ECLI:NL:OGEAA:2025:98

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
AUA202402009
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschap na echtscheiding tussen echtgenoten met huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, uitgesproken op 30 april 2025 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de verdeling van de gemeenschap tussen twee echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die sinds 1 september 2017 gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De echtgenoten zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd, wat betekent dat er geen gemeenschap van goederen bestaat. De vordering van [eiseres] betreft de verdeling van de woning en de bijbehorende inboedel, evenals de betaling van hypotheeklasten en andere kosten door [gedaagde]. Tijdens de procedure zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en hebben zij hun standpunten toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de woning moet worden verkocht en dat de opbrengst gelijkelijk tussen de partijen moet worden verdeeld, na aftrek van verkoopkosten. Tevens is bepaald dat [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen voor de hypotheeklasten die [eiseres] heeft voldaan sinds [gedaagde] alleen in de woning verblijft. De rechter heeft ook geoordeeld dat de inboedel aan [gedaagde] wordt toegedeeld, onder de verplichting om een bedrag aan [eiseres] te betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 30 april 2025
Behorend bij A.R. no. AUA202402009
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties van 18 juni 2024;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 30 oktober 2024;
- het comparitievonnis van 20 november 2024;
- de comparitie van partijen van 11 februari 2025.
1.2
Tijdens de comparitie zijn partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten voornoemd. Partijen hebben op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
Eiseres] en [gedaagde] zijn sinds 1 september 2017 gezamenlijk eigenaar van het recht van erfpacht op het perceel grond gelegen aan de [adres] te Aruba met daarop gebouwd een woning (hierna: de woning). De aanschaf van de woning is gefinancierd met een betaling van Afl. 45.500,- door [eiseres], door middel van een door [eiseres] aangegane hypothecaire geldlening ten bedrage van Afl. 295.000,- en door middel van een betaling door [eiseres] van Afl. 150.000,-.
2.2
Aan de woning zijn een renovatie en verbouwingen uitgevoerd die door [gedaagde] zijn betaald.
2.3
Op 30 oktober 2017 zijn [eiseres] en [gedaagde] gehuwd onder making van huwelijkse voorwaarden. Op grond van de op 27 oktober 2017 aangegane huwelijkse voorwaarden bestaat tussen partijen geen enkele gemeenschap van goederen. In de huwelijkse voorwaarden is verder bepaald:
“7. The household expenses (…) shall be borne and paid by the spouses in proportion to each ones net income. In the event that one of the spouses has contributed more than his share under this Article, this person shall not be entitled to claim any off-setting.”
2.4
In 2020 is een deel van het perceel gelegen aan de [plaats] aan een vriendin van partijen verkocht voor het bedrag van USD 100.000,-. De koopsom zou in drie gelijke termijnen worden betaald. Op dat deel van het perceel is door deze vriendin een appartement gebouwd.
2.5 [
Gedaagde] verblijft sinds 12 februari 2021 alleen in de woning.
2.6
Bij beschikking van dit Gerecht van 29 november 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 16 februari 2022 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.

3.DE VORDERING

3.1 [
Eiseres] vordert om, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ Gedaagde] te gelasten mee te werken “aan de verdeling van de goederengemeenschap van partijen op de wijze zoals door [eiseres] in het inleidend verzoek voorgesteld”;
- [ Gedaagde] te bevelen te gehengen en gedogen dat de rechter een deskundige benoemt om de waarde van de woning vast te stellen voor zover partijen daarover geen overeenstemming bereiken;
- [ Gedaagde] te bevelen mee te werken aan de (openbare) verkoop van de woning en van eventueel door de rechter aan te wijzen roerende goederen;
- een notaris te benoemen en een onzijdig persoon om [gedaagde] te vertegenwoordigen indien zij in gebreke mocht blijven om aan de verdeling medewerking te verlenen.
- kosten rechtens.
3.2 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] en tot verdeling van de boedel op de wijze zoals door [gedaagde] voorgesteld, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan,

4.DE BEOORDELING

4.1
Nu partijen onder making van huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd, bestaat tussen hen slechts een eenvoudige gemeenschap voor wat betreft de woning en (zoals tussen partijen niet in geschil) de inboedel daarvan. Daarnaast waren partijen tot voor kort gezamenlijk aandeelhouders van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokkene] 777 Corporation VBA. Deze vennootschap is inmiddels geliquideerd.
