ECLI:NL:OGEABES:2014:2

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
War BES: 2013/5
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging bestemmingsplan en bouwvergunning voor horecapier in Kralendijk

In deze zaak is het beroep ingesteld door de Stichting Sea Turtle Conservation Bonaire, de Stichting Nationale Parken Bonaire en 86 anderen tegen een besluit van de Eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire. Het geschil betreft de bouw van een horecapier in Kralendijk, die volgens de eisers onherstelbare schade zou toebrengen aan het Bonaire Marine Park. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de bestemming van Water-Marinepark naar Centrum en Recreatie-Verblijfsrecreatie. De rechter heeft zich bevoegd verklaard en de eisers als belanghebbenden aangemerkt. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met het Eilandsbesluit en de Wet administratieve rechtspraak BES, omdat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. Het beroep is gegrond verklaard, en het bestreden besluit is vernietigd. De Eilandsraad moet binnen 90 dagen opnieuw beslissen op het bezwaarschrift van de eisers. De uitspraak is gedaan op 10 juni 2014.

Uitspraak

Wet administratieve rechtspraak BES
Uitspraak: 10 juni 2014
Zaaknr. War BES: 2013/5
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE
SINT EUSTATIUS EN SABA
UITSPRAAK
op het beroepschrift van:
de Stichting Sea Turtle Conservation Bonaire
de Stichting Nationale Parken Bonaire
en 86 anderen
hierna: eisers
gemachtigden mrs. A.R. Klijn en B.A. Haagen
in het geschil tussen eisers
en:
de Eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire
verweerder
gemachtigden mrs. L.M. Virginia en F.H.A. Alberda
derde-belanghebbende:
Karel’s Beach Bar & Watersports N.V.
gemachtigde: ir. K.J.C. Visser.
1.Loop van het geding
1.1 Bij beroepschrift van 15 maart 2013 hebben eisers beroep ingesteld tegen de gewijzigde vaststelling van de 1ste gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire 2010.
1.2 Connex aan dit beroepschrift is op 22 maart 2014 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend ex artikel 85 van de Wet administratie rechtspraak BES (hierna: War BES). Bij uitspraak van het Gerecht van 24 maart 2014 is dit verzoek toegewezen.
1.3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 Het beroepschrift is behandeld ter zitting van het Gerecht van 16 april 2014, alwaar eisers zich hebben doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde mr. Haagen voornoemd. Als procureur heeft zich gesteld mr. A.F. van Toll. Verschenen zijn voorts namens de Stichting Sea Turtle Conservation Bonaire (hierna: STCB) mevrouw
E. Wolfs en namens de Stichting Nationale Parken Bonaire (hierna: STINAPA), de heren W. van Hees en R. de León. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Voorts is voor verweerder verschenen de heer A. Bots, consultant ruimtelijke ordening en mevrouw D. Boelmans, beleidsmedewerker Ruimtelijke ordening. Derde-belanghebbende heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door de heer Visser.
1.5 Ter zitting van 16 april 2014 zijn voorts de beroepschriften van eisers met zaaknummers War BES 2013/9, 2013/14, 2013/15 en 2013/33 behandeld. Deze beroepschriften zijn niet gevoegd behandeld met het voorliggende beroepschrift, doch uit oogpunt van proces-economie zijn onderdelen daarvan, in het bijzonder aangaande de ontvankelijkheid van het door eisers ingediende beroepschrift, als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2.Relevante wet- en regelgeving
2.1 Artikel 3, eerste lid, van de War BES bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
2.2 Artikel 7, eerste lid, van de War BES bepaalt dat natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep kunnen instellen bij het Gerecht. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden mede als hun belangen beschouwd de belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen.
2.3 Artikel 7, eerste lid, van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (hierna: Wgro BES) bepaalt dat met inachtneming van bij eilandsverordening te stellen regelen de eilandsraden voor hun openbaar lichaam een of meer ontwikkelingsplannen vaststellen, waarin de op langere termijn na te streven ontwikkeling van het daarin begrepen gebied wordt aangegeven. Bij deze plannen houden zij rekening met de algemene doelstellingen, vermeld in artikel 3, en indien een ontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 4 is vastgesteld, met het ontwikkelingsprogramma.
