ECLI:NL:OGEABES:2017:26

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
AR 33 van 2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetzaak met betrekking tot verjaring en beslaglegging op onroerende zaken

In deze verzetzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 mei 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen [opposant] en [geopposeerde] over een eerder verstekvonnis van 26 oktober 2016, waarbij [opposant] was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [geopposeerde]. [opposant] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat de vordering van [geopposeerde] is verjaard. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn van vijf jaar, zoals bepaald in artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek BES, is verstreken, aangezien de vordering in 2016 is ingediend, terwijl de termijn eind 2014 afliep. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [opposant] ontvankelijk is in zijn verzet, en dat de vordering van [geopposeerde] moet worden afgewezen. Tevens is het beslag dat op de onroerende zaken van [opposant] was gelegd, opgeheven. Het Gerecht heeft [geopposeerde] veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op US$ 1.787,24. De uitspraak is gedaan door rechter G.P.M. van den Dungen en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: AR 33 van 2016
Datum uitspraak: 24 mei 2017

VONNIS

in de zaak van

[opposant],

wonende te [woonplaats],
opposant in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen

[geopposeerde],

wonende te [woonplaats],
geopposeerde in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas.

Het procesverloop

1. Het procesverloop blijkt uit:
- het uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekvonnis van 26 oktober 2016 waarbij het Gerecht [opposant] heeft veroordeeld om aan [geopposeerde] te betalen US$ 11.173,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening, alsmede [opposant] in de proceskosten heeft veroordeeld;
- het verzetschrift, tevens houdende eis in reconventie van [opposant] (19 december 2016);
- de conclusie van antwoord in oppositie, tevens conclusie van antwoord in reconventie van [geopposeerde] (25 januari 2017);
- de conclusie van repliek in oppositie tevens conclusie van repliek in reconventie van [opposant] (22 februari 2017);
- de conclusie van (het Gerecht leest:) dupliek in oppositie tevens conclusie van (het Gerecht leest:) dupliek in reconventie van [geopposeerde] van 29 maart 2017.
2. Daarna is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

3. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- Op 15 juni 2015 heeft [geopposeerde] twee percelen eigendomsgrond gelegen te [adres]
te [woonplaats], [kadastrale aanduidingen], voor de prijs van
Naf. 46.000,- verkocht en geleverd aan [opposant]. In de akte van levering zijn onder meer de
volgende bepalingen opgenomen:
1.Bouwvoorschriften
a. (….) indien er op het verkochte constructiewerkzaamheden zijn gestart, dient de eigenaar
binnen vierentwintig maanden het bouwwerk te voltooien (.…)
(….)

3. Boetebepalingen

(….)

s. Bij overtreding van een of meer van de voorgaande bepalingen zal de overtreder ten
behoeve van de verkoper een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van (…) Naf 10.000,-
per overtreding (…)
De koper en haar rechtsopvolger(s) zullen in gebreke zijn door het enkele feit der
overtreding zonder dat enige ingebrekestelling of sommatie benodigd zal zijn.
- [ opposant] is eind 2007 met de constructiewerkzaamheden op de percelen gestart en deze
waren eind 2009 nog niet voltooid.
- Op 30 mei 2016 heeft het Gerecht [geopposeerde] verlof verleend beslag te leggen op de hiervoor
genoemde twee percelen. Aansluitend heeft beslaglegging plaatsgevonden.

De standpunten van partijen

4. [ [geopposeerde] heeft gesteld dat [opposant] in zijn verzet niet-ontvankelijk is omdat hij
dat verzet niet heeft ingesteld binnen de termijn van artikel 84 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering BES (verder: Rv.). [geopposeerde] heeft voorts gesteld dat hij [opposant] in
verband met diens onvindbaarheid nooit heeft kunnen aanmanen om de bouw tijdig te
voltooien. Om diezelfde reden kon [opposant] nooit in gebreke worden gesteld. Daarom is
(zo begrijpt het Gerecht) de verjaring van artikel 3:310 Burgerlijk Wetboek BES (verder:
BW) niet voltooid. De conclusie van [geopposeerde] is (impliciet) dat [opposant] tot kwaad
opposant wordt verklaard, dat het verstekvonnis wordt bevestigd en dat de vordering in
reconventie wordt afgewezen.
5. [ [opposant] heeft bestreden dat hij te laat in verzet is gekomen.
Voorts heeft hij gesteld dat de vordering buiten de verjaringstermijn van artikel 3:310 BW is
ingesteld, reden waarom de vordering van [geopposeerde] alsnog moet worden afgewezen.
In reconventie heeft hij de opheffing van het beslag op de percelen verzocht.
Daartegen heeft [geopposeerde] verweer gevoerd, waarop hierna zal worden ingegaan.

