In deze zaak, die op 30 april 2025 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de vader van de minderjarige [belanghebbende]. De vader vordert dat de hoofdverblijfplaats van [belanghebbende] bij hem zal zijn en dat de moeder wordt verboden om met [belanghebbende] naar het buitenland af te reizen. De moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft zich verzet tegen deze vorderingen en maakt zich zorgen over de veiligheid van [belanghebbende] bij de vader. De ouders zijn in 2022 naar Aruba verhuisd, maar na de breuk is de moeder teruggekeerd naar Nederland, terwijl [belanghebbende] bij de grootmoeder verblijft. Tijdens de zitting is gebleken dat de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] eerder is beëindigd door de moeder, die zich zorgen maakt over de veiligheid van het kind. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [belanghebbende] bij de vader niet veilig is. De moeder heeft niet overtuigend aangetoond dat de vader betrokken is bij ongepast gedrag van [belanghebbende]. Het Gerecht heeft daarom besloten dat de omgangsregeling tussen de vader en [belanghebbende] wordt hervat, en dat de vader [belanghebbende] op woensdag en vrijdag uit school haalt en haar terugbrengt naar de grootmoeder. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.