2.4 Artikel 8, derde lid, van de Wgro BES, bepaalt dat telkens als de omstandigheden zulks vereisen, en tenminste eenmaal in de 5 jaren, het ontwikkelingsplan wordt herzien, en de eilandsraad een verslag vast stelt betreffende de algemene vooruitgang welke is gemaakt ten aanzien van de verwezenlijking van de doelstellingen, beleidsaspecten en richtlijnen van het plan, de gedeelten van het plan welke nog geldig en van kracht zijn, alsmede de gedeelten welke herziening behoeven, tezamen met de aanbevolen herziening daarvan.
2.5 Artikel 8, vierde lid, van de Wgro BES bepaalt dat ten aanzien van deze herziening de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing zijn.
2.6 Artikel 13, derde lid, van de Wgro BES bepaalt dat voor belanghebbenden die bij de eilandsraad tijdig bezwaren hebben ingediend tegen het ontwerp van de bestemmingsvoorschriften, tegen de beschikking van de eilandsraad binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open staat bij het Gerecht.
2.7 Artikel 10, onder a, van de Erob bepaalt dat de eilandsraad het ontwerp-ontwikkelingsplan bij eilandsverordening vaststelt binnen negentig dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2.8 Artikel 28 van het Eilandsbesluit onderwaterpark Bonaire (hierna: het Eilandsbesluit) bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van het bestuurscollege in, op of boven het onderwaterpark pieren, trappen, ladders, overhangende constructies, platforms, drijvende steigers of andere bouwwerken aan te leggen.
2.9 Artikel 29 van het Eilandsbesluit bepaalt dat het verbod in artikel 28 tevens geldt voor de uitbreiding, de renovatie en het groot onderhoud van de in dat artikel genoemde constructies.
2.10 Artikel 30 van het Eilandsbesluit bepaalt dat een vergunning als bedoeld in artikel 28 slechts wordt verleend voor de aanleg van een pier die door middel van geheide pijlers met de ondergrond verbonden dan wel verankerd is.
2.11 Artikel 31 van het Eilandbesluit bepaalt dat vergunningen als bedoeld in artikel 28 slechts worden verleend voor pieren gelegen aan de westkust van Bonaire in het gebied tussen Punt'i Waya of Poort van Hato (GPS-coördinaten: 12°10'53.13"N - 68°17'38,51"W) en Punt Vierkant (GPS-coördinaten: 12°6'42.96"N - 68°17'47.10"W).
2.12 Artikel 32 van het Eilandsbesluit bepaalt dat de aanleg van pieren of steigers niet is toegestaan tenzij deze noodzakelijk is voor de uitoefening van een als zodanig geregistreerd duikbedrijf, scheepsbouw- en reparatiebedrijf en havenbedrijf of voor het uitvoeren van beheerstaken door de beheerder of als openbare voorziening in beheer van het eilandgebied.

3.Beoordeling

3.1
Op 8 oktober 2010 is het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire 2010 (hierna: het ROB) vastgesteld.
3.2
Artikel 19.1. van het ROB bepaalt in het eerste lid dat de gronden met de bestemming ‘Centrum’ zijn bestemd voor winkels, hotels, restaurants, snacks, cafés, discotheken, gebouwen ten behoeve van de dienstverlening, woningen en gebouwen voor sportbeoefening en wellness.
3.3
Artikel 43.1. van het ROB bepaalt in het eerste lid dat de gronden met de bestemming ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’ zijn bestemd voor recreatiewoningen, resorts, hotels en recreatieve appartementencomplexen. Binnen de resorts en de hotels zijn restaurants en winkels toegestaan. De winkels moeten ten dienste staan van en een directe relatie hebben met de resorts en hotels.
