ECLI:NL:OGEAA:2025:95

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AUA202500750 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding omgangsregeling tussen vader en moeder met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die op 30 april 2025 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de vader van de minderjarige [belanghebbende]. De vader vordert dat de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij hem zal zijn en dat de moeder wordt verboden om met [belanghebbende] naar het buitenland af te reizen. De moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft zich verzet tegen deze vorderingen en maakt zich zorgen over de veiligheid van [belanghebbende] bij de vader. De ouders zijn in 2022 naar Aruba verhuisd, maar na de breuk is de moeder teruggekeerd naar Nederland, terwijl [belanghebbende] bij de grootmoeder verblijft. Tijdens de zitting is gebleken dat de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] eerder is beëindigd door de moeder, die zich zorgen maakt over de veiligheid van het kind. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [belanghebbende] bij de vader niet veilig is. De moeder heeft niet overtuigend aangetoond dat de vader betrokken is bij ongepast gedrag van [belanghebbende]. Het Gerecht heeft daarom besloten dat de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] wordt hervat, en dat de vader [belanghebbende] op woensdag en vrijdag uit school haalt en haar terugbrengt naar de grootmoeder. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 30 april 2025
Behorend bij AUA202500750 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[Eiser],
wonende in Nederland,
EISER,
hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.
Belanghebbenden:
[Belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats]
hierna te noemen: [belanghebbende],
Directie Voogdijraad.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 19 maart 2025;
- de akte inhoudende incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst zijdens de moeder, ingediend per e-mail d.d. 15 april 2025,
- de producties zijdens de moeder, ingediend per e-mail d.d. 16 april 2025,
- de behandeling van de zaak ter zitting van woensdag 16 april 2025.
1.2
De beide ouders zijn tijdens de zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Ter zitting was tevens aanwezig mevrouw [grootmoeder van belanghebbende], de grootmoeder moederszijde van [belanghebbende]. Namens de Voogdijraad is [betrokkene] verschenen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 14 december 2019 is in Nederland uit de moeder geboren de minderjarige [belanghebbende]. [Belanghebbende] is niet erkend. De moeder oefent het ouderlijk gezag over [belanghebbende] alleen uit.
2.2
De ouders zijn begin 2022 met [belanghebbende] vanuit Nederland naar Aruba verhuisd. Nadat de relatie van de ouders was verbroken, is de moeder in september 2022 teruggekeerd naar Nederland. [Belanghebbende] verblijft sindsdien bij de grootmoeder moederszijde. Tot december 2024 had [belanghebbende] geregeld contact met de vader.
2.3
De vader heeft op 19 maart 2025 bij het Gerecht een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin hij het Gerecht vraagt om vast te stellen dat hij de juridische vader is van [belanghebbende], hem tezamen met de moeder met het ouderlijk gezag over [belanghebbende] te belasten en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij hem zal zijn.
2.4
Het Gerecht heeft bij wijze van ordemaatregel op 21 maart 2025 bepaald dat de moeder, in afwachting van de beslissing in kort geding, niet met [belanghebbende] naar Nederland mag afreizen en dat [belanghebbende] haar woon- en verblijfplaats bij de vader zal hebben.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De vader vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de moeder verbiedt om met [belanghebbende] naar het buitenland af te reizen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij de vader zal zijn, zulks in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure,
[Belanghebbende] voorlopig aan de vader toevertrouwt,
een dwangsom bepaalt van Afl. 500,- voor elke dag of gedeelte van de dag dat de moeder niet aan dit vonnis voldoet, en
de moeder veroordeelt in de proceskosten.
3.2
De moeder heeft hierop gereageerd.
3.3
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

Hoofdverblijfplaats
4.1
De vader vordert dat het Gerecht voorlopig de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij hem zal bepalen. De vader voert daartoe aan dat de moeder met [belanghebbende] naar Nederland wil verhuizen, zonder daarover met hem te overleggen. Dit vindt de vader niet in het belang van [belanghebbende]. De moeder heeft bestreden dat zij van plan is om met [belanghebbende] naar Nederland te reizen. Zij zal op termijn teruggaan naar Nederland om haar studie af te ronden, maar het is niet haar bedoeling om [belanghebbende] dan mee te nemen. [Belanghebbende] zal op Aruba blijven, bij grootmoeder moederszijde. De vader heeft vervolgens laten weten dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat [belanghebbende] bij de grootmoeder moederszijde ingeschreven blijft staan. De vordering van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] wordt daarom afgewezen.
Omgangsregeling
4.2
De volgende vraag is dan hoe de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] eruit moet zien. Tijdens de zitting hebben partijen verteld dat [belanghebbende] aanvankelijk in het weekend bij de vader was. Sinds de zomer van 2024 gold een omgangsregeling op grond waarvan [belanghebbende] op woensdag, vrijdag, zaterdag en zondag bij de vader was. Deze omgangsregeling is in maart 2025 door de moeder beëindigd. De vader wil dat de omgangsregeling weer wordt hervat, de moeder verzet zich daartegen.
