ECLI:NL:OGEABES:2016:18

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
AR 83 van 2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor opstellen jaarrekeningen afgewezen wegens onbevoegdheid voormalig bestuurder

In deze civiele zaak heeft de eenmanszaak Coselca Accounting – Tax & General Services (hierna: Coselca) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Beer Transport & Rentals B.V. (hierna: Beer) voor betaling van openstaande facturen voor het opstellen van jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met 2012. Coselca stelt dat de voormalig bestuurder van Beer, die op 11 december 2013 is ontslagen, de opdracht heeft gegeven voor het opstellen van deze jaarrekeningen. Beer heeft verweer gevoerd en betwist dat de voormalig bestuurder bevoegd was om deze opdracht te geven, aangezien hij op het moment van de opdracht niet langer bestuurder was.

Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de voormalig bestuurder eindigde op het moment van zijn ontslag. Coselca heeft niet kunnen aantonen dat de opdracht voor het opstellen van de jaarrekeningen is gegeven toen de voormalig bestuurder nog bevoegd was. De verwijzingen naar e-mails en vergaderingen na zijn ontslag zijn niet voldoende om de bevoegdheid te onderbouwen. Het Gerecht concludeert dat Coselca onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de voormalig bestuurder de opdracht rechtsgeldig heeft gegeven.

Daarom heeft het Gerecht de vordering van Coselca afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Beer. Dit vonnis is uitgesproken op 28 juni 2017 door rechter G.P.M. van den Dungen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: AR 83 van 2016
Datum uitspraak: 28 juni 2017

VONNIS

in de zaak van

de eenmanszaak Coselca Accounting – Tax & General Services

gevestigd en kantoorhoudend te Curaçao,
eiseres,
hierna te noemen: Coselca,
gemachtigde: mr. H.S. Johannes,
tegen

de besloten vennootschap Beer Transport & Rentals B.V.

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
gedaagde,
hierna te noemen: Beer,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas.

Het procesverloop

1. Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 14 november 2016 van Coselca;
  • de conclusie van antwoord van 21 december 2016 van Beer;
  • de schriftelijke pleitnota van 24 mei 2017 van Coselca;
  • de schriftelijke pleitnota van 24 mei 2017 van Beer.
2. Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

3. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- Coselca heeft van [voormalig bestuurder] opdracht gekregen tot het opstellen
van de jaarrekeningen voor Beer over de periode 2009 tot en met 2012;
- [ [voormalig bestuurder] is bij besluit van de algemene vergadering van
aandeelhouders van Beer op 11 december 2013 ontslagen uit zijn toenmalige functie als bestuurder van Beer;
- Een uittreksel uit het Handelsregister Bonaire toont aan dat op 16 december
2013 [tijdelijk bestuurder] als (tijdelijk) bestuurder van Beer stond ingeschreven in het Handelsregister.
De standpunten van partijen
4. Coselca vordert Beer, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Coselca te betalen het bedrag van
$ 8.500,- vermeerderd met 15% incassokosten, zijnde een bedrag van $ 1.275,-, en
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2014, zijnde de datum waarop
Beer voor het eerst door Coselca werd aangemaand, met veroordeling van Beer in de
kosten van het geding. Ter onderbouwing van haar vordering heeft Coselca door haar
aan Beer verstuurde facturen overgelegd.
5. Beer heeft verweer gevoerd, met conclusie tot afwijzing van de vordering van
Coselca. Beer voert aan dat Coselca de opdracht tot het opstellen van de
jaarrekeningen niet van een rechtsgeldige vertegenwoordiger van Beer heeft
gekregen, omdat [voormalig bestuurder] toen al was uitgeschreven als
bestuurder/directeur van Beer. Coselca had dat kunnen weten als zij het
Handelsregister had geraadpleegd. Beer was in het geheel niet op de hoogte van de
verstrekte opdracht. Zij raakte daarmee pas bekend door het beslagrekest. Beer heeft geen exemplaar van de jaarrekeningen ontvangen of gezien. Beer had aan een andere accountant, [accountant], opdracht gegeven tot het opstellen van de jaarrekeningen. De facturen van Coselca waren Beer onbekend. Beer voert voorts aan dat er in het onderhavige geval geen sprake is van schijn van volmachtverlening. Zij meent dat uit hetgeen Coselca heeft gesteld niet kan worden afgeleid dat Beer bij Coselca het vertrouwen heeft gewekt dat aan [voormalig bestuurder] een toereikende volmacht was verleend. Het kan zijn dat [voormalig bestuurder] ten behoeve van het opstellen van de jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met 2012 aan Coselca bedrijfsgegevens heeft verschaft, maar dat Beer daarin de hand heeft gehad blijkt niet. Hierdoor is niet voldaan aan het “toedoenvereiste”. Tot slot voert Beer aan dat de 15% incassokosten niet kunnen worden toegewezen, omdat afgezien van een eenvoudige ingebrekestelling door Coselca zelf opgesteld geen verdere kosten zijn gemaakt.
6. Coselca heeft vervolgens -kort gezegd- aangevoerd dat zij de
jaarrekeningen bij de Belastingdienst heeft ingediend als zijnde de jaarrekeningen van Beer. Het feit dat [tijdelijk bestuurder] op 11 december 2013 als tijdelijk bestuurder werd benoemd doet er volgens Coselca niet toe, omdat de jaarrekeningen betrekking hebben op de periode 2009 tot en met 2012 en toen was [voormalig bestuurder] wel bestuurder van Beer. [voormalig bestuurder] had Coselca omstreeks oktober 2013 opdracht gegeven de jaarrekeningen op te stellen. Toen was [voormalig bestuurder] nog bestuurder van Coselca. De opdracht is door Coselca vervolgens pas in februari 2014 uitgevoerd. Coselca voert aan dat Beer nalatig is geweest door niet op de facturen te reageren. Het behouden van de jaarrekeningen zonder daarop te reageren getuigt niet van een handeling die een goede ondernemer betaamt. Een mondelinge afspraak is ook bindend; in de statuten staat niet bepaald dat een opdracht voor het opstellen van de jaarrekening schriftelijk dient te geschieden. Dat Beer niet op de hoogte was van de opdracht is niet aan Conselca te wijten. Beer had moeten zorgdragen voor een juiste overdracht c.q. overname bij de bestuurswijziging. Uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders blijkt dat [voormalig bestuurder] nooit rekening en verantwoording heeft afgelegd, maar Coselca kan hiervan niet het kind van de rekening worden. Het is ongeloofwaardig dat Beer [accountant] als accountant heeft aangesteld om de jaarrekeningen op te stellen, omdat Beer geen bewijs heeft overgelegd van de door [accountant] opgestelde jaarrekeningen.
7. Beer heeft nog gesteld dat op de facturen van Coselca uit 2014 wordt verwezen
naar “onze e-mail van 25 februari jl.” en “onze vergadering van 26 februari jl.”, en dat [voormalig bestuurder] op die data geen bestuurder meer was van Beer. Er is volgens Beer in het onderhavige geval geen sprake van een toereikende volmacht, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 3:66 BW BES.