3.4
Artikel 48.1 van het ROB bepaalt in het eerste lid dat de gronden met de bestemming ‘Water-Marinepark’ zijn bestemd voor het behoud, het herstel, de ontwikkeling en het beheer van landschappelijke, natuurlijke en ecologische waarden in het algemeen en het koraalrif in het bijzonder. Het tweede lid bepaalt dat ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’ de gronden tevens bestemd zijn voor jachthavens en de hierbij behorende gebouwen en terreinen. Het derde lid bepaalt dat binnen de bestemming ook recreatieve activiteiten zijn toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de landschappelijke, natuurlijke en ecologie functie en waarden en de waarden en kwaliteiten van het koraalrif niet aantasten. De recreatieve activiteiten beperken zich tot zwemmen, snorkelen, duiken, varen, vissen en surfen.
3.5
Derde-belanghebbende heeft op 30 september 2011 verzocht om een bouwvergunning, welke door het Bestuurscollege is verstrekt op 7 december 2011. De vergunning is verleend om een pier te kunnen realiseren ter grootte van 685 m2 en een lengte van 47 meter ter hoogte van Kaya J.N.E. Craane 10-12 te Kralendijk aan zee tegenover Zeezicht, ten noorden van Karel’s Beach Bar tot Kaya Bonaire. De te realiseren bebouwing op het plateau zal bestaan uit twee bars en een (tijdelijk) keukengebouw dat gebruikt zal worden tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden voor het project Zeezicht. Na voltooiing van dit project zal de keuken worden omgebouwd tot diveshop. De pier is gesitueerd in het Bonaire Marine Park en heeft in het ROB de bestemming ‘Water-Marinepark’.
3.6
In 1999 zijn het restaurant Green Parrot en de diveshop, gelegen ter hoogte van Sand Dollar, door storm verwoest. Herbouw van het restaurant en de diveshop aldaar is destijds niet toegestaan. De diveshop is vervolgens op een andere locatie herbouwd. Het nog aanwezige plateau is gesitueerd in het Bonaire Marine Park en heeft in het ROB de bestemming ‘Water-Marinepark’.
3.7
Verweerder heeft onder meer in voormelde feiten en omstandigheden aanleiding gezien om het ROB te herzien en daartoe met ingang van 3 januari 2012 een ontwerp-herziening ROB ter inzage gelegd.
3.8
Op 31 mei 2012 is de 1e gedeeltelijke herziening van het ROB (hierna: het bestreden besluit) ingevolge artikel 10 van de Erob gewijzigd vastgesteld conform de bij deze eilandsverordening behorende bijlage.
3.9
Het bestreden besluit voorziet bij kaart 24 e in het positief bestemmen van de bestaande situatie van Green Parrot, aldus verweerder. Daartoe wordt bij kaart 24 e de bestemming van de percelen 4-D-2155, 2156 en 2157 gewijzigd van de bestemming Water-Marinepark in de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie. Het perceel 4-D-2036 wordt gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie (conform het thans aanwezige plateau). Het bebouwingspercentage voor al deze percelen bedraagt 0%.
3.1
Het bestreden besluit voorziet bij kaart 24 g in een wijziging van de bestemming teneinde de realisering van voormelde pier mogelijk te maken, aldus verweerder Bij kaart 24 g is de reeds bestaande bebouwing op de bestaande pier ingetekend op de plankaart. Op deze pier is geen extra bebouwing ten opzichte van de bestaande bebouwing toegestaan. Tevens wordt ter plaatse van het nieuw te realiseren plateau de bestemming gewijzigd van ‘Water-Marinepark’ in de bestemming ‘Centrum’. Ter plaatse van dit plateau mogen gebouwen met een maximale oppervlakte van 100 m2 worden gebouwd met een maximale goot- en nokhoogte, gemeten vanaf de bovenkant van het plateau, van respectievelijk 3 meter en 5 meter.
3.11
Voorts wordt de bestemming ‘Water-Marinepark’ bij bestreden besluit als volgt gewijzigd.
“Bestemming Water-Marinepark
XVI. Vervallen
XVII. Artikel 48.2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Op de gronden met de bestemming ‘Water-Marinepark’ mogen alleen steigers en pieren worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 1,25 meter.
