GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABAZITTINGSPLAATS BONAIRE
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte G],
geboren op [datum in het jaar] 1995 te Venezuela,
zonder vaste woon- of verblijfplaats op Bonaire,
thans alhier gedetineerd.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016,
24 februari 2017 en 15, 16 en 17 mei 2017. Bij alle zittingen is de verdachte met zijn raadsvrouw, mr. P.C. Janssen, advocaat in Curaçao, verschenen.
De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het gerecht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren. Zij heeft voorts ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen beslissingen gevorderd, variërend van onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring tot teruggave aan de rechthebbenden. Haar vordering behelst ten slotte dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] volledig zullen worden toegewezen (respectievelijk bedragen van USD 1.334,72 zonder wettelijke rente, USD 3.018,-- met wettelijke rente, USD 4.028,90 met wettelijke rente en USD 2.704,02 met wettelijke rente), dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] zal worden toegewezen tot een bedrag van USD 3.463,30 (zonder wettelijke rente), dat zij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat aan de verdachte ten aanzien van elke toegewezen vordering een schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het gerecht de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit en partieel van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd. Voor wat betreft het overige heeft zij laten weten zich aan het oordeel van het gerecht te conformeren.
Aan de verdachte is – na een toegewezen vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Feit 1 Doodslag [slachtoffer 1]hij op of omstreeks 17 augustus 2016 te Bonaire tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] (politieagent KPCN) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meerdere van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een of meerdere kogels op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] afgevuurd, welke kogels voornoemde [slachtoffer 1] in het hoofd en/of de rug hebben geraakt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging gepleegd (artikel 325 Wetboek van Strafrecht BES) en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
(artikel 301 Wetboek van Strafrecht BES)
Feit 2 Diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbendhij op of omstreeks 17 augustus 2016 te Bonaire tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- diverse sieraden (waaronder onder meer een goudkleurig horloge met de letters MK op de wijzerplaat, 9 ringen, 2 neuspiercings, twee gouden halskettingen, een hanger, twee armbanden)
- een of meerdere geldbedragen (waaronder onder meer bedragen van 500 euro, 20 euro, 900 dollar, 375 dollar);
- diverse mobiele telefoons (waaronder onder meer een Samsung S6 blauw, een Samsung, een of meer Nokia (‘s), een Samsung Galaxy A3, zwart van kleur, een witte I phone 5 C, Samsung G388 Galaxy X cover);
- autosleutels;
- diverse bankpassen en/of andere passen (waaronder een rabobankpas op naam van [benadeelde partij 3] en twee rabobankpassen op naam van [benadeelde partij 4]);
- diverse rijbewijzen (op naam van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]);
- een I-pad en/of tablet merk Samsung en/of een fototoestel;
- diverse portemonnees;
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [vader benadeelde partij 3] en/of [moeder benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen te weten [vader benadeelde partij 3] en/of [moeder benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] e/v Van Dijk en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 5] en/of [slachtoffer 1] (politieagent KPCN), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heeter daad aan zich zelven of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin heeft/hebben bestaan, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [vader benadeelde partij 3] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of vervolgens op [vader benadeelde partij 3] is/zijn gaan zitten en/of zijn hand tegen de mond van voornoemde [vader benadeelde partij 3] heeft gelegd en/of op dreigende toon tegen voornoemde [vader benadeelde partij 3] heeft/hebben gezegd: “Dinero, dinero” (vertaling uit het Spaans: “Geld, geld”), althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of zich heeft voorzien van een keukenmes;
-al dan niet voorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen tegen het hoofd van voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft/hebben gezet en/of dreigend een vuurwapen aan voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft/hebben getoond, en/of voornoemde [moeder benadeelde partij 3] (meermalen) heeft/hebben geduwd en/of op bed gegooid en/of vastgepakt (waardoor zij twee hematomen opliep) en/of de oorbel van die [moeder benadeelde partij 3] uit haar oor getrokken en/of de ketting van haar hals gerukt en/of op dreigende toon tegen voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft/hebben gezegd: “Denk aan uw familie” en/of “Geld” en/of “Ik wil meer geld zien”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