De beoordeling van het geschil

8. Het Gerecht leidt uit de in het geding gebrachte stukken af dat [voormalig
bestuurder] tot 11 december 2013 bestuurder was van Beer en in die hoedanigheid bevoegd was om namens Beer op te treden. Na zijn ontslag op 11 december 2013 en de gelijktijdige benoeming van [tijdelijk bestuurder] tot tijdelijk bestuurder had [voormalig bestuurder] die bevoegheid niet meer. De wijziging bestuurder is daarna aangetekend in het Handelsregister, en was dus te raadplegen voor derden waaronder ook Coselca.
9. Coselca heeft aangevoerd dat de bevoegdheid van [voormalig bestuurder] tot het
geven van de opdracht aan Coselca om de jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met 2012 op te stellen voortvloeit uit de omstandigheid dat [voormalig bestuurder] in de genoemde periode bevoegd bestuurder was van Beer. Voorts heeft Coselca aangevoerd dat [voormalig bestuurder] de opdracht voor het opstellen van de jaarrekeningen van Beer omstreeks oktober 2013 aan haar heeft verstrekt. Het Gerecht volgt deze stellingen van Coselca niet. Beslissend voor de vraag of [voormalig bestuurder] bevoegd was is niet de periode waarop de opdracht betrekking heeft, maar het moment waarop de opdracht tot het opstellen van de jaarrekeningen aan Coselca is verstrekt. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de opdracht al in oktober 2013 aan Coselca is verstrekt. In de door Coselca overgelegde brieven wordt immers verwezen naar een e-mail van 25 februari 2014 en een vergadering van 26 februari 2014. Het Gerecht vindt dat Coselca hiermee tegenover het verweer van Beer haar stelling dat de opdracht door [voormalig bestuurder] aan haar is verstrekt in de periode dat [voormalig bestuurder] nog bestuurder was van Beer en in die hoedanigheid bevoegd was de opdracht te verstrekken onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom zal zij niet tot bewijslevering kunnen worden toegelaten, nog daargelaten dat zij geen bewijsaanbod heeft gedaan.
10. Beer heeft tevens aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake
is van een schijn van volmachtverlening die ertoe zou leiden dat zij aan de
rechtshandeling van [voormalig bestuurder] kan worden gehouden. Het Gerecht volgt
Beer in deze redenering. Uit hetgeen Coselca heeft gesteld kan niet worden afgeleid
dat Beer bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat aan [voormalig bestuurder] een
toereikende volmacht was verleend. Het zou kunnen dat [voormalig bestuurder] ten
behoeve van het opstellen van de jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met
2012 bedrijfsgegevens aan Coselca heeft verschaft, maar dat Beer daarin de hand
heeft gehad is gesteld noch gebleken. Uit de overige door Coselca aangevoerde
omstandigheden blijkt evenmin dat Beer de schijn heeft gewekt dat [voormalig
bestuurder] haar vertegenwoordigde. Hierdoor is niet voldaan aan het
“toedoenvereiste”. Coselca heeft voorts niet gesteld dat Beer de jaarrekeningen bij de
Belastingdienst heeft ingediend.
11. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat Coselca onvoldoende heeft gesteld
dat [voormalig bestuurder] bevoegd was de opdracht voor het opstellen van de jaarrekeningen van Beer voor de periode 2009 tot en met 2012 te verstrekken, waardoor Beer zou zijn gehouden de openstaande facturen aan Coselca te vergoeden. De vordering van Coselca is dan ook niet toewijsbaar.
12. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Coselca in de kosten van dit geding
worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Beer worden begroot op:
- salaris advocaat (2 punten ad $ 559,-) $ 1.118,-

Beslissing

Het Gerecht:
Wijst de vordering van Coselca af.
Veroordeelt Coselca in de proceskosten aan de zijde van Beer tot op heden begroot op $ 1.118,-.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.