ECLI:NL:OGEABES:2016:3

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
WAR 2014/28
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om naturalisatie en de toepassing van artikel 10 RWN in een bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een verzoek om naturalisatie door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Filipijnse vrouw die sinds 2007 op Saba woont, had in 2010 met succes de onderdelen van de naturalisatietoets afgelegd, maar voldeed niet aan de nieuwe vereisten die per 1 januari 2011 van kracht werden. De Staatssecretaris had haar verzoek om naturalisatie afgewezen omdat zij niet voldeed aan het vereiste van het afleggen van een derde onderdeel van de toets. Eiseres stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die toepassing van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap rechtvaardigden, maar de Staatssecretaris verklaarde haar bezwaar kennelijk ongegrond.

Tijdens de procedure heeft eiseres betoogd dat zij als ingeburgerd kan worden beschouwd en dat de afwijzing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het Gerecht oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen uitzondering gemaakt kon worden voor eiseres, ondanks de adviezen van de gezaghebber en de IND Caribisch Nederland die haar situatie als uitzonderlijk beschouwden. Het Gerecht vernietigde de bestreden beschikking en droeg de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

Wet administratieve rechtspraak BES
Uitspraak : 21 januari 2016
Zaaknummer : WAR 2014/28
Uitspraaknr. :
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA,
ZITTINGSPLAATS SABA
UITSPRAAK
in het geding van
[eiseres]
wonende te Saba, eiseres, gemachtigden: mrs. D. Engelhardt en mr. T.L.H. Peeters
en
de STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIEverweerder, gemachtigden: mr. R.V. van der Zeeuw

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 10 september 2014, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres, gericht tegen de afwijzende beschikking op haar verzoek om naturalisatie, kennelijk ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

Bij beroepschrift (met producties) van 12 december 2014, ingediend ter griffie van dit Gerecht op gelijke datum, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de onder 1 aangeduide bestreden beschikking.
Bij aanvullend beroepschrift (met producties) van 2 maart 2015 heeft eiseres de gronden van het beroep aangevuld.
Op 16 april 2015 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 16 juni 2015. Eiseres is verschenen met haar gemachtigde mr. Engelhardt voornoemd. Verweerder is eveneens verschenen bij (occuperende) gemachtigde mr.P. J. de Graaf. Gemachtigden hebben over en weer het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen, welke door hen zijn overgelegd.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.De beoordeling

Vaststaande feiten

3.1
Bij de beoordeling kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
- Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1965 in de Filipijnen en heeft de Filippijnse nationaliteit. In of omstreeks 2007 heeft zij zich gevestigd op het eiland Saba, waar zij sinds 28 maart 2007 staat ingeschreven in het persoonsregister van de burgerlijke stand.
- Eiseres is op 3 maart 2007 te Saba in het huwelijk getreden met [betrokkene] geboren te Sint Maarten, van Nederlandse nationaliteit en wonende te Saba, met wie zij sindsdien samen woont te Saba.
- In 2010 heeft eiseres met goed gevolg afgelegd de onderdelen van destijds geldende naturalisatietoets: het onderdeel kennis van staatsinrichting en maatschappij (deel I) en het onderdeel lezen, luisteren, schrijven en spreken (onderdeel II), alles afgelegd in het Engels. Bij brief van 17 november 2010 zijn de toetsresultaten door de gezaghebber van Saba aan eiseres bekend gemaakt.
- Met ingang van 1 januari 2011 bestaat de naturalisatietoets uit drie onderdelen: deel I en deel II als voorheen, waarbij deel II het Papiaments dan wel het Engels betreft, en deel III, dat voorheen niet gold: spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid in het Nederlands.
- Eiseres heeft op 17 januari 2011 het Certificaat Naturalisatietoets ontvangen dat ziet op de door haar afgelegde toetsen I en II.
- Op 6 maart 2012 heeft eiseres een verzoek tot naturalisatie ingediend.
- Verweerder heeft eiseres bij brief van 31 juli 2013 heerstel verzuim geboden om alsnog van deel III van de naturalisatietoets af te leggen en over te leggen. Bij brief van 8 oktober 2013 heeft eiseres daarop gereageerd, maar daarbij geen bewijs van met goed gevolg afleggen van deel III overgelegd.