- al dan niet voorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen, op voornoemde [benadeelde partij 3] heeft/hebben gericht, en/of dreigend een vuurwapen aan voornoemde [benadeelde partij 3] heeft/hebben getoond en/of voornoemde [benadeelde partij 3] (meermalen) heeft/hebben geduwd en/of naar de grond gebracht en/of bevolen op de grond te gaan liggen en/of voornoemde [benadeelde partij 3] heeft/hebben vastgebonden;
- al dan niet voorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 4] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) dit vuurwapen heeft/hebben doorgeladen, en/of dreigend een vuurwapen aan voornoemde [benadeelde partij 4] heeft/hebben getoond en/of voornoemde [benadeelde partij 4] heeft/hebben vastgebonden;
- al dan niet voorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen in de richting en/of het zicht van [benadeelde partij 2] heeft/hebben gehouden, en/of dreigend een vuurwapen heeft/hebben getoond en/of op dreigende toon heeft/hebben gezegd “Cash Cash” of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of voornoemde [benadeelde partij 2] heeft/hebben vastgebonden;
- dreigend een vuurwapen, tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde partij 5] heeft/hebben gezet en/of dreigend een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 5] heeft/hebben gericht en/of op dreigende toon tegen voornoemde [benadeelde partij 5] heeft/hebben gezegd (in het Spaans): “Blijf stil staan, blijf stil staan. Zoek het goud. Zoek het geld”, en/of haar hebben betast en/of gefouilleerd;
- ( tweemaal) dreigend een vuurwapen op [slachtoffer 1] te hebben gericht en/of met een vuurwapen meerdere kogels heeft/hebben afgevuurd op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1], welke kogels voornoemde [slachtoffer 1] in het hoofd en/of de rug hebben geraakt,
terwijl dat feit de dood van voornoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
(artikel 325 Wetboek van Strafrecht BES)
Feit 3 Voorbereidingshandelingenhij op of omstreeks de periode van 3 augustus 2016 tot en met 30 augustus 2016 te Venezuela en/of Bonaire tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van (een) met/door anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld en/of een afpersing in vereniging en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving, te plegen tegen een of meer leden van de familie [slachtoffer 2], althans de bewoners van [adres 2] te Bonaire,
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad, te weten;
- een schip en een schipper om verdachte en/of zijn mededaders van Venezuela naar Bonaire te vervoeren;
- een telefoon om contact te onderhouden met een ambtenaar van de kustwacht over vlieg- en vaartijden van de kustwacht;
- GPS coördinaten om verdachte en/of zijn mededaders naar Bonaire te begeleiden;
- een portofoon (merk Uniden) om verdachte en/of zijn mededaders naar Bonaire te begeleiden en/of contact te onderhouden tijdens de voorverkenning van de woning aan [adres 2] te Bonaire en/of contact te onderhouden tijdens de daarna te plegen strafbare feiten;
- vijf vuurwapens (te weten een revolver van het merk Ruger Speed-six Cavim Venezuela, een pistool van het merk Glock, twee pistolen van het merk Beretta, een vuurwapen van het merk Browning FN Hi-power);
- een digitale foto van het te overvallen perceel en digitale informatie over de bewoners, de wijze waarop het feit moest worden gepleegd en de te verwachten buit via whatsapp;
- een voertuig, te weten een witte bus (van het merk Toyota Hiace met het kenteken [nummer]);
- een appartement aan [adres 3] te Bonaire om voor en na de strafbare feiten in te verblijven/te schuilen.
(Art. 48a jo 325, 330, 295, jo 295ao Wetboek van Strafrecht BES)
Feit 4 Vuurwapenshij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 augustus 2016 tot en met 22 september 2016 op Bonaire en/of in Venezuela tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, voorhanden heeft gehad:
- een revolver met de opschriften Ruger Speed-six Cavim Venezuela gevuld met 6 scherpe patronen;
- een pistool (met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een (semi-) automatisch werkend pistool) van het merk Glock, model 17 (Austria 19x19), kaliber 9mm Parabellum;
- (al dan niet in combinatie met) een patroonmagazijn (met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een patroonmagazijn) van het merk Glock,kaliber 9mm Parabellum, geheel gevuld met patronen, althans 9 patronen;
- een pistool (door de politie aangeduid met het SINnummer AAGX1051NL, met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een pistool) van het merk Beretta, kaliber 9mm Parabellum, met daarin een houder gevuld met 17 patronen;
- een pistool (door de politie aangeduid met het SINnummer AAGX1058NL, met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een pistool) van het merk Beretta, kaliber 9mm parabellum , met daarin een houder gevuld met 18 althans 17 patronen (waarvan bij aantreffen 16 in de kamer en 1 in de houder);
- een vuurwapen van het merk Browning FN Hi-power (zwart met metaal en/of chroomkleurig);
- (al dan niet in combinatie met) een patroonmagazijn passend bij dat van een pistool van het merk FN model Hi-power of daarvan afgeleid, kaliber 9 mm parabellum, gevuld met 13 patronen, althans 10 patronen;
zijnde een vuurwapen (en/of onderdelen daarvan) en/of munitie in de zin van de Vuurwapenwet BES;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenwet BES)
Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende overtuigend kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot de in de tenlastelegging omschreven misdrijven.
Het gerecht overweegt als volgt.