4.3
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij zich zorgen maakt over de veiligheid van [belanghebbende] bij de vader. De moeder heeft gezien dat [belanghebbende] seksueel getinte bewegingen maakte met haar onderlijf. Toen de moeder [belanghebbende] daarnaar vroeg, vertelde [belanghebbende] dat zij deze bewegingen van de vader heeft geleerd. Daarnaast heeft [belanghebbende] aan de moeder verteld dat het nichtje van de partner van de vader haar op haar mond heeft gezoend en haar geslachtsdeel heeft aangeraakt. De moeder heeft dit met de vader besproken, maar volgens de moeder heeft de vader hierop te nonchalant gereageerd. De moeder zegt dat zij vervolgens halverwege maart aangifte heeft gedaan bij de politie.
4.4
De vader betwist dat er sprake is van een onveilige situatie bij hem thuis. De vader erkent dat hij een (door de moeder gemaakt) filmpje heeft gezien waarop [belanghebbende] bewegingen maakt die niet bij haar leeftijd passen, maar volgens de vader heeft hij daarmee niets te maken. Volgens de vader plaatst de moeder video’s op het internet, waar is te zien hoe zij ‘twerkt’ en bewegingen van seksuele aard maakt. Op een aantal van deze video’s was ook [belanghebbende] te zien. Het kan dus goed zijn dat [belanghebbende] de bewegingen van de moeder nadoet, zo betoogt de vader.
Nadat [belanghebbende] aan hem vertelde wat er met het nichtje was gebeurd, heeft de vader direct besloten om de contactmomenten tussen [belanghebbende] en het nichtje te stoppen.
De vader heeft tot slot aangevoerd dat de moeder telkens met een nieuwe reden komt om de omgangsmomenten tussen hem en [belanghebbende] te stoppen. Dit mag volgens de vader niet worden gehonoreerd.
4.5
Het Gerecht stelt voorop dat het in beginsel in het belang is van [belanghebbende] om contact te hebben met de vader. Dat is alleen anders, als zij – zoals de moeder impliceert – bij de vader het slachtoffer wordt van seksueel misbruik en/of wordt blootgesteld aan beelden die niet voor haar leeftijd geschikt zijn. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht kan binnen het kader van deze procedure niet worden vastgesteld dat daarvan sprake is. De moeder heeft op geen enkele manier onderbouwd dat het de vader is geweest die [belanghebbende] de bewegingen heeft aangeleerd, terwijl de vader (door de moeder onbestreden) heeft aangevoerd dat de oorzaak ook bij de moeder kan liggen. Daarbij komt dat de oma desgevraagd heeft verklaard dat zij niets aan [belanghebbende] heeft gemerkt, op momenten waarop zij bij de vader was geweest.
4.6
Uit het gedrag van de moeder krijgt het Gerecht bovendien niet de indruk dat de moeder zich oprecht zorgen maakt dat [belanghebbende] bij de vader niet veilig is. De moeder stelt weliswaar dat zij aangifte heeft gedaan bij de politie, maar dat heeft zij niet onderbouwd. Bovendien zou die aangifte dan dateren van medio maart, het moment waarop de vader deze procedure aanhangig maakte. Daarbij komt dat de moeder heeft verteld dat zij het gedrag van [belanghebbende] al in december 2024 met de vader heeft besproken. Zij heeft niet duidelijk kunnen maken waarom zij vervolgens drie maanden heeft gewacht, voordat zij actie ondernam. De stelling van de moeder dat zij niet wist waar zij terecht kon, vindt het Gerecht niet geloofwaardig.
4.7
Al met al kan dus niet worden vastgesteld dat het niet in het belang van [belanghebbende] is om – als vanouds – contact met de vader te hebben. Dit betekent dat de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] zal worden hervat. Dit is ook met partijen ter zitting besproken. Partijen hebben vervolgens een omgangsregeling afgesproken. Het Gerecht zal die afspraken vastleggen in dit vonnis.
Proceskosten
4.8
Omdat partijen samen de ouders zijn van [belanghebbende], worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
bepaalt dat [belanghebbende] voorlopig (totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist) bij Censo zal worden ingeschreven op het adres van de grootmoeder moederszijde,
bepaalt de volgende voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende]:
  • de vader haalt [belanghebbende] iedere woensdag op uit school en brengt haar om 19:00 uur terug bij de grootmoeder moederszijde,
  • de vader haalt [belanghebbende] iedere vrijdag op uit school en brengt haar zondag om 19:00 uur terug bij de grootmoeder moederszijde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
wijst af het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 april 2025 in aanwezigheid van de griffier, mr. K.M. Geerman.