4.2
Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling daarvan kunnen bereiken, kan de rechter op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW de verdeling van die gemeenschap vaststellen. Daarbij dient naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang, De rechter die de verdeling vaststelt geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
De woning
4.3
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de woning (minus het hierna te bespreken deel van het perceel dat aan een derde is verkocht) moet worden verkocht. Wel is in geschil op welke wijze de verkoopopbrengst moet worden verdeeld. Volgens [eiseres] dient rekening te worden gehouden met de door haar ten behoeve van de aanschaf van de woning gedane betalingen. Dit is door [gedaagde] betwist. Volgens haar betreffen de aankoopkosten kosten van de huishouding die op grond van de huwelijkse voorwaarden naar evenredigheid voor rekening komen van partijen. Daarnaast dient volgens [gedaagde] rekening te worden gehouden met de bedragen die zij in (de verbouwingen van) de woning heeft geïnvesteerd. Zo heeft zij het dak en alle elektriciteit vernieuwd, de tuin en een zwembad aangelegd en de verschillende badkamers, de plafonds, de vloeren, het gastenverblijf en dergelijke gerenoveerd.
4.4
De woning is voor het huwelijk van partijen gekocht. Vast staat dat [eiseres] de aanschaf van de woning heeft gefinancierd, deels met liquide middelen en deels door middel van een door haar aangegane hypothecaire geldlening. Vervolgens is de woning aan beide partijen geleverd. Dat partijen bij de aankoop van de woning of daarna (bijvoorbeeld door middel van de huwelijkse voorwaarden) afspraken hebben gemaakt over vergoeding van de aldus door [eiseres] ingebrachte gelden, is gesteld noch gebleken. Gelet op het tijdsverloop (de woning is op 1 september 2017 gekocht en partijen zijn op 30 oktober 2017 gehuwd) is aannemelijk dat ook tijdens het huwelijk van partijen door [gedaagde] betaalde verbouwingen aan de woning zijn uitgevoerd. [Eiseres] kan zich daarom in beginsel op een haar op grond van het bepaalde in artikel 1:87 BW toekomend vergoedingsrecht beroepen. Omdat partijen echter, zoals volgt uit hetgeen partijen over en weer niet, althans onvoldoende weersproken hebben gesteld, ervan uitgingen (en dus de bedoeling hadden) dat de aanschaf van de woning door [eiseres] zou worden gefinancierd en dat [gedaagde] de aan de woning uit te voeren renovatie en verbouwing zou financieren, bestaat voor een vergoedingsrecht geen grond. Gelet op al het voorgaande dient de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de aan de verkoop verbonden kosten, gelijkelijk tussen partijen te worden verdeeld. De (na de aankoop van de woning) tussen partijen gesloten huwelijkse voorwaarden bevatten geen bepaling die tot een ander oordeel leidt. Het had in de rede gelegen een eventuele bedoeling ten aanzien van of gemaakte afspraken met betrekking tot de verdeling van (de waarde van) de woning en/of vergoedingsrechten vanwege de over en weer in de woning geïnvesteerde gelden in deze huwelijkse voorwaarden op te nemen. Dat dit niet is gebeurd, ondersteunt het oordeel dat vanwege de bedoeling van partijen geen grond voor vergoeding bestaat.
4.5 [
Eiseres] heeft in dit verband nog betoogd dat partijen zijn overeengekomen dat bij de verkoop dan wel toedeling van de woning tussen partijen de in 2020 getaxeerde waarde van de woning zou gelden. Dit is echter door [gedaagde] weersproken en door [eiseres] niet met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Dit betoog wordt daarom gepasseerd.
4.6
Zoals tijdens de comparitie van partijen met partijen is besproken, zullen partijen – door tussenkomst van hun beider advocaten – een gezamenlijk aan te wijzen makelaar gezamenlijk opdracht geven de woning te verkopen. Deze makelaar zal de verkoopprijs bepalen. Indien de woning niet binnen twaalf maanden na het in de verkoop zetten is verkocht, zal de woning openbaar worden verkocht, tenzij partijen op dat moment gezamenlijk anders beslissen. De aan de (eventueel openbare) verkoop verbonden kosten dienen door partijen gezamenlijk, bij helfte te worden gedragen.