Met de raadsvrouw is het gerecht van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat ten aanzien van de voorbereidingsmiddelen genoemd achter het eerste, tweede en vierde gedachtestreepje (respectievelijk schip/schipper, telefoon en portofoon) bestemd waren tot het begaan van het beoogde misdrijf. Ten aanzien van de informatie zoals genoemd achter het derde en zesde gedachtestreepje (respectievelijk GPS-coördinaten en digitale foto/digitale informatie) geldt dat zulke informatie niet valt onder de limitatieve vermelding van de voorbereidingsmiddelen in artikel 48a lid 1 Wetboek van Strafrecht BES.
De verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het gerecht stelt op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten bij dit arrest wordt verwezen, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het gerecht grondt haar overtuiging dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de voorbereiding van de overval op de familie [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende overtuigend kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot de in de tenlastelegging omschreven misdrijven. Verder schiet het bewijs volgens de raadsvrouw tekort om te kunnen vaststellen dat in het geval van de verdachte sprake is geweest van medeplegen, nu hij de woning van de familie [slachtoffer 2] niet heeft (voor)verkend en niet op hoogte was van de details van de mogelijke overval.
Het gerecht overweegt als volgt.
Met de raadsvrouw is het gerecht van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat alle omschreven voorbereidingsmiddelen bestemd waren tot het begaan van het beoogde misdrijf. Dit zal, zoals eerder overwogen, resulteren in een partiële vrijspraak. Met betrekking tot de vijf vuurwapens, de gehuurde bus en het gehuurde appartement kan naar het oordeel van het gerecht op grond van de bewijsmiddelen wel worden vastgesteld dat deze zouden worden gebruikt bij de geplande overval op de familie [slachtoffer 2].
Het gerecht is voorts van oordeel dat toereikend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat de verdachte nauw en bewust met zijn medeverdachten heeft samengewerkt aan de voorbereiding op deze overval.
Het gerecht acht daarbij van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte samen met anderen naar Bonaire is gekomen met als hoofddoel het plegen van een overval met gebruikmaking van vuurwapens. Dat de verdachte lijfelijk niet aanwezig is geweest bij de voorverkenning, staat in dit geval niet in de weg aan medeplegen. Zijn lijfelijke afwezigheid was namelijk een onderdeel van het plan: de reden dat de verdachte samen met medeverdachte [D] thuis bleef, was omdat het te veel zou opvallen als een grote groep mensen op straat zou lopen.
Het gerecht verwerpt het verweer.
Met betrekking tot de overval op de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] en het daaropvolgende schietincident
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld, namelijk voor wat betreft het op die diefstal gevolgde geweld. Daartoe heeft zij aangevoerd dat dit geweld niet is uitgeoefend in relatie tot de diefstal. De reden waarom de verdachte heeft geschoten op agent [slachtoffer 1] was uit angst dat deze agent zijn neef [F] zou doodschieten. De diefstal in de woning en het schietincident zijn dus twee afzonderlijke voorvallen geweest, aldus de raadsvrouw.
Het gerecht overweegt als volgt.
Het gerecht acht bewezen dat de dodelijke schoten die de verdachte kort na de overval heeft gelost op agent [slachtoffer 1] in een directe relatie hebben gestaan tot de vlucht. Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij heeft geschoten omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat agent [slachtoffer 1] op zijn neef, [F], zou schieten, maar hij heeft ook een tweede reden gegeven: hij moest zelf agent [slachtoffer 1] nog passeren en vreesde dat hij al doende door agent [slachtoffer 1] in de rug zou worden geschoten. Daarmee omvatte het oogmerk van de verdachte ook het mogelijk maken van de vlucht of het verzekeren van het bezit van het gestolene. Dit oogmerk is immers aanwezig als het handelen van een verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich bracht dat aan zichzelf en/of zijn mededaders de vlucht werd mogelijk gemaakt of het bezit van het gestolene werd verzekerd.
Medeplegen diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend
Ter terechtzitting ontstond een juridische twist over de stelling van de officier van justitie dat het opzet van de medeverdachten zich niet tot het door de verdachte uitgeoefende dodelijke geweld (het schieten) hoefde uit te strekken. Die stelling is onjuist. Ten laste is gelegd – kort gezegd – diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend. De in dit verband van belang zijnde bestanddelen van de toepasselijke delictsomschrijving zijn het bestanddeel “gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen”, het bijbehorende bestanddeel “oogmerk om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren” en het bestanddeel dat “het feit den dood ten gevolge heeft”.
Anders dan de officier van justitie meent, is alleen het laatste bestanddeel geobjectiveerd. Niet bewezen hoeft dus te worden dat het opzet van de medeverdachten ook op de dood van agent [slachtoffer 1] was gericht. Bij dat bestanddeel gaat het slechts over de vraag of causaal verband bestaat tussen het geweld en de dood. Niet is betwist en overigens buiten twijfel staat dat twee van de schoten die de verdachte kort na de overval heeft gelost tot de dood van agent [slachtoffer 1] hebben geleid.