- Bij beschikking van 27 april 2014 heeft verweerder het naturalisatieverzoek afgewezen, wegens het niet voldoen aan het vereiste ten aanzien van deel III van de naturalisatietoets. Daarbij is onder meer overwogen dat er geen sprake is van ambtelijk verzuim dat aanleiding geeft voor het maken van een uitzondering als voorzien in artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
- Tegen deze afwijzende beschikking op haar naturalisatieverzoek heeft eiseres op 25 juni 2014 bezwaar ingesteld. Daartoe heeft zij – in essentie – aangevoerd dat zij in 2010 met goed gevolg heeft voldaan aan de naturalisatietoets, hetgeen haar veel tijd en geld heeft gekost, dat zij het bewijs hiervan buiten haar schuld eerst op 17 januari 2011 heeft ontvangen, waarna zij pas kon beginnen met het naturalisatieproces.
bestreden beschikking
3.2
In de bestreden beschikking is het bezwaar beoordeeld en kennelijk ongegrond bevonden, waartoe is overwogen dat de door eiseresin bezwaar aangevoerde omstandigheden niet kunnen leiden tot het oordeel dat aan haar, in afwijking van de wettelijk voorwaarden, het Nederlanderschap wordt verleend.
Gronden van beroep en verweer
3.3
Eiseres voert in beroep – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van een bijzondere situatie die toepassing van artikel 10 van de Rijkwet op het Nederlanderschap rechtvaardigt. Eiseres maakt deel uit van de hechte Sabaanse gemeenschap sinds zij zich voor haar huwelijk daar vestigde. Zij is daar gaan wonen om er te blijven en kan als ingeburgerd worden beschouwd. Door haar inspanningen heeft ze aan de destijds geldende vereisten voor naturalisatie voldaan. Van een op handen zijnde wetswijziging is zij niet op de hoogte geweest of gesteld. De autoriteiten in Saba, te weten de gezaghebber en de IND Caribisch Nederland, achten deze situatie uitzonderlijk en hebben in vergelijkbare gevallen rekening gehouden met deze situatie. IND Caribisch Nederland heeft verweerder geadviseerd dat ook voor eiseres te doen. Ook de gezaghebber heeft zich in deze zin uitgesproken ter ondersteuning van het verzoek van eiseres. De bestreden beschikking is genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder de motiveringsplicht, het vertrouwensbeginsel en de behoorlijke belangenafweging, en kan dus niet in stand blijven, aldus eiseres.
3.4
Verweerder voert verweer als volgt (samengevat). Nederlanderschap kan niet worden verkregen op grond van opgewekt vertrouwen of de werking van enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De bestreden beschikking is deugdelijk gemotiveerd, nu eiseres niet als ingeburgerd kan worden beschouwd. Er is geen sprake van een zeer bijzonder geval. Verweerder heeft beoordelingsvrijheid. Er is geen onjuiste informatie verstrekt door een daartoe bevoegde ambtenaar, werkzaam bij de bevoegde instantie. Het beroep op artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan dus niet slagen, aldus verweerder.
3.5
Op de relevante onderscheiden geschilpunten zal hierna worden ingegaan, waarbij de standpunten van partijen nader zullen worden belicht.
Beoordeling
3.6
Sinds 10 oktober 2010 is Saba, als een van de zogenoemde BES-Eilanden, een openbaar lichaam van Nederland. Deze staatkundige verandering is aanleiding geweest tot het opstellen van nieuwe wetten, onder meer voor administratieve rechtspraak in de Wet administratieve rechtspraak BES (hierna: War-BES), welke in werking is getreden met ingang van 10 oktober 2010.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, War-BES wordt het beroep aanhangig gemaakt met een aan het Gerecht gericht beroepschrift, dat in tweevoud wordt ingediend bij de griffie van het Gerecht dat zijn zittingsplaats heeft in het eilandgebied waar de indiener zijn woonplaats heeft.
