ECLI:NL:OGEABES:2017:36

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
EJ 54 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidszaak over doorbetaling van loon en administratieve fout bij werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, heeft verzoeker, een keukenmedewerker, een vordering ingesteld tegen zijn werkgever, Plaza Resort Bonaire B.V., met als doel doorbetaling van zijn loon. De arbeidsovereenkomst van verzoeker was oorspronkelijk aangegaan voor een bepaalde tijd, maar na een aantal verlengingen en een administratieve fout van de werkgever, ontstond er onduidelijkheid over de status van de arbeidsovereenkomst. Verzoeker heeft na de laatste einddatum van zijn contract op 8 maart 2017 zijn werkzaamheden voortgezet, wat volgens hem leidde tot een stilzwijgende verlenging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever, Plaza, erkende de administratieve fout, maar stelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat verzoeker recht had op doorbetaling van zijn loon vanaf 9 maart 2017. Daarnaast werd Plaza veroordeeld tot betaling van vertragingsrente en de proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
Registratienummer : EJ 54 van 2017
Datum uitspraak : 3 juli 2017

BESCHIKKING (artikelen 7A:1615e jo. 7A:1615f jo. 7A:1615fa BW BES )

in de zaak van

[verzoeker],

wonend te Bonaire,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
en

de besloten vennootschap Plaza Resort Bonaire B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
verweerster,
hierna: Plaza,
procederend bij na te noemen gemachtigden.

De procedure

1. Het Gerecht heeft kennis genomen van het verzoekschrift van [verzoeker], met producties,
ingekomen ter griffie op 8 mei 2017.
2. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgehad op 28 juni 2017. Bij deze
gelegenheid zijn [verzoeker] en zijn gemachtigde verschenen en namens Plaza [HR manager], HR manager, en [Food & Beverage Director], Food & Beverage Director.
3. De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- [ [verzoeker] is op 11 september 2015 in dienst getreden van Plaza in de functie van
Keukenmedewerker voor een brutoloon van $ 890,- per maand op basis van een werkweek van 40 uur. Deze arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de periode 11 september 2015 tot en met 10 maart 2016;
- Bij brief van 6 mei 2016 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van zes maanden.
Als einddatum van de arbeidsovereenkomst is in de brief de datum 9 september 2016 opgenomen. [verzoeker] heeft deze brief voor akkoord ondertekend;
- Bij brief van 16 november 2016, welke door [verzoeker] op 8 februari 2017 is ondertekend, is de
arbeidsovereenkomst met [verzoeker] verlengd voor de periode van zes maanden. Als einddatum van de arbeidsovereenkomst is in de brief 8 maart 2017 opgenomen;
  • [verzoeker] heeft na 8 maart 2017 de overeengekomen werkzaamheden voortgezet;
  • Op 10 maart 2017 heeft Plaza aan [verzoeker] medegedeeld dat zijn dienstbetrekking per die datum
van rechtswege is geëindigd, en is [verzoeker] van het werk weggestuurd;
- Bij brief van 15 april 2017 heeft [verzoeker] zich, via zijn gemachtigde, beschikbaar gesteld voor
werk.

Het verzoek

5. De vordering van [verzoeker], als geïnterpreteerd in het licht van zijn stellingen, is dat hij
primair doorbetaling van loon vordert, met veroordeling van Plaza in de kosten van dit geding.
6. [ [verzoeker] stelt dat nu hij na 8 maart 2017 heeft doorgewerkt zijn arbeidsovereenkomst
stilzwijgend is verlengd met een periode van zes maanden conform artikel 7A:1615f BW BES. Deze stilzwijgende verlenging van de overeenkomst betreft echter de vierde overeenkomst voor bepaalde tijd waardoor deze laatste overeenkomst van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op grond van artikel 7A:1615fa BW BES.

Het verweer

7. Het verweer van Plaza komt-kort gezegd- op het volgende neer. Plaza heeft bij de verlengingen
van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] een administratieve fout gemaakt door de verlenging een dag voor het aflopen van de vorige arbeidsovereenkomst in te laten gaan. Bij de eerste verlenging ging het al mis. De laatste arbeidsovereenkomst van [verzoeker] had moeten eindigen op 10 maart 2017 en niet op 8 maart 2017 zoals in de overeenkomst is opgenomen.

De beoordeling

8. Het Gerecht oordeelt als volgt. [verzoeker] is op 11 september 2015 voor de duur van een jaar in
dienst getreden van Plaza. Plaza heeft de overeenkomst met [verzoeker] twee keer voor bepaalde tijd verlengd. De laatste verlenging was aangegaan per 9 september 2016 en zou eindigen op 8 maart 2017. Plaza heeft bij de verlengingen van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] naar eigen zeggen een (administratieve) fout gemaakt. Partijen zijn het erover eens dat [verzoeker] tot en met 10 maart 2017 heeft doorgewerkt. Ter zitting heeft Plaza erkend dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] hierdoor op 10 maart 2017 niet rechtsgeldig is geëindigd, en dat zij zich erop bezint de arbeidsverhouding op enige manier te doen beëindigen. Dat laatste is in deze procedure echter niet aan de orde.
9. Doordat [verzoeker] na 8 maart 2017 heeft doorgewerkt is zijn arbeidsovereenkomst op grond
van artikel 7A:1615f BW BES stilzwijgend verlengd. Deze verlenging betreft de vierde arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Plaza, waardoor op grond van artikel 7A:1615fa BW BES deze laatste arbeidsovereenkomst dient te worden beschouwd als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Deze is niet rechtsgeldig geëindigd, zodat [verzoeker] nog in dienst is van Plaza. Plaza dient hem zijn loon, inclusief emolumenten, vanaf 9 maart 2017 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt door te betalen. De primaire vordering van [verzoeker] zal derhalve worden toegewezen. Nu de primaire vordering zal worden toegewezen hoeft het Gerecht op het subsidiaire verzoek van [verzoeker] niet meer te beslissen.
10. [ [verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op de vertragingsrente, gebaseerd op artikel 7A:1614q BW
BES. Deze is toewijsbaar, echter tegen een in verband met de omstandigheden van het geval gematigd percentage van 10.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Plaza in de kosten van dit geding worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht $ 28,-
- salaris gemachtigde (1 punt ad $ 279,-) $
279,-
Totaal $ 307,-

Beslissing

Het Gerecht:
Veroordeelt Plaza tot doorbetaling van het loon, inclusief emolumenten, van [verzoeker] vanaf 9 maart 2017 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindgd, verhoogd met vertragingsrente van 10% op grond van artikel 7A:1614q BW BES vanaf de reguliere maandelijkse betaaldag tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Plaza in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op $ 307,-.
Verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P.M. van den Dungen, rechter in voormeld Gerecht en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.