Het opzet van de medeverdachten moet wel, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht zijn geweest op dit door de verdachte uitgeoefende geweld. In dit verband overweegt het gerecht als volgt. Het meebrengen en ter afschrikking tonen van geladen vuurwapens vormde een wezenlijk onderdeel van de gezamenlijk beraamde overvalplannen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben, conform die plannen, de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] overvallen. De feitelijke delictshandeling – het schieten – maakte geen deel uit van dit gezamenlijke plan. Voorafgaand aan de overval is juist afgesproken om niet te schieten. Het gerecht acht aannemelijk dat die afspraak zich ook uitstrekte tot de situatie van een vlucht na betrapping op heterdaad door gewapende agenten. Dit leidt het gerecht af uit de omstandigheid dat geen van de andere vijf Venezolanen tijdens de vlucht op de politie heeft geschoten. De neef van de verdachte, medeverdachte [F], heeft tijdens de vlucht zelfs oog in oog gestaan met agent [slachtoffer 1] en toen tot tweemaal toe zijn wapen op hem gericht, maar de trekker telkens niet overgehaald.
Vastgesteld wordt dan ook dat de verdachte door te schieten op agent [slachtoffer 1] is afgeweken van het gezamenlijke plan. De vraag is of dit handelen desondanks aan de medeverdachten kan worden toegerekend op grond van het bij hen aanwezige opzet. Het gerecht is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Van belang is dat de afwijking van het plan is veroorzaakt doordat de politie snel ter plaatse was (dit was het gevolg van een toevalligheid: de verzorgster van de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] had na de start van de overval haar telefoon opgeborgen en de lijn open laten staan, zodat haar vriendin delen van de overval heeft kunnen meekrijgen en de politie heeft kunnen waarschuwen). Een betrapping op heterdaad door de politie ligt evident als risico besloten in het plan van een overval. Uit de bewijsmiddelen kan voorts worden afgeleid dat de medeverdachten wisten dat de verdachte tijdens de overval in het bezit was van een geladen automatisch vuurwapen en dat de Venezolaanse medeverdachten ook wisten dat betrapping door politieagenten een vrees met zich kan brengen, omdat agenten in Venezuela kennelijk niet aarzelen te schieten op verdachten van een overval. De medeverdachten wisten ook dan wel hadden moeten vermoeden dat de verdachte een jongvolwassene betrof (op het moment van de overval was de verdachte 20 jaar oud). Algemeen bekend is dat jongvolwassenen eerder geneigd zijn tot impulsief gedrag. Het was voor de medeverdachten dan ook te voorzien dat de verdachte bij betrapping op heterdaad door gewapende politieagenten, in de stress van het moment, zou doorschieten in de toepassing van het geweld en schoten zou afvuren, maar desondanks hebben de medeverdachten ervoor gekozen om de overval uit te (doen) voeren. Gelet op dit een en ander moet naar het oordeel van het gerecht worden geconcludeerd dat de medeverdachten bewust de aanmerkelijke kans op het schietincident hebben aanvaard. Aldus behoorde het schieten door de verdachte tot de risicosfeer van het gezamenlijke plan en kan dat schieten worden aangemerkt als een handeling die in bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten is begaan.
Medeplegen gekwalificeerde doodslag
Zoals eerder overwogen acht het gerecht bewezen dat de dodelijke schoten die de verdachte kort na de overval heeft gelost op agent [slachtoffer 1] in een directe relatie hebben gestaan tot de daaraan voorafgegane diefstal. Het verweer dat de verdachte niet het voor gekwalificeerde doodslag vereiste oogmerk heeft gehad, mist dus feitelijke grondslag.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt het gerecht vast dat de verdachte op een afstand van ongeveer een paar meter met een automatisch vuurwapen op agent [slachtoffer 1] heeft geschoten. Door op zo’n korte afstand met een dergelijk wapen gericht op deze agent te schieten, heeft de verdachte – zoals door de verdediging ook niet is bestreden – bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat agent [slachtoffer 1] als gevolg van de afgevuurde schoten zou komen te overlijden. Aldus heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de dood van deze politieman.
De officier van justitie heeft in de zaken van de medeverdachten geen gekwalificeerde doodslag ten laste gelegd om, zo verduidelijkte zij op de in februari van dit jaar gehouden regiezitting, “onnodig juridisch getouwtrek over de reikwijdte van het begrip medeplegen” te voorkomen. Het gerecht heeft echter geconstateerd dat dit medeplegen wel in de zaak van de verdachte is ten laste gelegd. Het gerecht heeft zich daarover dan ook moeten buigen en dat resulteert in de volgende overwegingen.