In de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba Wet zijn overgangsbepalingen opgenomen. Artikel 3 luidt als volgt:
1. De Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van hoofdstuk 9, is niet van toepassing op besluiten en handelingen van bestuursorganen die hun zetel hebben in het Europese deel van Nederland, ter uitvoering van:
a. een wettelijke regeling die uitsluitend in de openbare lichamen van toepassing is;
b. een wettelijke regeling die op grond van artikel 2, tweede lid, mede van toepassing is in de openbare lichamen, voor zover het besluit of de handeling gericht is tot een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die ten tijde van het nemen van het besluit of het verrichten van de handeling in gezetene is van onderscheidenlijk gevestigd is in de openbare lichamen.
2. De hoofdstukken 6 tot en met 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op besluiten en handelingen van bestuursorganen die hun zetel hebben in het Europese deel van Nederland, ter uitvoering van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 2, derde lid, voor zover het desbetreffende besluit of de handeling gericht is tot een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die ten tijde van het nemen van het besluit of het verrichten van de handeling in gezetene is van onderscheidenlijk gevestigd is in de openbare lichamen.
3. Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is tevens van toepassing op gedragingen van in artikel 1a, eerste lid, onder d en e, van de Wet Nationale ombudsman bedoelde bestuursorganen met een zetel in de openbare lichamen.
4. In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de Wet administratieve rechtspraak BES van toepassing voor zover sprake is van een beschikking in de zin van die wet.
5. In dien een beroepschrift tegen een beschikking op grond van een wettelijke regeling als bedoeld in het eerste lid, wordt in gediend bij een onbevoegde administratieve rechter, wordt het , nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Artikel 6:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
6. Het tweede lid is niet van toepassing op besluiten en handelingen ten aanzien van ambtenaren als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, die hun werkzaamheden verrichten in de openbare lichamen.
7. Het eerste en tweede lid zijn evenmin van toepassing op de heffing en in ning van belastingen of van rechten bij in voer.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) komt voor verlening van het Nederlanderschap slechts in aanmerking de verzoeker die, onder meer, in het Koninkrijk en het land van ingezetenschap als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal en – indien hij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van het hoofdverblijf gangbaar is, alsmede van de staatsinrichting en maatschappij van het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en hij zich ook overigens in een van deze samenlevingen heeft doen opnemen. Bedoelde algemene maatregel van rijksbestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.
Ingevolge artikel 10 RWN kan, na horen van de Raad van State van het Koninkrijk, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap worden verleend met afwijking van (onder meer) artikel 8, eerste lid, aanhef en d.
Ingevolge artikel 2 van het Besluit van 15 april 2002, houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit naturalisatietoets) beschikt een verzoeker over voldoende kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN, indien hij beschikt over een zodanige mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, dat hij zelfstandig in de samenleving van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan functioneren. Of hij beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld aan de hand van een door Onze Minister op te stellen naturalisatietoets.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2010, nr. 5679238/10, tot vaststelling van de Regeling naturalisatietoets openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba 2011, bekendgemaakt op 30 december 2010 in de Staatscourant 2010, nr. 20953 (Regeling naturalisatietoets) bestaat de naturalisatietoets uit een onderdeel dat kennis van de staatsinrichting en maatschappij toetst, een onderdeel dat de mate van kennis van de taal toetst die op het eiland van inwoning naast het Nederlands gangbaar is en een onderdeel dat de mate van kennis van de Nederlandse taal toetst.
In de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de Handleiding), is onder meer het volgende opgenomen:
(…) toelichting op artikel 10 RWN(…):
paragraaf 1. Algemeen
Dit artikel biedt de mogelijkheid van naturalisatie wanneer aan bepaalde in de Rijkswet zelf gestelde voorwaarden niet is voldaan. Uitgangspunt is dat er sprake is van een zeer ‘bijzonder geval’. In uitzonderlijke gevallen kunnen er belangen zijn die prevaleren boven het handhaven van de wettelijke voorwaarden voor naturalisatie. Het moet dan mogelijk zijn om van die voorwaarden af te wijken. Het moet gaan om gevallen waarin redenen van staatsbelang of andere gewichtige belangen van (één van de landen van) het Koninkrijk zich voordoen, zoals op het gebied van de internationale economische en culturele betrekkingen. In concreto kan worden gedacht aan vreemdelingen die in aanmerking komen voor een functie waarvoor het Nederlanderschap is vereist of gewenst en eventueel hun echtgenoten/partners. Ook in gevallen van ernstig ambtelijk verzuim of om humanitaire redenen kan worden afgeweken van de geldende voorwaarden voor naturalisatie.