De lengte van een pier mag niet meer dan 40 meter bedragen.
De oppervlakte van een pier mag niet meer dan 680 m2 bedragen.
XVII. Aan artikel 48 wordt een nieuw lid 48.3 (onder doornummering van de overige leden) ingevoegd dat als volgt komt te luiden:
48.3
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
48.3.1
Uitzonderingen
Het is in bijzondere gevallen mogelijk om een grotere of langere pier te bouwen.
48.3.2
Voorwaarden
Dit kan alleen als het Bestuurscollege hiervoor een vrijstelling verleent. Zij kan dit doen als zij van mening is dat hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 genoemde waarden.
De vrijstelling mag niet leiden tot een grotere overschrijding van de toegestane oppervlakte van meer dan 20%.”
3.12
Bij brief van 31 januari 2013 zijn eisers geïnformeerd over het bestreden besluit en de met ingang van 4 februari 2013 geldende beroepstermijn van zes weken.
3.13
Bij beroepschrift van 15 maart 2013 hebben eiseres beroep ingesteld tegen de het bestreden besluit voor zover betreffende de wijzigingen bij kaart 24 e en 24 g en de wijziging van de bestemming ‘Water-Marinepark’ in respectievelijk de bestemming ‘Centrum’ en de bestemming ‘Recreatie-Verblijfsrecreatie’.
3.14
Eisers stellen allereerst dat de Erob onverbindend is nu de Wgro BES reeds op een omvangrijk aantal punten voorziet in een uitputtende regeling. Voorts stellen eisers dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de (internationale) wet- en regelgeving. Zo is geen verslag ex artikel 8, eerste lid, van de Wgro BES vastgesteld en is het bestreden besluit in strijd met (onder meer) het Eilandsbesluit onderwaterpark Bonaire.
Eisers stellen verder onder meer het volgende. De aanleg en het gebruik van de pier als horecapier leidt tot onherstelbare schade aan het Bonaire Marine Park. Uit het door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport door Caribbean research & management of biodiversity (hierna: CARMABI) van oktober 2011 genaamd “Environmental impacts associated with the planned expansion of Karel’s Beach Bar Bonaire” volgt volgens eisers dat aanleg en gebruik van de pier leidt tot reductie van het koraal in de nabije omgeving; reductie van de beschermde zee-egels ter plaatse; reductie van de kweekvijver voor jonge vissen (waaronder de knorvis); sterftegevaar voor vogels en zeeschildpadden door een toename van afval; verontreiniging door onder meer chemische stoffen. Eisers menen voorts dat onvoldoende rekening is gehouden met de economische afhankelijkheid van Bonaire van het rif. De eilandelijke Commissie natuurbeheer (hierna: de Commissie) heeft dienaangaande herhaaldelijk negatief geadviseerd. Blijkens het advies van de Commissie van 11 oktober 2011 inzake een door derde-belanghebbende ingediende vergunningaanvraag is de geplande pier in strijd met het reeds jarenlang gevoerde eilandelijke beleid en regelgeving. Verweerder heeft is ten onrechte aan deze adviezen voorbij gegaan. Eisers wijzen voorts op de beoogde aanwijzing van het Bonaire Marine Park tot Werelderfgoed en de status als Nationaal Park. Verweerder heeft daaraan onvoldoende belang gehecht. Eisers hebben voorafgaand aan de behandeling ter zitting in het geding gebracht reacties van professor R.S. Steneck, President, Australian Coral Reef Society en Coördinator, EU project, Future of Coral Reefs in a Change Environment, van 10 maart 2014, en van P.J. Mumby, professor of Marine Biology Oceanography and Marine Policy van 10 maart 2014, op de rapporten van CARMABI en van het het Institute for Marine Resources and Ecosystem Studies (hierna: IMARES) van 22 oktober 2012. IMARES heeft een advies opgesteld in het kader van de door Jokaya N.V. ingediende vergunningaanvraag ingevolge de Wet maritiem beheer BES. Verwezen zij naar de uitspraak van het Gerecht van 10 juni 2014 met zaaknummer 2013/33.