De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
6. Bij zijn laatste conclusie heeft [geopposeerde] niet alleen in reconventie geconcludeerd
maar ook, en voor de derde keer, in conventie. Op 22 februari 2017 is de zaak voor uitsluitend een conclusie van dupliek in reconventie naar de rol van 29 maart 2017 verwezen. Voor het nemen van die derde conclusie in conventie is, anders dan op grond van artikel 36 Procesreglement 2016 vereist is, geen toestemming verleend. Het gerecht laat die conclusie in conventie daarom buiten beschouwing.
7. [ [opposant] is ontvankelijk in zijn verzet. De verzettermijn begint te lopen op het tijdstip
dat de bij verstek veroordeelde (i.c. [opposant]) op de in artikel 84, lid 1 Rv bepaalde wijze persoonlijk op de hoogte is van het verstekvonnis. De plaatsgevonden betekening overeenkomstig artikel 5 aanhef en sub 7 Rv leidt niet tot die persoonlijke bekendheid met het verstekvonnis. Onweersproken is dat [opposant] eerst op 8 december 2016 van het verstekvonnis van 26 oktober 2016 persoonlijk kennis nam, terwijl geen daad is gesteld of gebleken waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of een aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend was.
8. [ [opposant] heeft gesteld dat de vordering van [geopposeerde] is verjaard. De boete
waarop [geopposeerde] aanspraak maakt houdt verband met het niet voldaan zijn aan de in artikel 1 onder a van de hiervoor aangehaalde bouwvoorschriften opgenomen voltooiingstermijn van de aangevangen constructiewerken. Tussen partijen staat vast dat, omdat de constructie eind 2007 is gestart, deze vierentwintig maanden later, dus eind 2009 voltooid had dienen te zijn.
9. Hier geldt de verjaringstermijn van vijf jaar, artikel 3:310 BW. Partijen zijn het erover
eens dat de verjaringstermijn eind 2009 is begonnen te lopen. De termijn liep dus behoudens stuiting af in eind 2014. [geopposeerde] heeft gesteld dat voor de opeisbaarheid van de boete [opposant] in gebreke gesteld had dienen te worden, hetgeen niet is geschied omdat [opposant] onvindbaar was. De ingebrekestelling is pas gedaan bij beslagrekest op 30 mei 2016.
10. Wat hier ook van zij: de overeenkomst tussen partijen bevat de hiervoor reeds
aangehaalde passage, dat koper in gebreke zal zijn door het enkele feit van de overtreding. Een afzonderlijke ingebrekestelling was dus niet vereist.
11. Nu niet gebleken is van stuiting van de verjaring, is deze eind 2014 voltooid.
[geopposeerde] heeft zijn vordering op 13 juni 2016 ingediend, derhalve na die voltooiing. De vordering in conventie is dus verjaard en dient te worden afgewezen.
12. Omdat de vordering in conventie wordt afgewezen, is de grond aan de beslaglegging
komen te ontvallen. De reconventionele vordering tot opheffing daarvan is daarom toewijsbaar. Dat geldt ook voor de gevorderde dwangsombepaling, nu [geopposeerde] zich daartegen niet heeft verweerd. Wel zal de dwangsom gemaximeerd.
13. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geopposeerde] zowel in conventie als in
reconventie in de kosten van het geding worden veroordeeld, met gehalveerde puntentelling in reconventie. De kosten aan de zijde van Emphora worden begroot op:
- kosten betekening verzetschrift $ 110,24
- salaris advocaat in conventie (2 x 1 punt ad $ 559,-) $ 1.118,00
- salaris advocaat in reconventie (2 x 0,5 punt ad $ 559,-) $
559,00
Totaal $ 1.787,24

Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
Verklaart [opposant] tot goed opposant;
Vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 26 oktober 2016 waarvan verzet;
Wijst de vordering van [geopposeerde] alsnog af.
in reconventie
Beveelt [geopposeerde] het beslag op de onroerende zaken, gelegen te [adres] te [woonplaats], [kadastrale aanduidingen] op te heffen en wel binnen drie dagen na betekening aan [geopposeerde] van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [geopposeerde] daarmee in gebreke blijft, met die verstande dat aan dwangsommen niet meer dan US$ 50.000,- zal worden verbeurd;
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van het geding, aan de zijde van [opposant] gevallen over het geheel van de conventie en de reconventie begroot op US$ 1.787,24 aan salaris van de gemachtigde;
Verklaart dit vonnis (ook) met betrekking tot de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.