ECLI:NL:OGEABES:2017:33

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
EJ 60 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderalimentatie en draagkracht van de vader in een voogdijzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het een verzoek om kinderalimentatie door de verzoekster, die in persoon is verschenen. De vader, verweerder, is niet verschenen. De verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend waarin zij stelt dat de vader geen alimentatie betaalt voor hun drie minderjarige kinderen. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juni 2017, waarbij de Voogdijraad aanwezig was om advies te geven. De vader heeft geen inzage gegeven in zijn financiële situatie, waardoor de Voogdijraad geen draagkrachtberekening kon maken. De verzoekster heeft aangegeven dat zij zelf niet in staat is om in de kosten van de kinderen te voorzien en dat de kinderen elk minimaal $ 100,- per twee weken nodig hebben voor hun verzorging.

Het Gerecht oordeelt dat de vader, ondanks zijn beweringen over afspraken met de verzoekster, onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij bijdraagt aan de kosten van de kinderen. De Voogdijraad heeft het gevorderde bedrag van $ 200,- per kind per maand als realistisch beoordeeld. Het Gerecht volgt dit advies, maar stelt de behoefte per kind vast op $ 175,- per maand, gezien de financiële situatie van de verzoekster. De vader wordt veroordeeld om met ingang van 1 april 2017 bij te dragen in de kosten van de kinderen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak benadrukt de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, ongeacht hun financiële situatie.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABAzittingsplaats Bonaire

Registratienummer : EJ 60 van 2017
Datum uitspraak : 23 augustus 2017

BESCHIKKING (artikel 1:392 jo. 1:397 BW BES )

in de zaak van

[verzoekster],

wonend op Bonaire,
verzoekster,
in persoon,
en

[verweerder],

wonend op Bonaire,
verweerder,
niet verschenen.

De procedure

1. Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift van [verzoekster], met producties,
ingekomen ter griffie op 19 mei 2017 en het rapport van de Voogdijraad ingekomen ter griffie op
20 mei 2017.
2. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgehad op 29 juni 2017 te 9.00
uur. Bij de mondelinge behandeling is [verzoekster] verschenen. Voorts was aanwezig mevrouw E. Sint
Jago van de Voogdijraad.
3. De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- [ [verzoekster] is buiten echt bevallen van de, nog minderjarige, kinderen:
[minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats];
[minderjarig kind 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats];
[minderjarig kind 3], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats];
verder gezamenlijk te noemen: de kinderen;
(Het Gerecht merkt op dat uit de stukken blijkt dat het oudste kind de geslachtsnaam
“[geslachtsnaam]” draagt, terwijl de vader en de jongste twee kinderen de geslachtsnaam “[geslachtsnaam]” dragen).
  • [verweerder] heeft de kinderen erkend;
  • [verweerder] betaalt geen alimentatie voor de kinderen.

Het verzoek

5. [ [verzoekster] verzoekt, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger
beroep, [verweerder] te veroordelen om bij te dragen in de verzorging en opvoeding van de
kinderen door een maandelijks bedrag van in totaal $ 600,- bij vooruitbetaling te voldoen tot de dag waarop de kinderen hun meerderjarigheid bereiken.
6. [ [verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerder] onregelmatig bijdraagt in de
kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en dat zij zelf niet in staat is geheel in deze kosten te voorzien. Volgens [verzoekster] hebben de kinderen ieder minimaal een bedrag van $ 100,-per twee weken nodig voor een adequate verzorging en opvoeding. [verzoekster] heeft een financieel overzicht overgelegd waaruit haar maandelijkse inkomen en vaste lasten blijken. Volgens [verzoekster] draagt [verweerder] op dit moment in het geheel niet bij.
7. Ter zitting heeft [verzoekster] gesteld dat zij een baan heeft gevonden als schoonmaakster op het
vliegveld. Het is nog niet duidelijk wat [verzoekster] hier precies mee gaat verdienen, maar het salaris zal rond de $ 900,- per maand liggen. Per augustus kan [verzoekster] met deze nieuwe baan beginnen. [verzoekster] stelt dat [verweerder] aan de Voogdijraad kenbaar heeft gemaakt dat hij de huur van de woning waar [verzoekster] met de kinderen woont zou betalen, maar dat is niet het geval. Sinds het vertrek van [verweerder] in oktober 2016 heeft [verzoekster] de kosten van de huur voor haar rekening genomen. [verzoekster] realiseert zich dat nu zij meer zal gaan verdienen de huur wellicht omhoog zal gaan. Zij heeft echter aangegegen dat de huur niet meer dan $ 300,- per maand zal bedragen.