De verdachte heeft kort na de overval op agent [slachtoffer 1] geschoten, om voor hemzelf en/of zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Het geweld stond daarmee in directe relatie tot de overval. Het schieten door de verdachte kan voorts worden aangemerkt als een handeling die in bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten is begaan. Het gerecht verwijst in dit verband naar haar overwegingen omtrent de bewezenverklaring van de diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend.
Door met een automatisch vuurwapen van korte afstand gericht op een persoon te schieten, wordt de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat die persoon komt te overlijden. De wetenschap van die kans mag bij de medeverdachten worden verondersteld. De medeverdachten hebben, zoals eerder is overwogen, door de overval uit te (doen) voeren, die aanmerkelijk kans aanvaard. Het opzet van de medeverdachten was dan ook in voorwaardelijke zin gericht op de dood van agent [slachtoffer 1].
De slotsom van dit alles is dat ook ten aanzien van de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag sprake is van medeplegen.
Het verweer wordt mitsdien in al zijn onderdelen verworpen.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks17 augustus 2016 te Bonaire tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] (politieagent KPCN) van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenhij,verdachte
,en/of (een of meerdere van) zijn mededader(s)met dat opzet met een vuurwapen
een of meerderekogels op en
/ofin de richting van voornoemde [slachtoffer 1] afgevuurd, welke kogels voornoemde [slachtoffer 1] in het hoofd en
/ofde rug hebben geraakt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd
gevolgd, vergezeld en/ofvoorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging gepleegd (artikel 325 Wetboek van Strafrecht BES) en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
(artikel 301 Wetboek van Strafrecht BES)
2.
hij op
of omstreeks17 augustus 2016 te Bonaire tezamen en in vereniging met
een anderof anderen,
althans alleen, in
/uiteen woning gelegen aan [adres 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- diverse sieraden (waaronder
onder meereen
goudkleurighorloge met de letters MK op de wijzerplaat, 9 ringen, 2 neuspiercings, twee gouden halskettingen, een hanger, twee armbanden)
;
-
een ofmeerdere geldbedragen (waaronder
onder meerbedragen van 500 euro, 20 euro, 900 dollar, 375 dollar);
- diverse mobiele telefoons (
waaronder onder meereen
blauweSamsung S6, een
andereSamsung,
een of meerNokia
(‘s
), een Samsung Galaxy A3, zwart van kleur, een witte
iPhone 5c, Samsung
SM-G388
FGalaxy
Xcover 3);
- diverse bankpassen (
waarondereen
Rabobankpasop naam van [benadeelde partij 3] en twee
Rabobankpassenop naam van [benadeelde partij 4])
en/ofandere passen;
-
diverserijbewijzen (op naam van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]);
- een
iPaden
/oftablet
van hetmerk Samsung en
/ofeen fototoestel;
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [vader benadeelde partij 3] en/of [moeder benadeelde partij 3]
en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 2]
en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem,verdachte
,en/of zijn mededader
(s
),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd
vangeweld en/of bedreiging met geweld tegen personen te weten [vader benadeelde partij 3] en/of [moeder benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 5] en/of [slachtoffer 1] (politieagent KPCN), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heeter daad aan zich zelven of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelkebedreiging met geweld hierin
heeft/hebben bestaan, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [vader benadeelde partij 3] tegen de grond heeft
/hebbengewerkt en
/ofvervolgens op [vader benadeelde partij 3] is
/zijngaan zitten en
/ofzijn hand tegen de mond van voornoemde [vader benadeelde partij 3] heeft gelegd en
/ofop dreigende toon tegen voornoemde [vader benadeelde partij 3] heeft
/hebbengezegd: “Dinero, dinero” (vertaling uit het Spaans: “Geld, geld”)
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,en
/ofzich heeft voorzien van een keukenmes;
-
al dan nietvoorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen tegen het hoofd van voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft
/hebbengezet en
/ofdreigend een vuurwapen aan voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft
/hebbengetoond en/of voornoemde [moeder benadeelde partij 3]