Eisers stellen voorts de pier van voormalig restaurant van Green Parrot ligt in het beschermde natuurpark en reeds daarom de bestemming ‘Water-Marinepark’ dient te behouden.
3.15
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij gewezen op de onbevoegdheid van het Gerecht om kennis te nemen van het beroepschrift van eisers nu het bestreden besluit geen beschikking in de zin van artikel 3 van de War BES betreft. Voorts dient het beroep, voor zover ingediend door de natuurlijke personen en de STCB, niet ontvankelijk te worden verklaard omdat zij geen belanghebbende zijn in de zin van artikel 7 van de War BES.
Verweerder heeft voorts verwezen naar de Nota van beantwoording bezwaren inzake de 1e gedeeltelijke herziening ROB (hierna: Nota) van mei 2012 opgesteld door de Directie Ruimte & Ontwikkeling afdeling Beleid en Projecten. De Nota verwijst naar het door CARMABI verrichte onderzoek waarin de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkelingen in kaart zijn gebracht. Deze effecten zijn niet significant voor de mariene omgeving en kunnen via mitigerende maatregelen worden ondervangen door de toepasselijke eilandelijke natuurverordeningen. De belangen van het Bonaire Marine park, de belangen van economische ontwikkeling van Bonaire, waaronder een aantrekkelijk centrum en de belangen van vergunninghouder zijn afgewogen en daartoe over voldoende informatie te hebben beschikt. Verweerder verwijst naar het door Minister van Economische zaken verstrekte advies van IMARES van 22 oktober 2012 en de uitgangspunten van de Centrumvisie van verweerder zoals vastgesteld medio juni 2012. De door eisers op de valreep overgelegde expert opinions zijn slechts algemeen van aard en doen aan de rapporten van CARMABI en IMARES.
De bestaande pier ter hoogte van Sand Dollar wordt in overeenstemming met het bestaande gebruik bestemd tot ‘Recreatie-Kustzone’. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd. Er is aansluiting gezocht bij de systematiek van het ROB en voorts is aangesloten bij omliggende gronden zoals Sand Dollar die ook een recreatieve bestemming hebben.
3.16
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bevoegdheid Gerecht
3.17
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat het bestreden besluit een besluit van algemene strekking is en daarmee niet kwalificeert als een beschikking in de zin van artikel 3 van de War BES, zodat uit dien hoofde in beginsel geen beroep openstaat bij het Gerecht. In de mogelijkheid om beroep in te stellen bij het Gerecht wordt echter voorzien in artikel 8, vierde lid, jo. artikel 13, derde lid, van de Wgro BES waarin uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van een herziening van het ROB beroep openstaat bij het Gerecht gelijk aan de mogelijkheid van het instellen van beroep tegen de vaststelling van het ROB. Daarmee voorziet de Wgro BES als lex specialis in een beroepsmogelijkheid voor eisers, zodat moet worden geoordeeld dat het Gerecht bevoegd is.
Ontvankelijkheid beroepschrift
3.18
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of eisers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Wgro BES.
3.19
De wetgever heeft het beroepsrecht beperkt tot rechtstreeks belanghebbenden teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Wgro BES te kunnen worden aangemerkt, dient een (rechts)persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit
3.2
Naar het oordeel van het Gerecht is niet gebleken van een zodanige nabijheid of zicht op de pier van(uit) de respectievelijke woningen van de personen, vermeld onder nummer 1 t/m 86 in bijlage 1 bij het beroepschrift, om een bij het besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts is anderszins niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van een persoonlijk belang dat rechtstreeks door het besluit wordt geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. Het beroepschrift dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor zover ingesteld door voormelde 86 personen.
