In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 februari 2025 uitspraak gedaan over het beroep van een Venezolaanse asielzoeker tegen een uitzettingsbevel en een meldplicht die door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was opgelegd. De appellant, die sinds 30 maart 2019 in Aruba verblijft zonder geldige verblijfstitel, had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen. De minister heeft op 3 juni 2024 een uitzettingsbevel uitgevaardigd en op 6 juni 2024 een meldingsplicht opgelegd. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen, maar het gerecht oordeelde dat de minister op goede gronden heeft gehandeld. Het gerecht stelde vast dat de appellant illegaal in Aruba verbleef en dat er geen reden was om hem nog langer in het land te laten verblijven. De beroepsgrond van de appellant dat de minister in strijd met het verbod op non-refoulement handelde, werd verworpen, omdat deze kwestie niet aan de orde kon komen in de procedure tegen het uitzettingsbevel. Het gerecht oordeelde verder dat de minister niet verplicht was om de appellant te horen in bezwaar, aangezien de nieuwe aanvraag voor tijdelijk verblijf na de bestreden beslissing was ingediend. De meldingsplicht werd ook als rechtmatig beoordeeld. Uiteindelijk werden de beroepen ongegrond verklaard en bleef de beslissing van de minister in stand.