(meermalen
)heeft
/hebbengeduwd en
/ofop bed gegooid en
/ofvastgepakt
(waardoor zij twee hematomen opliep) en/of de oorbel van die [moeder benadeelde partij 3] uit haar oor getrokkenen
/ofde ketting van haar hals gerukt en
/ofop dreigende toon tegen voornoemde [moeder benadeelde partij 3] heeft
/hebbengezegd: “Denk aan uw familie” en
/of“Geld” en
/of“Ik wil meer geld zien”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
-
al dan nietvoorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen, op
voornoemde [benadeelde partij 3]
heeft/hebben gericht, en
/ofdreigend een vuurwapen
aan voornoemde [benadeelde partij 3]
heeft/hebben getoond en
/ofvoornoemde [benadeelde partij 3]
(meermalen) heeft/hebben geduwd en
/ofnaar de grond gebracht
en/of bevolen op de grond te gaan liggenen
/ofvoornoemde [benadeelde partij 3]
heeft/hebben vastgebonden;
-
al dan nietvoorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen op
voornoemde [benadeelde partij 4] heeft
/hebbengericht en
/of (daarbij
)dit vuurwapen heeft
/hebbendoorgeladen
,en
/ofdreigend een vuurwapen aan voornoemde [benadeelde partij 4] heeft
/hebbengetoond en
/ofvoornoemde [benadeelde partij 4] heeft
/hebbenvastgebonden;
-
al dan nietvoorzien van gezichtsbedekkende kleding dreigend een vuurwapen in de richting en
/ofhet zicht van [benadeelde partij 2] heeft
/hebbengehouden
,en
/ofdreigend een vuurwapen heeft
/hebbengetoond en
/ofop dreigende toon heeft
/hebbengezegd “Cash Cash”
of woorden van soortgelijke aard of strekkingen
/ofvoornoemde [benadeelde partij 2] heeft
/hebbenvastgebonden;
- dreigend een vuurwapen
,tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde partij 5] heeft
/hebbengezet en
/ofdreigend een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 5] heeft
/hebbengericht en
/ofop dreigende toon tegen voornoemde [benadeelde partij 5] heeft
/hebbengezegd (in het Spaans): “Blijf stil staan, blijf stil staan. Zoek het goud. Zoek het geld”, en
/ofhaar
heeft/hebben betast en/ofgefouilleerd
;
- (
tweemaal) dreigend een vuurwapen op [slachtoffer 1] te hebben gericht en
/ofmet een vuurwapen meerdere kogels heeft
/hebbenafgevuurd op en
/ofin de richting van voornoemde [slachtoffer 1], welke kogels voornoemde [slachtoffer 1] in het hoofd en
/ofde rug hebben geraakt,
terwijl dat feit de dood van voornoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
(artikel 325 Wetboek van Strafrecht BES)
3.
hij
inop of omstreeksde periode van 3 augustus 2016 tot en met
1730augustus 2016 te Venezuela en/of Bonaire tezamen en in vereniging met
een ander ofander
(en
), althans alleen,
ter voorbereiding van (een) met/door anderen
of een anderte plegen misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten een diefstal in vereniging voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
(artikel 325 van het Wetboek van Strafrecht BES)en/of een afpersing in vereniging
(artikel 330 van het Wetboek van Strafrecht BES)en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving,te plegen tegen een of meer leden van de familie [slachtoffer 2],
althansde bewoners van [adres 2] te Bonaire,
opzettelijk voorwerpen,
stoffen, informatiedragers,
eenruimte
nen eenofvervoermiddel
enbestemd tot het begaan van dat misdrijf
/die misdrijvenheeft verworven,
vervaardigd,en/ofingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd ofen/ofvoorhanden heeft gehad, te weten;
-een schip en een schipper om verdachte en/of zijn mededaders van Venezuela naar Bonaire te vervoeren;
-een telefoon om contact te onderhouden met een ambtenaar van de kustwacht over vlieg- en vaartijden van de kustwacht;
-GPS coordinaten om verdachte en/of zijn mededaders naar Bonaire te begeleiden;
-een portofoon (merk Uniden) om verdachte en/of zijn mededaders naar Bonaire te begeleiden en/of contact te onderhouden tijdens de voorverkenning van de woning aan [adres 2] te Bonaire en/of contact te onderhouden tijdens de daarna te plegen strafbare feiten;
- vijf vuurwapens (te weten een revolver van het merk Ruger Speed-six Cavim Venezuela, een pistool van het merk Glock, twee pistolen van het merk Beretta, een vuurwapen van het merk Browning FN Hi-power);
-een digitale foto van het te overvallen perceel en digitale informatie over de bewoners, de wijze waarop het feit moest worden gepleegd en de te verwachten buit via whatsapp;
- een voertuig, te weten een witte bus (van het merk Toyota Hiace met het kenteken [nummer]);
- een appartement aan [adres 3] te Bonaire om voor en na
hetdestrafbare feit
enin te verblijven/te schuilen.