3.21
Voor zover verweerder meent dat de STCB niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Wgro BES overweegt het Gerecht dat de STCB blijkens haar statuten als doel heeft de bescherming van de zeeschildpadden en hun milieu in het Caribisch gebied in het bijzonder in de wateren rond Bonaire en Klein Bonaire. De STCB zet zich daartoe daadwerkelijk in door onder meer (doen) verrichten van onderzoek naar de populatie, leefmilieu en leefgewoonte, nestlocatie en nestgewoonte in de wateren rond Bonaire en Klein Bonaire, het verzorgen en onderhouden van het leefmilieu van de zeeschildpadden in en rond bovengenoemde gebieden, het geven van voorlichting en de samenwerking met soortgelijke organisatie op internationaal gebied. De STCB heeft daarmee naar het oordeel van het Gerecht een onderscheidend en voldoende persoonlijk belang dat is gemoeid met het bestreden besluit. Dat de bescherming van de zeeschildpadden in de ruimste zin wordt beoogd doet daaraan niet af. Naar het oordeel van het Gerecht kwalificeert de STCB derhalve als belanghebbende in de zin van de Wgro BES.
3.22
Het belang van STINAPA, die ingevolge artikel 33 van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire beheerder is van het Bonaire Marine Park, is niet in geschil en ook overigens ziet het Gerecht geen aanleiding om STINAPA niet als belanghebbende in de zin van artikel 7 van de War BES aan te merken.
Het materiële geschil
3.23
Aan het door eisers gestelde dat de Erob onverbindend is omdat de Wgro reeds op een omvangrijk aantal punten voorziet in een uitputtende regeling, gaat het Gerecht voorbij reeds omdat deze stelling algemeen van aard en ook overigens ongemotiveerd is.
3.24
Eisers stellen voorts dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een verslag vast te stellen zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wgro BES.
3.25
De Wgro BES heeft als uitgangspunt dat de BES-eilanden verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming en de realisering van het eigen ruimtelijk beleid. In dat kader hebben de eilandsraden, waaronder verweerder, de taak om met het oog op een goede ruimtelijke ontwikkeling ontwikkelingsplannen vast te stellen, waarin de op langere termijn na te streven ontwikkeling van het daarin begrepen gebied wordt aangegeven. Bij deze plannen moet verweerder rekening houden met de algemene doelstellingen vermeld in artikel 3 van de Wgro BES, zoals een zo gunstig mogelijk evenwicht tussen de beschikbare ruimte en de bevolkingsgroei en het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor het behoud van een gezond leefmilieu, onder meer door het veilig stellen van natuur- en recreatieruimte in overeenstemming met de toekomstige omvang van de bevolking en het zuiver houden van water, bodem en lucht.
3.26
Blijkens het ROB en de van de toelichting deel uitmakende Strategische milieubeoordeling (hierna: SMB) staat bescherming van de natuur en leefomgeving op Bonaire centraal in het ruimtelijk beleid. In het ROB en de SMB worden benoemd het belang van het behoud van het koraalrif en de natuur- en economische waarde die het rif voor Bonaire vertegenwoordigt. Het risico bestaat dat binnen een decennium veel natuur en koraal wordt aangetast of verdwijnt en hierdoor de economische motor (natuur en duiktoerisme) tot stilstand komt. In de SMB, die een adviserend karakter heeft, is vermeld dat een aanlegvergunning alleen dient te worden verleend als is aangetoond dat deze geen negatieve invloed heeft op de waarden van het koraalrif.
3.27
Artikel 8, derde lid, van de Wgro BES voorziet in de mogelijkheid het ROB te herzien. Daarmee wordt verweerder uitdrukkelijk de bevoegdheid gegeven om het ROB gedeeltelijk te herzien.
3.28
Verweerder heeft bij een herziening ingevolge artikel 8, derde lid, van de Wgro BES de wettelijke plicht om een verslag vast te stellen. Deze plicht geldt ook bij de vaststelling van een gedeeltelijke herziening. In dat verslag dient verweerder te vermelden welke algemene vooruitgang is gemaakt ten aanzien van de verwezenlijking van de doelstellingen, beleidsaspecten en richtlijnen van het plan, de gedeelten van het plan welke nog geldig en van kracht zijn, alsmede de gedeelten welke herziening behoeven, tezamen met de aanbevolen herziening daarvan.