4.7
Bij de verkoop en levering van de woning zal rekening moeten worden gehouden met de omstandigheid dat een deel van het perceel aan een derde is verkocht.
Verkoopopbrengst deel van het perceel
4.8
Niet is in geschil dat een deel van het perceel voor een bedrag van USD 100.000,- aan een derde (de huidige vriendin van [gedaagde]) is verkocht en dat de koopsom in drie termijnen van elk USD 33.333,33 zou worden betaald.
4.9
Van de verkoopopbrengst van dit deel van het perceel komt, zoals niet in geschil, aan beide partijen de helft (zijnde USD 50.000,-) toe. Partijen verschillen van mening over welk bedrag door de koper is betaald en welk bedrag [eiseres] en [gedaagde] ieder daarvan hebben ontvangen. Bij levering van het betreffende deel van het perceel aan de koper zal de koopsom, althans het nog niet betaalde deel daarvan, door de koper aan partijen moeten worden betaald. Op dat moment zal voor de notaris ten overstaan van wie de levering zal plaatsvinden inzichtelijk moeten worden gemaakt welke betalingen en aan wie hebben plaatsgevonden. Indien dan blijkt dat [gedaagde] meer dan de helft van de koopsom heeft ontvangen, zal zij dit meerdere aan [eiseres] moeten voldoen. Zij zal daartoe worden veroordeeld.
Hypothecaire geldlening
4.1
Op de woning rust een hypothecaire geldlening die door [eiseres] is aangegaan. Deze hypothecaire geldlening is geen gemeenschapsschuld en geen schuld die kan worden toegerekend aan de eenvoudige gemeenschap van de woning. Zoals volgt uit hiervoor is overwogen, komt deze geldlening voor rekening van [eiseres]. Dit geldt ook voor de tijdens het huwelijk betaalde hypotheekrente. Zoals door [gedaagde] ook is betoogd, zijn dit kosten van de huishouding en niet alleen is niet voldoende gesteld voor het oordeel dat partijen deze kosten niet naar evenredigheid van hun inkomen hebben gedragen, ook wordt op grond van de huwelijkse voorwaarden het eventueel door een van de echtgenoten teveel betaalde, niet verrekend.
4.11
Wel ziet het Gerecht aanleiding te bepalen dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat de hypotheeklasten vanaf 12 februari 2021, het moment dat [eiseres] de woning heeft verlaten (en iets anders heeft moeten huren) en [gedaagde] (met haar nieuwe partner) alleen in de woning verblijft (en dus niet vanaf de echtscheiding), voor rekening komen van [gedaagde]. Niet is in geschil dat de lasten Afl. 1.876,- per maand bedragen. Voor het oordeel dat sprake is van (nog niet toegepaste) renteaftrek waardoor deze lasten feitelijk voor [eiseres] lager zijn, is onvoldoende gesteld. Nu [eiseres] voormeld bedrag gedurende de periode vanaf 12 februari 2021 tot en met heden (zijnde 50,5 maand) heeft betaald, dient [gedaagde] een bedrag van in totaal Afl. 94.738,- aan [eiseres] te vergoeden. Tevens dient [gedaagde] het bedrag van Afl. 1.876,- per maand vanaf mei 2025 tot de verkoop van de woning aan [eiseres]te voldoen.
Grondbelasting en erfpachtcanon
4.12
Tussen partijen is niet in geschil dat beiden de helft van de over de jaren 2021 tot en met de verkoop van de woning verschuldigde grondbelasting en erfpachtcanon dienen te betalen. [Gedaagde] zal worden veroordeeld de helft van deze kosten aan [eiseres] te betalen, indien en zodra [eiseres] aantoont dat zij deze kosten heeft voldaan.
Schuld Serlimar
4.13
Tevens is niet in geschil dat [Gedaagde] het de door [eiseres] aan Serlimar betaalde bedrag van Afl. 928,- aan [eiseres] dient terug te betalen. [Gedaagde] zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Verzekeringen
4.14
Evenmin is in geschil dat [gedaagde] is gehouden de helft van de door [eiseres] in de periode van 12 februari 2021 tot en met de verkoop van de woning betaalde en nog te betalen verzekeringspremies van de bij de Guardian Group afgesloten levensverzekering en brandverzekering/Persoonlijke ongevallenverzekering, aan [eiseres] te betalen. Ook hiertoe zal [gedaagde] dan ook worden veroordeeld.