Het advies van de Voogdijraad

8. De Voogdijraad heeft geen draagkrachtberekening kunnen uitvoeren, omdat er geen inzage is
verkregen in de financiële situatie van [verweerder]. Het eerste contact met [verweerder] heeft in maart 2017 plaatsgevonden, maar het is niet gelukt een afspraak met hem te maken. Wel heeft hij telefonisch aangegeven dat het juist is dat hij geen alimentatie voor de kinderen betaalt, maar dat dat het gevolg is van een afspraak die hij met [verzoekster] heeft gemaakt. Zij hebben volgens [verweerder] onderling afgesproken dat hij geen alimentatie zou betalen maar zorg zou dragen voor betaling van de huur. Hij heeft aangevoerd dat de huur van zijn salaris wordt ingehouden. Bewijsstukken ontbreken evenwel.
9. De Voogdijraad is van mening dat het door [verzoekster] gevorderde bedrag van $ 200,- per kind
per maand realistisch is, omdat de kosten met de leeftijd oplopen en de behoeften van de kinderen toenemen. De Voogdijraad meent dat uit het door [verzoekster] opgestelde financiële overzicht kan worden afgeleid dat dit bedrag per kind per maand minimaal nodig is. De Voogdijraad heeft aangevoerd dat [verzoekster] door haar nieuwe baan geen recht meer zal hebben op een onderstandsuitkering. [verzoekster] is hiervan op de hoogte.

De beoordeling

10. Het Gerecht oordeelt als volgt. Ouders zijn op grond van artikel 1:392 BW BES verplicht te
voorzien in de kosten voor verzorging en opvoeding van hun kinderen. Bij de bepaling van het verschuldigde bedrag voor levensonderhoud dient rekening te worden gehouden met de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders, zo bepaalt artikel 1:397 eerste lid BW BES. Nu [verweerder] geen inzage heeft gegeven in zijn financiële situatie kan met eventuele beperkingen in zijn draagkracht geen rekening worden gehouden. Ook heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd dat hij geheel of gedeeltelijk bijdraagt in de woonlasten van [verzoekster], zodat het Gerecht die beweerde betaling buiten beschouwing laat.
11. De Voogdijraad heeft aangevoerd dat een bedrag van $ 200,- per kind per maand redelijk is.
Het Gerecht volgt de Voogdijraad in dit standpunt, met dien verstande dat de kosten per kind per maand lager worden als het gezin bestaat uit meerdere kinderen. De maandelijks behoefte van drie kinderen wordt geschat op een bedrag van $ 525,-. De behoefte per kind bedraagt dan een bedrag van $ 175,- per maand.
12. Uit de door [verzoekster] overgelegde stukken blijkt dat zij geen draagkracht heeft om bij te
dragen in de kosten voor de verzorging en opvoeding van haar kinderen. Haar inkomen bedraagt op dit moment slechts $ 405,- per maand, en daarvan dienen de vaste lasten nog betaald te worden. Haar netto besteedbaar inkomen is dan nihil, waardoor zij niet in staat kan worden geacht bij te dragen in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De behoefte van de kinderen dient volledig voor rekening te komen van [verweerder]. De Voogdijraad heeft aangegeven dat [verweerder] sinds maart 2017 op de hoogte was van het verzoekschrift. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat [verweerder] vanaf 1 april 2017, de maand volgend op de maand waarin hij bekend raakte met het verzoek van [verzoekster], dient bij te dragen in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
13. Per augustus 2017 zal de financiële situatie van [verzoekster] veranderen. Haar inkomen zal
stijgen naar $ 900,- per maand. Na aftrek van de vaste lasten, waaronder een tot $ 300,- verhoogde maandelijkse huur, zal er echter nog steeds een laag bedrag overblijven. [verzoekster] kan dan ook niet in staat worden geacht bij te dragen in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, zodat deze kosten ook na augustus 2017 voor rekening van [verweerder] dienen te komen.

Beslissing

Het Gerecht:
Veroordeelt [verweerder]
met ingang van 1 april 2017tot betaling van
$ 175,- per kind per maandte voldoen aan de Belastingdienst CN als bijdrage in de kosten voor de verzorging en opvoeding van de drie minderjarige kinderen [minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], [minderjarig kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarig kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven op Bonaire door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Ge-recht, en uitgesproken op 23 augustus 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.