ECLI:NL:OGEAA:2025:99

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
AUA202500706
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe lijn over proceskosten in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot verblijfsvergunningen

In deze zaak heeft verzoekster op 16 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning om als huishoudelijk personeel te werken bij haar garantsteller. De aanvraag werd op 13 maart 2025 door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie afgewezen, omdat de garantsteller niet zou voldoen aan de solvabiliteitseisen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 23 april 2025 heeft het gerecht vastgesteld dat de garantsteller wel degelijk over een geldige verblijfstitel beschikt en dat verzoekster niet onterecht is afgewezen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de vergunning verzoekster onevenredig nadeel toebrengt en heeft de bestreden beschikking geschorst. Tevens is de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, waarbij een nieuwe lijn is vastgesteld over de vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures. Deze nieuwe lijn houdt in dat proceskosten voortaan vergoed kunnen worden in procedures op grond van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), wat voorheen niet mogelijk was. De beslissing is genomen door mr. B.J. van Ettekoven en is uitgesproken op 14 mei 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2025
Lar nr. AUA202500706

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Naam verzoekster],

verblijvende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).
Openbare zittinggehouden op 23 april 2025 om 8.30 uur.
Tegenwoordig:
mr. B.J. van Ettekoven, rechter.
mr. drs. A.A. Wever, griffier.
Verschenen:
verzoekster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Tevens was aanwezig garantsteller, [naam garantsteller]. Verweerder is verschenen bij de hierboven genoemde gemachtigde.

OVERWEGINGEN

Waar gaat deze zaak over?