3.29
Verweerder legt met het verslag feitelijk rekening en verantwoording af aangaande de voorgenomen herziening en dient daarbij inzicht te geven in de stand van zaken betreffende de ruimtelijke inrichting van het desbetreffende gebied. Verweerder dient daarbij eventuele bijstelling of wijziging van doelstellingen, beleids- en richtlijnen, zoals deze onder meer zijn neergelegd in het ROB, expliciet te duiden en te motiveren.
3.3
Dit verslag is niet vastgesteld. Daarmee heeft verweerder niet voldaan aan de in artikel 8, derde lid, van de Wgro BES voorgeschreven procedure. Het verweer dat de toelichting dient ter vervanging van het verslag slaagt niet, reeds omdat het Gerecht niet is gebleken van enige toelichting die voldoet aan de in artikel 8, derde lid, van de Wgro BES gestelde eisen. Het betoog van eisers treft in zoverre doel.
3.31
Eisers stellen voorts dat het bestreden besluit in strijd is met het Eilandsbesluit.
3.32
Artikel 28 van het Eilandsbesluit behelst een verbod om zonder vergunning een pier aan te leggen in het onderwaterpark. Ingevolge artikel 32 van het Eilandsbesluit is de aanleg van pieren niet toegestaan tenzij noodzakelijk voor de uitoefening van een als zodanig geregistreerd duikbedrijf, scheepsbouw- en reparatiebedrijf en havenbedrijf. Gelet daarop kan ten behoeve van de te realiseren pier de daarvoor benodigde vergunning niet worden verleend. Daarmee is het bestreden besluit, althans de bij kaart 24 g voorziene wijziging, niet uitvoerbaar. Met de motivering dat eventuele nadelige effecten van de aanleg en het gebruik van de pier kunnen worden ondervangen door het verbinden van voorschriften aan een te verlenen vergunning, is verweerder daaraan ten onrechte voorbij gegaan. Het betoog van eisers treft in zoverre eveneens doel.
3.33
Gegeven het voorgaande zal het Gerecht het beroep gegrond verklaren wegens strijd met artikel 8, derde lid, van de Wgro BES en de artikelen 28 en 32 van het Eilandsbesluit. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. Gelet hierop zal het bestreden besluit worden vernietigd, voor zover betrekking hebbend op de in geschil zijnde wijzigingen zoals weergegeven onder 3.6, 3.7 en 3.8 van deze uitspraak. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eisers met inachtneming van het hiervoor overwogene. Het Gerecht laat de overige door eisers aangevoerde gronden onbesproken.
3.34
De door het Gerecht bij uitspraak van 24 maart 2014 getroffen voorziening vervalt onder verwijzing naar het daartoe overwogene onder 3.23 van de uitspraak van het Gerecht met zaaknummer 2013/33.
3.35
Het Gerecht zal het Openbaar lichaam Bonaire op de hierna volgende wijze veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.Beslissing

Het Gerecht:
- verklaart het beroep, voor zover ingediend door 86 personen zoals vermeld onder 1 t/m 86 in bijlage 1 van het beroepschrift, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover ingediend door STINAPA en STCB, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover betrekking hebbend op de wijzigingen zoals weergegeven onder 3.6, 3.7 en 3.8 van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder binnen 90 dagen opnieuw beslist op de door eisers ingediende bezwaren met inachtneming van het hiervoor overwogene;
- bepaalt dat het Openbaar Lichaam Bonaire de proceskosten dient te vergoeden ten bedrage van USD 782,- (zevenhonderdtweeëntachtig US Dollar);
- bepaalt dat het Openbaar Lichaam Bonaire het griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van USD 84,- (vierentachtig US Dollar);
- bepaalt dat de bij uitspraak van het Gerecht van 24 maart 2014 getroffen voorlopige voorziening vervalt.
Aldus vastgesteld door mr. M.T. Boerlage en openbaar gemaakt te Bonaire op 10 juni 2014, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna openbaarmaking van de uitspraak. Zie hoofdstuk V van de War Bes.