ECLI:NL:OGEAA:2025:64

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
AUA202404473 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een bejaardenverzorgster na incident met patiënt

In deze zaak, die op 29 januari 2025 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de geldigheid van het ontslag van een bejaardenverzorgster, eiseres, centraal. Eiseres was sinds 16 april 1985 in dienst bij de Stichting Algemene Bejaardenzorg Aruba (SABA) en werd op 16 september 2024 ontslagen na een incident op 11 september 2024, waarbij zij een demente en blinde patiënt een tik of klap gaf nadat deze haar hard bij de pols greep. Eiseres betwistte de geldigheid van het ontslag en vorderde loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een dringende reden voor ontslag, gezien de omstandigheden waaronder het incident plaatsvond en de lange dienstverband van eiseres. Het Gerecht wees de vordering tot loondoorbetaling toe, maar wees de vordering tot wedertewerkstelling af, omdat eiseres niet had onderbouwd welk belang zij daarbij had. SABA werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 29 januari 2025
Behorend bij AUA202404473 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
STICHTING ALGEMENE BEJAARDENZORG ARUBA,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: SABA,
gemachtigde: de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [eiseres] van 18 december 2024 met producties;
- de aanvullende producties van [eiseres] van 8 januari 2025;
- de producties van SABA van 8 januari 2025;
- de mondelinge behandeling van 9 januari 2025 waarbij partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. SABA werd vertegenwoordigd door haar directrice, mevrouw [directrice] en de heer [zorgmanager], zorgmanager. De gemachtigden hebben de standpunten van partijen bepleit aan de hand van spreekaantekeningen. Partijen hebben gereageerd of kunnen reageren op de wederzijdse standpunten en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Eiseres] is vanaf 16 april 1985 in dienst bij SABA, laatstelijk als verzorgende niveau 3 op de locatie [plaats].
2.2
Op 11 september 2024 verzorgde [eiseres] een demente en blinde man die in het verleden eerder agressief gedrag heeft vertoond tegenover medewerkers van SABA (hierna: de patiënt).
2.3
Toen [eiseres] de patiënt vanuit zijn bed op een stoel plaatste om hem te kunnen baden, pakte de patiënt [eiseres] hard bij haar pols en weigerde hij haar los te laten. Vervolgens gaf [eiseres] de patiënt een tik op zijn wang of klap op zijn arm. De zorgmanager van SABA was getuige van het incident.
2.4
Enkele uren later heeft [eiseres] haar werkzaamheden voor die dag gestaakt. De volgende dag (op 12 september 2024) heeft SABA kenbaar gemaakt dat [eiseres] op non-actief werd gesteld met doorbetaling van haar salaris.
2.5
Bij brief van 16 september 2024 heeft SABA [eiseres] met onmiddellijke ingang ontslagen. In de ontslagbrief is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
2.6 [
Eiseres] heeft op 5 oktober 2024 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
In deze procedure stelt [eiseres] de geldigheid van het ontslag ter discussie. Zij vordert – uitvoerbaar bij voorraad – (door)betaling van (achterstallig) salaris met rente en wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom, met veroordeling van SABA in de proceskosten.
3.2
SABA heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening is niet bestreden en volgt ook uit de aard van de vordering van [eiseres].
4.2.
De vraag die voorligt is of met voldoende zekerheid te verwachten is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst nog van kracht is. In dat verband zal de bodemrechter moeten onderzoeken of de door SABA aan het ontslag ten grondslag gelegde reden als dringend in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW heeft te gelden. Er moet sprake zijn van een voldoende dringende reden in objectieve zin (de gedraging moet als zodanig voldoende ernstig zijn) én in subjectieve zin (rekening houdend met de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en de gevolgen van het ontslag).
4.3.
Partijen verschillen van mening over de gang van zaken tijdens het incident. [Eiseres] stelt voorop dat de patiënt in eerste instantie niet gewassen wilde worden, daar later wel toe bereid was en vervolgens toch agressief is geworden, waarna [eiseres] hem in een reflex een tik heeft gegeven om hem te bewegen haar arm los te laten. SABA stelt zich op het standpunt dat [eiseres] zichzelf in deze situatie heeft gebracht doordat zij ongeduldig was. Zij had ervoor moeten kiezen om de patiënt op een ander moment te wassen. Bovendien gaat SABA ervan uit dat [eiseres] zich eerst los heeft gemaakt uit de greep van de patiënt en hem daarna uit boosheid een klap heeft gegeven.
4.4.
Het Gerecht constateert dat de overgelegde verklaringen elkaar op onderdelen tegenspreken, waardoor niet valt vast te stellen wat er nu precies is gebeurd. Daarbij geldt dat de bewijslast van de gang van zaken op SABA rust: zij is immers degene die stelt dat [eiseres] haar een voldoende dringende reden heeft gegeven om haar te ontslaan.