1. Verzoekster heeft op 16 augustus 2024 een aanvraag ingediend om verlenging van haar verblijfsvergunning met als doel om als huishoudelijk personeel werkzaam te zijn bij haar garantsteller [naam garantsteller] (hierna: garantsteller). Ter zitting is gebleken dat verzoekster sedert 2021 beschikt over opeenvolgende vergunningen tot tijdelijk verblijf voor hetzelfde doel en bij dezelfde garantsteller. De laatste en tevens vierde verblijfsvergunning van verzoekster was geldig van 4 november 2023 tot 4 november 2024. Verzoekster heeft op 16 augustus 2024, dus tijdig voor 4 november 2024, gevraagd om verlenging van haar vergunning. Verweerder heeft op 25 februari 2025 aan de garantsteller een vergunning tot tijdelijk verblijf als zelfstandig ondernemer verstrekt geldig van 12 september 2024 tot 12 september 2025. Bij de thans bestreden beschikking van 13 maart 2025 heeft verweerder aan verzoekster de gevraagde verlenging van haar verblijfsvergunning geweigerd, omdat genoemde garantsteller niet zou voldoen aan de solvabiliteitseisen en niet zou beschikken over een geldige verblijfstitel. Verzoekster heeft tegen de afwijzende beschikking op 14 maart 2025 bezwaar gemaakt en diezelfde dag het onderhavige verzoek ingediend.
Wat voert verzoekster aan?
2. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij niet begrijpt waarom de verzochte vergunning haar thans wordt geweigerd, terwijl er niets is gewijzigd en haar eerder wel steeds een verblijfsvergunning voor hetzelfde doel is verleend. Verder voert zij aan dat de motivering van de afwijzing onbegrijpelijk en onjuist is, onder meer omdat haar garantsteller wel over een eigen verblijfsvergunning beschikt.
Wat zegt verweerder?
3. In de afwijzende beschikking valt te lezen dat de garantsteller niet voldoet aan de gestelde solvabiliteitseisen, dat DIMP negatief is en de garantsteller niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel. Ter zitting is van de zijde van verweerder betoogd dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat verzoekster geen onevenredig nadeel lijdt als gevolg van de bestreden beschikking. Mocht zij worden uitgezet dan kan zij nog opkomen in rechte tegen het bevel tot uitzetting en alsdan om schorsing van het bevel vragen. Verweerder meent dat verzoekster misbruik maakt van procesrecht door een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen, omdat een dergelijk verzoek niet is bedoeld om voorrang te krijgen bij de afhandeling van bezwaarschriften.
Misbruik van procesrecht?
4. Het gerecht ziet geen aanleiding om te oordelen dat verzoekster misbruik maakt van procesrecht. Verzoekster maakt gebruik van de bij wet gegeven mogelijkheid om een verzoek tot schorsing in te dienen tijdens een bezwaarprocedure. De Arubaanse wetgever heeft die mogelijkheid gecreëerd om belanghebbenden een middel te geven om onevenredig nadeel als gevolg van een bestreden beschikking te voorkomen of te beperken. Dat verzoekster dat middel gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld, is niet gebleken. Het betoog faalt.
Onevenredig nadeel?
5. Het gerecht acht het aannemelijk dat de in bezwaar bestreden beschikking zal moeten worden herroepen. Anders dan in de bestreden beschikking is aangegeven beschikt de garantsteller van verzoekster immers wel over een verblijfstitel. Aangenomen mag worden dat voorafgaand aan de verlening van die vergunning is gecontroleerd of de garantsteller voldoet aan de te stellen (financiële) eisen. Niet duidelijk is geworden om welke reden of redenen verzoekster thans niet meer zou voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor (een volgende) verlenging van haar verblijfsvergunning. Verzoekster moet in ieder geval in staat worden gesteld de bezwaarprocedure op Aruba af te wachten. Omdat de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en schorsing van de afwijzende beschikking geen soelaas biedt, treft het gerecht een voorlopige voorziening, zoals hieronder vermeld.
Nieuwe lijn over proceskosten
6. Het gerecht ziet tevens aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van verzoekster. Dit gerecht heeft zich voorheen op het standpunt gesteld dat vergoeding van proceskosten niet mogelijk is in een procedure op grond van artikel 54 van de Lar, anders dan in een bodemprocedure bij een gegrond beroep met vernietiging van een bestreden besluit. Het gerecht is thans van oordeel dat het onredelijk is om een belanghebbende die kosten maakt in een procedure op grond van artikel 54 van de Lar en die gelijk krijgt in die zin dat er reden is de bestreden beschikking te schorsen en/of een voorlopige voorziening te treffen, een (forfaitaire) vergoeding van gemaakte proceskosten te onthouden. Daarmee sluit het gerecht aan bij de rechtspraktijk elders binnen het Koninkrijk. Voortaan komen proceskosten voor vergoeding in aanmerking (uitsluitend) in de procedure waarin die kosten zijn gemaakt. Hiermee wordt het initiëren van extra procedures die louter tot doel hebben gemaakte proceskosten alsnog vergoed te krijgen, voorkomen.
6.1
De nieuwe lijn over proceskosten geldt ook voor procedures op grond van artikel 53 van de Lar (verzoeken om nakoming) en bij verzoeken om vergoeding van proceskosten bij intrekking van een beroep omdat het bestuursorgaan tijdens de procedure volledig aan het beroep is tegemoetgekomen. Dezelfde lijn zal worden gehanteerd in ambtenarenzaken.
6.2
De nieuwe lijn over proceskosten wordt toegepast op lopende en nog te starten procedures en heeft geen terugwerkende kracht. Het is dus niet mogelijk proceskosten in reeds afgesloten procedures alsnog vergoed te krijgen.
6.3
Voor de hoogte van de te vergoeden proceskosten zal in beginsel worden aangesloten bij het te hanteren tarief in de connexe bodemprocedure. In het onderhavige geval geldt derhalve een tarief van Afl. 700,- per procespunt.
Voor procedures op grond van artikel 53 van de Lar geldt een standaard (forfaitair) tarief van Afl. 175.- per procespunt.
7. Het gerecht zal tevens restitutie van gestort griffierecht gelasten.
Conclusie
8. Het voorgaande leidt tot onderstaande beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • schorst de bestreden beschikking van 13 maart 2025;
  • bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekster [naam verzoekster] geboren op [datum] in Venezuela, moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf voor het verrichten van arbeid als huishoudelijk personeel bij garantsteller [naam garantsteller], tot zes weken nadat op het bezwaar van 14 maart 2025 is beslist;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-;
- gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 mei 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.