De Kroon verleent het Nederlanderschap met toepassing van artikel 10 RWN nadat de Raad van State van het Koninkrijk is gehoord. Uit de wettekst volgt dat het raadplegen van de Raad van State slechts noodzakelijk is bij verlening van het Nederlanderschap met toepassing van artikel 10 RWN. Bij beslissingen tot afwijzing of aanhouding is artikel 9, vijfde lid, RWN van toepassing.
Het is niet de bedoeling dat op grote schaal van onderhavig artikel gebruik wordt gemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraken (zie uitspraak van 27 augustus 2014 in zaak nr. 201400641/1/V6 en uitspraak van 2 juli 2003 in zaak nr. 200204721/1) overwogen dat de minister bij de toepassing van artikel 10 van de RWN beoordelingsvrijheid heeft waarvan de invulling primair tot zijn verantwoordelijkheid behoort. De minister pleegt van dit wetsartikel terughoudend gebruik te maken. De uitzonderingen zijn alleen toegestaan indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen. Een verzoek om toepassing van artikel 10 RWN zal dus moeten worden gemotiveerd. Tevens moet exact worden aangegeven van welke vereisten in artikel 8, 9 of 11 RWN afwijking wordt verzocht.
Er zijn geen eenduidige criteria op grond waarvan met grote stelligheid kan worden voorspeld of een beroep op artikel 10 RWN zal worden gehonoreerd. Dit is aan de Minister ter beoordeling en mede afhankelijk van het advies van de Raad van State. In zijn algemeenheid geldt dat naarmate het staatsbelang groter is en naarmate minder afwijkingsgronden worden aangevoerd, de drempel om artikel 10 RWN toe te passen gemakkelijker is te nemen. Zo zal iemand die nog maar een half jaar in Bonaire, Sint Eustatius of Saba is, nog nauwelijks Nederlands, Engels of Papiaments spreekt en met wiens naturalisatie wel belangen, maar geen uitzonderlijke, zijn gemoeid, minder snel langs deze weg worden genaturaliseerd dan iemand die hier al drie jaar is, in zijn functie of beroep volop participeert in de samenleving van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, redelijk Nederlands, Engels of Papiaments spreekt, hier wil blijven wonen en ten aanzien van wie het van groot belang is dat hij de Nederlandse nationaliteit krijgt. Bovendien kan het oordeel afhangen van de voorwaarde waarvan in het concrete geval wordt gevraagd af te wijken. Een beroep op artikel 10 RWN zal niet worden gehonoreerd als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden.
Let op! De artikel 10 RWN procedure is geen verkorte procedure. Ook bij een artikel 10 RWN verzoek geldt de beslistermijn zoals genoemd in artikel 9, vierde lid, RWN. De verkorting zit in het feit dat van de verblijfstermijnen kan worden afgeweken, en niet van de wettelijke beslistermijn. Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat voor een artikel 10 RWN verzoek vaak advies moet worden ingewonnen bij een vakministerie, dat vervolgens een onderzoek verricht. Dit onderzoek kan enige tijd in beslag nemen.