Partijen zijn het erover eens dat de patiënt [eiseres] heel hard – tot bloedens toe – heeft vastgegrepen en dat zij zich alleen met moeite kon los worstelen uit zijn greep. Ook staat vast dat [eiseres] de patiënt een tik of klap heeft gegeven ofwel terwijl hij haar nog vast had (zoals [eiseres] stelt), ofwel onmiddellijk nadat zij zich had kunnen lostrekken (zoals SABA heeft betoogd). Ook als sprake is van de door SABA geschetste gang van zaken – en [eiseres] de patiënt een klap heeft gegeven onmiddellijk nadat zij zich had losgetrokken – gaat het Gerecht ervan uit dat [eiseres] in een reflex heeft gehandeld omdat zij schrok van de pijn die hij haar deed. Tijd om na te denken had zij in ieder geval niet, zo blijkt ook uit de verklaringen van de twee collega’s met wie [eiseres] werkte, die SABA heeft overgelegd. Het Gerecht is het met SABA eens dat het geven van een tik aan een kwetsbare patiënt zonder meer ernstig is: het is immers het werk van [eiseres] om met dit soort patiënten om te gaan. Gelet op de menselijke en reflexmatige reactie van [eiseres], die maakte dat zij niet over haar handelen heeft nagedacht of kon nadenken, is het Gerecht echter van oordeel dat er geen sprake van een objectief dringende reden om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.
4.5
Overigens heeft [eiseres] nog aangevoerd dat haar persoonlijke omstandigheden maken dat het ontslag zonder meer een te zware disciplinaire maatregel is, ook als wordt uitgegaan van de lezing die SABA aan de gebeurtenissen geeft. Het Gerecht is van oordeel dat dit verweer slaagt, althans dat het aannemelijk is dat de bodemrechter dit verweer in een bodemprocedure zal honoreren.
4.6
Onder ogen moet worden gezien dat [eiseres] ten tijde van het incident 39 jaren in dienst was en dat zich tijdens haar dienstverband geen noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan (aan het ontslag zijn in ieder geval geen andere incidenten ten grondslag gelegd). Door het ontslag verliest [eiseres] haar inkomen, enkele jaren voor haar pensioengerechtigde leeftijd, terwijl zij in verband met haar leeftijd lastig vervangend werk zal kunnen vinden tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit alles terwijl [eiseres] haar inkomen – als alleenstaande moeder – hard nodig heeft om te voorzien in de verzorging van zichzelf, haar gezin en haar 93-jarige moeder. Ook heeft [eiseres] onmiddellijk na het incident spijt betuigd en benadrukt dat zij in de toekomst anders wil reageren. Zij ziet de ernst van haar handelen ook in. Tegen deze achtergrond heeft SABA – vooralsnog – onvoldoende overtuigend uitgelegd waarom niet kon worden volstaan met een minder verstrekkende disciplinaire maatregel zoals een schorsing of een schriftelijke waarschuwing.
4.7
SABA heeft nog gesteld dat [eiseres] niet op de werkvloer kan terugkeren om onrust en imagoschade te voorkomen. Het Gerecht gaat daaraan voorbij, omdat SABA niet heeft uitgelegd waarom een verzorgende die in een reflex een eenmalige fout begaat, onmogelijk haar werk nog langer kan uitvoeren. Voor zover SABA in de interne communicatie (tussen collega’s) en in de externe communicatie (naar de familieleden van de patiënt) al heeft gecommuniceerd dat er sprake was van een welbewuste (mis)handeling door [eiseres], komt dat voor rekening en risico van SABA. Uit de verklaringen van [eiseres] en haar twee mede-verzorgenden blijkt immers eerder dat sprake was een reflexmatige reactie. Als SABA haar stelling dat [eiseres] niet meer kan terugkomen heeft gebaseerd op haar eigen (foutieve) communicatie over wat er is gebeurd, kan dat dus niet aan [eiseres] worden toegerekend.
4.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het incident op 11 september 2024 een dringende reden oplevert voor ontslag. Dit betekent dat [eiseres] in dit kort geding terecht aanspraak maakt op nakoming van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht zal SABA daartoe veroordelen, in die zin dat SABA wordt verplicht het (achterstallige) loon van [eiseres] door te betalen.
4.9
De vordering tot wedertewerkstelling zal echter worden afgewezen, omdat [eiseres] niet heeft gesteld of onderbouwd welk belang zij heeft bij toewijzing daarvan in de situatie waarin SABA verplicht wordt haar loon door te betalen.
4.1
Als de in het ongelijk gestelde partij zal SABA de proceskosten van [eiseres] moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
veroordeelt SABA aan [eiseres] haar achterstallige salaris uit te betalen en haar salaris te blijven betalen tot de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze is beëindigd;
veroordeelt SABA tot betaling van de wettelijke rente over het achterstallige salaris tot het achterstallige salaris op behoorlijke wijze is uitbetaald;
veroordeelt SABA in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 225,- aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 29 januari 2025 in aanwezigheid van mr. C.F.N. van Schaijk, griffier.