(Art. 48a jo 325, 330, 295, jo 295ao Wetboek van Strafrecht BES)
4.hij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeksde periode van 3 augustus 2016 tot en met 17 augustus2016 op Bonaire en/of in Venezuela tezamen en in vereniging met een ander ofanderen althans alleen, voorhanden heeft gehad:
- een revolver met de opschriften Ruger Speed-
Six Cavim Venezuela
,gevuld met 6 scherpe patronen;
- een pistool (met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een (semi-) automatisch werkend pistool) van het merk Glock, model 17 (Austria 19x19), kaliber 9mm Parabellum;
-
(al dan niet in combinatie met)een patroonmagazijn (met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een patroonmagazijn) van het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum, geheel gevuld met patronen,
en na 16 augustus 2016 (nog) gevuld met9 patronen;
- een pistool (door de politie aangeduid met het SIN
nummerAAGX1051NL, met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een pistool) van het merk Beretta, kaliber 9mm parabellum, met daarin een houder gevuld met 17 patronen;
- een pistool (door de politie aangeduid met het
SINnummerAAGX1058NL, met de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een pistool) van het merk Beretta, kaliber 9mm parabellum, met daarin een houder gevuld met
18 althans1
6patronen (
waarvanenbij aantreffen 1 in de kamer
en 1 in de houder);
- een vuurwapen van het merk Browning FN Hi-power (zwart met metaal en/of chroomkleurig);
-
(al dan niet in combinatie met)een patroonmagazijn passend bij dat van een pistool van het merk FN model Hi-power of daarvan afgeleid, kaliber 9 mm parabellum, gevuld met
1113 patronen, althans 10patronen;
zijnde
vuurwapens (en/of onderdelen daarvan) en
/ofmunitie in de zin van de Vuurwapenwet BES.
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenwet BES)
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd
(cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in zijn verdediging.
Kwalificatie en strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten
Het gerecht heeft zich, gezien het verhandelde ter terechtzitting, voor de vraag gesteld of er sprake is van een vrijwillige terugtred ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde voorbereiding.
Het gerecht stelt in dat verband vast dat de overval op de familie [slachtoffer 2] niet was afgesteld, maar was uitgesteld. Het gerecht acht niet geloofwaardig dat medeverdachte [A] niet de bedoeling heeft gehad om de overval te plegen en dat hij slechts tijd wilde rekken, zoals hij heeft verklaard. Het gerecht acht evenmin geloofwaardig dat de verdachte en/of zijn Venezolaanse medeverdachten al voor de overval op de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] hadden besloten dat de overval niet meer zou plaatsvinden, zoals voor het eerst ter terechtzitting is verklaard. Het gerecht gaat uit van de juistheid van de verklaringen die de Venezolanen ten overstaan van de politie hebben afgelegd. Zo heeft medeverdachte [F] het volgende verklaard:
“De Boneriaan (het gerecht: medeverdachte [A]) wilde ook een gunstige dag prikken voor het uitvoeren van de overval. Hij wilde het een en ander regelen voordat we binnen gingen. Op dat moment hadden we geen geld en de Boneriaan kwam met het idee om een andere overval te gaan plegen om wat geld buit te maken. Dit alles in afwachting van de grote overval (het gerecht: de overval op de familie [slachtoffer 2]).”
Deze verklaring vindt onder meer steun in verklaringen die medeverdachten [B] en [D] hebben afgelegd.
Dit een en ander laat evenwel onverlet dat de verdachte en de medeverdachten na de overval op de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] wel zijn teruggetreden. Zij hebben zich toen immers van hun vuurwapens ontdaan, waarmee zij hebben laten blijken dat hun intentie is veranderd. Dit kan hen evenwel niet ontlasten. Het gerecht acht namelijk niet aannemelijk geworden dat de terugtred het gevolg was van omstandigheden van de wil van de verdachten afhankelijk. In de kleine gemeenschap van Bonaire waren de gemoederen hoog opgelopen; met man en macht werd naar de daders gezocht. Tegen die achtergrond moet het ervoor worden gehouden dat de terugtred niet onafhankelijk was van externe, van buiten komende, omstandigheden. Van een vrijwillige terugtred van de verdachte was dan ook geen sprake.
Het onder 1 bewezen verklaarde feit is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 301 juncto 49, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht BES. Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 325, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder 1°, juncto artikel 324, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht.
Het gerecht oordeelt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn begaan.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
De eendaadse samenloop van
medeplegen van doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
en
medeplegen van diefstal voorafgaande, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om dien diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit den dood ten gevolge heeft.