Afwijking van het inburgeringsvereiste
Uit de wettekst blijkt dat met artikel 10 RWN ook kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN (het inburgeringsvereiste). Of verzoeker moet worden geadviseerd een naturalisatietoets af te leggen, hangt af van de gevraagde afwijkingsgronden en de grootte van het belang om hem de Nederlandse nationaliteit te verlenen. Belangrijk hierbij is de vraag of alleen afwijking wordt gevraagd van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN of dat (ook) afwijking wordt gevraagd van andere voorwaarden voor naturalisatie. In het geval afwijking wordt gevraagd van andere voorwaarden dan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN kan Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) betrokkene erop wijzen dat het in zijn voordeel kan zijn te proberen aan de voorwaarde van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN te voldoen, zodat zo min mogelijk afwijking van artikel 8, 9 en 11 RWN nodig is. Dit geldt temeer als het belang van het Koninkrijk hem het Nederlanderschap te verlenen niet uitzonderlijk groot is. In het geval op voorhand reeds duidelijk is dat betrokkene de naturalisatietoets niet zal halen (bijvoorbeeld omdat hij zelf stelt niet of onvoldoende de Nederlandse, Engelse taal of het Papiaments te beheersen), kan een dergelijk advies achterwege blijven. In dit geval zal Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) in zijn advies aan de IND opnemen dat betrokkene ook afwijking verzoekt van het inburgeringsvereiste. Indien overigens niet aan het inburgeringsvereiste wordt voldaan vanwege polygamie ligt – gelet op de bescherming van de civiele openbare orde – toepassing van artikel 10 RWN niet in de rede.
(…) Paragraaf 2.3. Ambtelijk verzuim
Voor een geslaagd beroep op toepassing van artikel 10 RWN wegens ambtelijk verzuim moet aangetoond worden dat dit zwaarwegend is. Het gestelde zwaarwegend zijn van het ambtelijk verzuim wordt afgewogen tegen het belang van betrokkene om eerder dan bij de toepassing van de reguliere voorwaarden voor naturalisatie Nederlander te worden. In de hier bedoelde belangenafweging wordt in ieder geval betrokken de mate van bijzonderheid van het geval, de mate waarin verzoeker niet voldoet aan de standaardvoorwaarden en de restrictieve wijze waarop toepassing dient te worden gegeven aan artikel 10 RWN. Bij zwaarwegend ambtelijk verzuim valt te denken aan:
– onjuiste informatie of nalatigheid van de overheid van het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waardoor het Nederlanderschap niet is verkregen. De onjuiste informatie moet zijn verstrekt door een daartoe bevoegde ambtenaar werkzaam bij de daartoe bevoegde instantie. In dit kader kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het hebben laten verstrijken van optietermijnen in de RWN. In dat geval moet door de verzoeker worden aangetoond dat hij in het verleden in aanmerking zou zijn gekomen voor verkrijging van het Nederlanderschap op grond van de optie waarvan hij geen gebruik heeft gemaakt, dat hij (of zijn wettelijk vertegenwoordiger) tijdens de voor de optie relevante termijn de intentie heeft gehad om te opteren en dat het niet opteren het gevolg is van het feit dat van de van een hierboven genoemde overheid onjuiste informatie is verstrekt dan wel nalatig is geweest bij het verstrekken van informatie. Het enkele niet bekend zijn van een verzoeker met een optiemogelijkheid levert geen grond op om artikel 10 RWN toe te passen;
paragraaf 2.4. Als niet bijzondere geval is onder meer expliciet genoemd: het volledig ingeburgerd zijn in de samenleving van Bonaire, Sint Eustatius of Saba en het opgenomen zijn in een gezin in Bonaire, Sint Eustatius of Saba. (…)
3.7
Niet is in geschil dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor de door haar beoogde naturalisatie zoals die golden ten tijde van de indiening van de onderhavige aanvraag. Het geschil ziet op de vraag of verweerder voor eiseres een uitzondering had dienen te maken. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
3.8
Vooropgesteld zij dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen . Zoals in bestendige jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van uitspraak 13 augustus 2013, ECLI:NL:OGHACMB:2013:22) is uitgemaakt zijn de wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen limitatief voorzien in - voor zover hier relevant - de Rijkswet op het Nederlanderschap. Daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging (of behoud) van het Nederlanderschap door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel.
