] aan de politie overhandigd. [6] De kledingstukken zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut op mogelijke aanwezigheid van sperma en DNA, waarbij onder meer het DNA-profiel van de verdachte is betrokken. Zowel op de binnenzijde van het voorpand van de short als aan de binnenzijde van het kruis van de onderbroek zijn spermacelfracties gevonden. Het daarin aangetroffen (mannelijk) DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon [7] . Het Gerecht stelt op basis daarvan vast dat op zowel de korte broek als op de onderbroek van [benadeelde partij] sperma van verdachte is aangetroffen.
Het Gerecht overweegt dat, gezien het voorgaande, de verklaring van [benadeelde partij] op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van haar broer [getuige], alsmede door objectief bewijs, te weten de aanwezigheid van spermasporen van de verdachte op de korte broek en de onderbroek die [benadeelde partij] ten tijde van het tenlastegelegde droeg, zodat aan het bewijsminimum is voldaan.
Gelet op deze bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het gerecht buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de door [benadeelde partij] beschreven handelingen heeft verricht.
Dit breng het Gerecht tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Gevoerde verweren en verzoeken
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven, op gronden zoals vermeld in de overgelegde pleitaantekeningen – dat de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige] op elkaar zijn afgestemd en onbetrouwbaar zijn. Dit terwijl de verdachte van meet af aan en consequent het ten laste gelegde heeft ontkend, en er bovendien sprake is van een alibi: mevrouw [betrokkene] heeft verklaard dat de verdachte bij
haarwas ten tijde van het ten laste gelegde. Dit alles maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
Betrouwbaarheid bewijs
Het Gerecht stelt voorop dat het hier gaat om een beschuldiging van ernstige zedenmisdrijven waarbij – nu de verdachte volhardend en stellig ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten – de belastende verklaringen met grote zorgvuldigheid dienen te worden beoordeeld en slechts met de nodige behoedzaamheid kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel.
[benadeelde partij] heeft in haar verhoor een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd over hetgeen haar is overkomen. Ze vertelt gedetailleerd over de aanloop naar het gebeuren, dat zij samen met de verdachte een brief aan haar moeder ging schrijven op de slaapkamer van haar moeder, hetgeen overigens ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd, en dat ze de verdachte moest zweren iets niet door te vertellen, waarna de verdachte overging tot de seksuele handelingen. Over het seksueel misbruik zelf verklaart zij evenzeer gedetailleerd, onder meer waar het gaat om het klaarkomen van de verdachte nabij haar geslachtsdeel, terwijl dit laatste bevestiging vindt in andere objectieve bewijsmiddelen, en over hetgeen er daarna heeft plaatsgevonden. Ook [getuige] heeft gedetailleerd verklaard over hetgeen hijzelf wel (en niet) heeft waargenomen, onder andere waar het gaat om de situatie dat zijn zus samen met de verdachte op de slaapkamer van hun moeder was om een brief te schrijven, dat de deur eerst open was en daarna ineens gesloten, dat hij iets hoorde waarna hij nog op de deur heeft geklopt, en de emotie en tranen in de ogen die hij bij zijn zusje waarnam na het gebeuren. In zoverre bevestigen de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige] elkaar over en weer, en wordt de verklaring van [benadeelde partij] bovendien door ander objectief bewijs bevestigd.
Het Gerecht ziet, anders dan door de raadsvrouw betoogd, dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Daar waar de verdediging heeft gewezen op discrepanties, zien deze naar het oordeel van het Gerecht slechts op ondergeschikte onderdelen en doen zij niet af aan de kern van hetgeen [benadeelde partij] en [getuige] hebben verklaard, zoals hierboven weergegeven. Van enige ‘afstemming’ is in het geheel niet gebleken. Het Gerecht acht de verklaringen van zowel [benadeelde partij] als [getuige] betrouwbaar en het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Verklaring verdachte: contaminatie ten aanzien sporen op kledingstukken
De verdachte heeft eerst ter terechtzitting van 15 november 2024 – en pas nadat door de rechter werd voorgehouden dat hij (ook na het stellen van een alternatief scenario door zijn raadsvrouw) nog altijd niets concreets had verklaard – verklaard dat er sprake moet zijn geweest van contaminatie: hij had een seksuele relatie met de moeder van [benadeelde partij] en zijn kledingstukken kunnen in de wasmand met die van [benadeelde partij] in aanraking zijn gekomen, waardoor zijn spermasporen op de bewuste kledingstukken terecht kunnen zijn gekomen.
Het Gerecht stelt vast dat de verklaring van de verdachte niet strookt met de verklaring van [benadeelde partij], inhoudende dat zij en haar zusje een aparte wasmand hadden voor hun kleding (en de reden die hun moeder daarvoor had gegeven) en dat deze niet in de door de verdachte bedoelde wasmand hebben gezeten. Bovendien valt – ook los daarvan – niet zonder meer in te zien dat sprake kan zijn geweest van contaminatie, nu er op verschillende kledingstukken aan de binnenzijde en aan de buitenzijde spermasporen van verdachte zijn aangetroffen. Daar komt nog bij dat de verdachte ter terechtzitting op 5 maart 2025 een andere verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn sperma op de kledingstukken, namelijk dat de kledingstukken niet van [benadeelde partij] waren, maar dat sprake was van een vooropgezet plan (zo begrijpt het Gerecht:) om kleren met daarop zijn sperma naar de politie te brengen, hetgeen overigens geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. Het Gerecht acht de verklaring(en) van de verdachte omtrent de spermasporen ongeloofwaardig, en verwerpt deze.
Alibi?
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 6 mei 2024 van 17.00 uur tot 20.00 uur bij mevrouw [betrokkene] was en om die reden het feit niet kan hebben gepleegd, hetgeen mevrouw [betrokkene] in haar verhoor als getuige bij de rechter-commissaris heeft bevestigd.
Het Gerecht overweegt hierover het volgende. Vooropgesteld wordt dat (ook) deze verklaring van de verdachte afstuit op de inhoud van de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige], welke, zoals het hof hiervoor heeft overwogen, betrouwbaar worden geacht. Nog los daarvan geldt dat de verdachte pas in een laat stadium met dit alibi is gekomen. Niet valt in te zien waarom de verdachte hiermee zolang zou hebben gewacht – hij werd immers beschuldigd van zeer ernstige zedenmisdrijven waarvoor hij in voorarrest zat – ook niet indien zou worden uitgegaan van de verklaring van de verdachte dat hij het openbaren van de relatie met [betrokkene] ongemakkelijk vond. Waar het gaat om de verklaring van mevrouw [betrokkene] stelt het Gerecht bovendien vast dat zij heeft verklaard dat verdachte haar op 6 mei 2024 (de dag van het ten laste gelegde) had gebeld, terwijl er ondanks uitvoerig onderzoek naar telefoon- en/of Whatsapp-gegevens uit niets is gebleken dat er op 6 mei 2024 enig telefonisch en/of WhatsApp-contact tussen de verdachte en mevrouw [betrokkene] is geweest. Ook overigens wordt de verklaring van mevrouw [betrokkene] niet ondersteund door enig objectief bewijs en derhalve geldt hetzelfde voor de verklaring van de verdachte op dit punt.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de verdachte ook in zoverre verworpen.
Conclusie verweren verdachte
Alle verweren van de verdachte worden verworpen.
Verkrachting
Door de raadsvrouw is subsidiair betoogd dat de handelingen van de verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als verkrachting, nu er van penetratie geen sprake is geweest.
Het Gerecht stelt vast dat, zoals [benadeelde partij] heeft verklaard, het de verdachte was gelukt om het puntje van zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel te steken. Daarmee is sprake van seksueel binnendringen van het lichaam als bedoeld in artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zodat het verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft verzocht om voeging van het strafdossier van de moeder van [benadeelde partij] aan het dossier indien dat het Gerecht van oordeel zou zijn dat de moeder van [benadeelde partij] de verdachte op een eerder moment niet zou hebben mishandeld. Nu deze voorwaarde niet wordt vervuld, behoeft dit voorwaardelijk gedane verzoek geen nadere bespreking.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van:

verkrachting,

strafbaar gesteld in artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba,

en

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld in artikel 2:200 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van de destijds 15-jarige dochter van zijn toenmalige partner, toen laatstgenoemde in detentie zat. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkele rekening gehouden met de belangen, gevoelens en het welzijn van het slachtoffer. Hij heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van het slachtoffer en heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Het vertrouwen dat zij op dat moment in hem als volwassen partner van haar moeder zou moeten kunnen stellen, juist in de situatie waarin zij thuis is en haar moeder niet aanwezig is, heeft hij in zeer ernstige mate geschaad. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit alles rekent het Gerecht de verdachte aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijke of andersoortige strafbare feiten.
Het Gerecht is, na één en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat het Gerecht tot een andere weging is gekomen van hetgeen de verdachte heeft begaan, en onder welke omstandigheden dit is gebeurd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering betreft een bedrag van
Afl. 2.500,- aan materiële schade en een bedrag van Afl. 20.000 aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht stelt allereerst vast dat er door de benadeelde partij geen stukken zijn ingediend die de gevorderde schade onderbouwen, zowel waar het gaat om de materiële als om de immateriële schade.
Echter, gelet op het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, in wezen de verkrachting van het toen 15-jarige slachtoffer door de partner van haar moeder, is het Gerecht van oordeel dat de aard en ernst van deze normschending zozeer voor de hand liggen, dat het Gerecht aanneemt dat bij het slachtoffer daardoor sprake is van een aantasting in de persoon, die recht geeft op de vergoeding van immateriële schade. Het Gerecht is van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van Afl. 5.000,- dient te worden toegekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2024. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige, ook waar het de gevorderde materiële schade betreft, gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. Voor het nemen van een deugdelijke beslissing zou de benadeelde partij immers in staat moeten worden gesteld haar vordering (op een later moment) nader te onderbouwen, en daarvoor leent deze strafprocedure zich niet, althans niet in de stand waarin deze zich nu bevindt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:78 en 1:133 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden immateriële schade toe tot een bedrag van
Afl. 5.000,- (zegge: vijfduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
6 mei 2024 tot aan de dag van algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 5.000,- (zegge: vijfduizend gulden),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2024 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.A. Lensink, bijgestaan door mr. J. van der Vegte (zittingsgriffier), en op 26 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba (afdeling Jeugd en Zeden) d.d. 5 augustus 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer Z-09/24 en de onderzoeksnaam “Yerem”.
2.Proces-verbaal aangifte aangever [naam aangever], d.d. 9 mei 2024, bijlage nr. 1.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij], d.d. 9 mei 2024, bijlage nr. 3.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], d.d. 9 mei 2024, bijlage nr. 4.
5.Proces-verbaal getuigenverhoor [benadeelde partij], opgemaakt door mr. U.I.D. Luydens, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, d.d. 11 februari 2025.
6.Proces-verbaal Inbeslaggenomen kleding, d.d. 9 mei 2024, bijlage nr. 7.
7.Proces-verbaal Afname referentie- en sporenmateriaal slachtoffer i.v.m. verkrachting, d.d. 17 mei 2024, bijlage nr. 18, en een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Nederland, op 30 juli 2024 opgemaakt en bij afwezigheid van rapporteur L.J.W. Grol ondertekend door ing. M.J.W. Pouwels, bijlage nr. 20.