Uitspraak
.
1.De (verdere) procedure
2.De (verdere) beoordeling
‘(…) Het oude recht wordt in het ontwerp dan ook slechts in beperkte mate geëerbiedigd. De belangrijkste categorieën zijn de eerbiediging van ‘verkregen (vermogens)rechten’ en van de geldigheid van rechtshandelingen, maar deze eerbiediging wordt wel aan banden gelegd - zie de artikelen 3 en 4 tot en met 6 van het ontwerp en de toelichting daarop. (…) Artikel 50. Artikel 3:105 verbindt aan de voltooiing der bevrijdende verjaring van de vordering tot beëindiging van het bezit van enig goed, het gevolg dat dit goed alsdan door de bezitter wordt verkregen, ongeacht diens goede of kwade trouw. Onder het oude recht ontbreekt een zodanige regel. Het artikel geldt rechtstreeks, indien deze verjaring na het toepasselijk worden ervan wordt voltooid, maar voor het geval dat de verjaring nog vóór de invoering van artikel 3:105 was voltooid, bestaat behoefte aan een overgangsregel die het goedalsnog[onderstreping van het Gerecht] op zijn bezitter doet overgaan. Artikel 50 voorziet in deze behoefte. Uitgestelde werking, zoals die in artikel 8, eerste lid, [van de Landsverordening van de 23ste oktober 2000 regelende het overgangsrecht ter gelegenheid van de invoering van de boeken 1, 3, 5, 6, 7 en 8 van het Burgerlijk Wetboek, het Gerecht] wordt voorgesteld, is hier niet op haar plaats, omdat de rechthebbende toch als gevolg van de bevrijdende verjaring geen rechtsmiddel meer heeft om het goed tot zich te nemen. Wel is het laatste zinsdeel aan artikel 8, en wel het tweede lid daarvan, [van de Landsverordening van de 23ste oktober 2000 regelende het overgangsrecht ter gelegenheid van de invoering van de boeken 1, 3, 5, 6, 7 en 8 van het Burgerlijk Wetboek, het Gerecht] ontleend.(…)’
‘(…)[Gedaagde] has with my permission built a house and apartment on the bequeathed piece of land and has bought the land from me on February fifteenth, two thousend three.(…)’
transfer of land to [gedaagde]