3.9
Voorts heeft als uitgangspunt bij de beoordeling te gelden dat aan verweerder bij een beslissing ten aanzien van het al dan niet toepassen van artikel 10 van de RWN beoordelingsruimte toekomt en dat de rechter dus terughoudendheid heeft te betrachten bij de toetsing van het aldus genomen besluit. Het beoordelingskader is ingevuld in de handleiding, dat verweerder als beleid hanteert. Het is aan het Gerecht om verweerders oordeel over het al dan niet toepassen van artikel 10 RWN te toetsen aan de eisen die het recht daaraan stelt, in het bijzonder wat betreft de zorgvuldigheid en kenbaarheid van de motivering ervan. De te stellen motiveringseisen dienen daarbij op evenbedoeld toetsingskader aan te sluiten.
3.1
Verweerder heeft de motivering van de bestreden beschikking in dat kader vrijwel geheel beperkt tot de vraag of er sprake is van een ernstig geval van ambtelijk verzuim. Eiseres heeft echter in hetgeen zij heeft aangevoerd meer of andere aspecten dan - door haar niet expliciet zo genoemd - ambtelijk verzuim. Eiseres voert aan dat er sprake is van een samenstel van omstandigheden, die haar geval voldoende bijzonder maken.
3.11
Naar het oordeel van het Gerecht is verweerder in de bestreden beschikking ten onrechte niet ingegaan op de door eiseres aangevoerde omstandigheden bij de beantwoording van vraag of er sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 10 RWN, anders dan ambtelijk verzuim. Verweerder heeft slechts overwogen dat deze omstandigheden niet kunnen leiden tot het oordeel dat aan eiseres, in afwijking van de wettelijke vereisten, het Nederlanderschap wordt verleend, met als toelichting dat de wettelijke voorwaarden limitatief staan beschreven in de nationaliteitswetgeving en dat daaronder de door eiseres beschreven feiten en omstandigheden niet vallen. Uit deze motivering volgt niet dat verweerder expliciet en kenbaar heeft stilgestaan of voor eiser een uitzondering dient te worden gemaakt, zoals in artikel 10 RWN voorzien voor bijzondere gevallen.
3.12
Het Gerecht ziet daarnaast aanleiding voor de volgende overwegingen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan, gelet op de door haar gegeven toelichting ter zitting, niet los worden gezien van de staatkundige veranderingen, die voor de kleine en overwegend Engelstalige samenleving van Saba veel en ingrijpende gevolgen heeft gehad, welke op bestuurlijk niveau veel aanpassingen hebben gevergd. Eiseres behoort tot een naar het zich laat aanzien zeer beperkte groep van personen die, in de fase volgend op de transitie van Nederlandse Antillen naar openbaar lichaam van Nederland, vlak voor de wetswijziging geslaagd waren voor de oude naturalisatietoets maar het certificaat pas na de wetswijziging ontvingen. De Gezaghebber, die niet het bevoegd gezag is maar aan wie de wet een rol heeft toebedeeld bij de af te leggen toetsen, en de IND Caribisch Nederland, waaraan een adviserende taak toekomt, hebben het geval van eiseres wel als voldoende uitzonderlijk ingeschat. Ook om die reden vergde de afwijzende beslissing van verweerder ten aanzien van het buiten toepassing laten van artikel 10 RWN een uitdrukkelijke motivering juist in het licht van deze andersluidende adviezen, waarvan verweerder is afgeweken.
3.13
Nu de motivering van de bestreden beschikking niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. Verweerder zal als hierna te bepalen opnieuw op het bezwaar van eiseres dienen te beslissen.
3.14
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht BES vast op US$ 782,--zijnde twee punten ad US$ 391,-- per punt (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling). Voorts zal het Gerecht bepalen dat het land Sint Maarten aan eiseres US$ 84,-- (zijnde NAf 150,--) dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.

4.De beslissing

Het Gerecht:
4.1
verklaart het beroep gegrond;
4.2
vernietigt de bestreden beschikking;
4.3
draagt verweerder op om binnen 6 weken na heden een nieuwe beschikking te geven op het bezwaar van eiseres tegen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en
4.4
bepaalt dat verweerder aan eiseres aan proceskosten zal betalen een bedrag van US$ 866,-- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Mans, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Saba, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 2 februari 2016.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen zes weken na de datum waarop van deze uitspraak kennis is gegeven. Zie hoofdstuk 5 van de Wet Administratieve Rechtspraak BES