Gebruiksvergoeding
4.15 [
Eiseres] heeft verder – zo begrijpt het Gerecht – een gebruiksvergoeding gevorderd van Afl. 1.250,- per maand. Nu zij ter zitting echter heeft verklaard geen gebruiksvergoeding te hoeven indien en zodra [gedaagde] de hypotheeklasten betaald, hoeft dit deel van het verzoek geen bespreking meer.
Inboedel
4.16
Tussen partijen bestaat verder, zoals tussen hen niet in geschil, een gemeenschap van inboedel. De inboedel is goeddeels in 2017 aangeschaft. Gelet hierop en nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van zodanige goederen dat een ander oordeel is gerechtvaardigd, gaat het Gerecht ervan uit dat van een beperkte (rest)waarde sprake is. Om proceseconomische redenen zal het Gerecht de waarde begroten op Afl. 15.000,-. Nu [gedaagde] in de woning verblijft en al die tijd het genot van de in boedel heeft gehad, zal de inboedel aan haar worden toegedeeld, onder de verplichting om een bedrag van Afl. 7.500,- aan [eiseres] te betalen.
Belastingschulden
4.17
Ter zitting hebben partijen bevestigd dat geen sprake is van gezamenlijke belastingschulden, zodat op dit punt niet hoeft te worden beslist.
[Betrokkene] 777 Corporation V.B.A.
4.18 [
Eiseres] heeft op eigen instigatie en zonder overleg met [gedaagde] schulden voldaan van de inmiddels geliquideerde vennootschap van partijen. Te meer nu het schulden van de vennootschap betreffen, heeft [eiseres] in dezen onvoldoende gesteld voor het oordeel dat [gedaagde] is gehouden de helft van hetgeen [eiseres] heeft betaald aan [eiseres] te vergoeden.
Slotsom
4.19
De slotsom van al het voorgaande is dat de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen moet worden verdeeld, aldus dat de woning zal worden verkocht en de verkoopopbrengst tussen partijen zal worden verdeeld en dat de inboedel aan [gedaagde] wordt toegedeeld onder de verplichting om Afl. 7.500,- aan [eiseres] te betalen. Tevens dient [gedaagde] ten aanzien van de hypotheeklasten, de grondbelasting en erfpachtcanon, de verzekeringen, de schuld aan Serlimar en (eventueel) de koopsom van het aan de derde verkochte deel van het perceel aan [eiseres] te betalen al hetgeen hiervoor is overwogen.
4.2
Nu partijen gewezen echtelieden zijn, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
bepaalt dat de woning, met inachtneming van hetgeen in 4.6 en 4.7 is overwogen, aan een derde zal worden verkocht en dat de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de aan de verkoop verbonden kosten, gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
5.2
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van hetgeen zij meer dan het aan haar toekomende deel van de koopsom van het verkochte deel van het perceel heeft ontvangen, een en ander zoals hiervoor in 4.9 is omschreven;
5.3
veroordeelt [gedaagde] ter zake van de hypotheeklasten tot betaling aan [eiseres] van het bedrag van Afl. 94.738,-, te vermeerderen met Afl. 1.876,- per maand vanaf mei 2025 tot de verkoop van de woning;
5.4
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de helft van de over de jaren 2021 tot en met de verkoop van de woning door [eiseres] betaalde grondbelasting en erfpachtcanon, indien en zodra [eiseres] onderbouwd met stukken aantoont dat zij deze kosten heeft voldaan;
5.5
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van het de door [eiseres] aan Serlimar betaalde bedrag van Afl. 928,-;
5.6
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de helft van de door [eiseres] in de periode van 12 februari 2021 tot en met de verkoop van de woning betaalde en nog te betalen verzekeringspremies van de bij de Guardian Group afgesloten levensverzekering en de brandverzekering/Persoonlijke ongevallenverzekering, indien en zodra [eiseres] onderbouwd met stukken aantoont dat zij deze kosten heeft voldaan;
5.7
deelt toe aan [gedaagde] de inboedel van de woning, onder de verplichting om wegens overbedeling een bedrag van Afl. 7.500,- aan [eiseres] te voldoen;
5.8
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.1
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.