In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de verdeling van de gemeenschap na hun echtscheiding. De partijen waren met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 25 juni 2018 gescheiden. De eiseres vordert onder andere de verdeling van de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning, die voor Afl. 1.068.000,-- is verkocht, en de helft van een dividenduitkering van Afl. 650.000,-- die de gedaagde zonder medeweten van de eiseres heeft ontvangen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de baten en lasten gelijk verdeeld moeten worden.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de woning en de inboedel gelijkelijk verdeeld moeten worden, en dat de gedaagde de helft van de dividenduitkering aan de eiseres moet betalen. Daarnaast is bepaald dat de gedaagde een vergoeding van Afl. 133.500,-- aan de eiseres moet betalen voor het uitsluitend gebruik van de woning gedurende de periode van 1 september 2018 tot 31 augustus 2023. De gedaagde is ook veroordeeld om de helft van de belastingschuld aan de eiseres te betalen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt, met uitzondering van de door de eiseres betaalde verschotten. Dit vonnis is uitgesproken op 30 april 2025 door rechter A.H.M. van de Leur.