Het onder 3 bewezen verklaarde feit is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 48a, eerste lid, juncto artikelen 49, 324, aanhef en onder 4°, 325, eerste lid en 330, eerste lid en derde lid van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgaande, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om dien diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en/of
medeplegen van voorbereiding van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde feit is telkens voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES – juncto artikel 49, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht BES, en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een bij de Vuurwapenwet BES gesteld verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze bewezen verklaarde feiten uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Ook wordt gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met vijf landgenoten, te weten de medeverdachten [B], [D], [C], en zijn twee neven [F] en [E], in de maand augustus 2016 op illegale wijze Bonaire ingereisd door in de nachtelijke uren met een kleine, snelle boot vanuit Venezuela te arriveren in een verlaten baai, met medeneming van vijf vuurwapens. Deze reis had een crimineel doel: ze waren van plan om hier op Bonaire een of meer roofovervallen te plegen met behulp van de meegebrachte vuurwapens en daarna ook (een aantal van) die wapens te verkopen. De Bonairiaanse medeverdachte [A] was volledig op de hoogte van al deze plannen. Sterker nog, hij heeft dit alles gearrangeerd. [A] is de initiatiefnemer en grote organisator van de overvalplannen geweest. Begin augustus 2016 is hij via via in contact gekomen met [B]. [A] heeft hem verteld over zijn misdadige voornemen en [B] was meteen enthousiast. [B] is vervolgens betrokken geweest bij de verdere uitwerking van de plannen. Hij heeft intensief met [A] meegedacht over de wijze waarop zo’n overval zou moeten worden gepleegd en over de verdeling van de buit, hij heeft personen ingeschakeld, onder wie de verdachte, die net als hij bereid waren om naar Bonaire te komen voor de feitelijke uitvoering daarvan en hij heeft erop toegezien dat zij waren voorzien van de benodigde vuurwapens.
Na de aankomst van de verdachte en zijn vijf Venezolaanse medeverdachten te Bonaire in de vroege ochtenduren van dinsdag 16 augustus 2016 heeft [A] hen allemaal opgehaald van het strand en daarna met een speciaal daarvoor gehuurde bus vervoerd naar een appartement in Belnem dat hij al eerder voor hen had gehuurd.
[A] heeft er vervolgens geen gras over laten groeien. Nog diezelfde middag heeft hij aan [B] en een andere medeverdachte een van de beoogde overvallocaties, de woning van de familie [slachtoffer 2], aangewezen en ’s avonds heeft hij [B] en drie andere medeverdachten daar afgezet om een voorverkenning uit te voeren. Bij die voorverkenning bleek dat een overval op die locatie naar verwachting lastiger zou zijn dan gedacht; [A] heeft toen besloten de overval uit te stellen om meer tijd te hebben voor de voorbereiding.
[A] heeft zich door deze tegenslag niet uit het veld laten slaan en kort daarna een alternatieve overvallocatie aangedragen: de woning van de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] aan de [adres 1].
De volgende avond heeft [A] de verdachte en de vijf Venezolaanse medeverdachten, bewapend met de meegebrachte vuurwapens, met de gehuurde bus opgehaald bij het appartement om hen vervolgens in de buurt van de woning van de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] af te zetten. De verdachte en de vijf Venezolaanse medeverdachten zijn met hun geladen vuurwapens deze woning ingegaan en hebben de aanwezige bewoners, onder wie een 12-jarige jongen die samen met zijn ouders vakantie vierde bij zijn grootouders, overvallen. Terwijl ze de aanwezige gezinsleden van de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] en hun inwonende verzorgster in bedwang hielden met de vuurwapens, hebben ze de woning doorzocht en verschillende goederen weggenomen.
Tegen de bewoners is relatief weinig geweld gebruikt, maar één van hen zag zich wel geconfronteerd met [C] die zijn vuurwapen op haar richtte en daarna doorlaadde terwijl haar minderjarige zoon uit vrees voor de hele situatie dicht tegen haar zat aangedrukt. Dat moment moet voor moeder en zoon buitengewoon angstig zijn geweest.
Dankzij adequaat optreden van de verzorgster – zij was aan het telefoneren toen de overval begon en heeft op dat moment haar telefoon opgeborgen maar de lijn open laten staan, zodat haar gesprekspartner kon horen wat er gaande was en de autoriteiten kon waarschuwen – was de politie snel ter plaatse.
Toen iedereen vervolgens op de vlucht sloeg, is de verdachte op agent [slachtoffer 1] gestuit. De verdachte heeft vervolgens zijn automatische pistool doorgeladen en daarmee van korte afstand gericht op deze agent geschoten. Agent [slachtoffer 1] heeft dit schietincident niet overleefd.
De overval op de bewoners van de woning [adres 1] en aansluitend het schieten op en het als gevolg daarvan komen te overlijden van een politieman, heeft grote maatschappelijke onrust veroorzaakt en ook binnen het politiekorps diepe indruk gemaakt. Nooit eerder is op Bonaire een politieman tijdens de uitoefening van zijn taak om het leven gekomen. In een recent vonnis heeft het Hof overwogen: “
de politie is essentieel voor het voortbestaan van een veilige samenleving. Zij kan haar werk echter onmogelijk doen als zij moet vrezen voor (potentieel) dodelijk geweld van degenen die de wet overtreden. Dergelijk geweld kan op geen enkele wijze worden getolereerd.”En zo is het.
Het overlijden van agent [slachtoffer 1], een man van 45 jaar oud die zich in de kracht van zijn leven bevond, betekent voorts een onaanvaardbare aantasting van het recht op leven en een groot persoonlijk drama voor zijn nabestaanden. Hen is onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Zij moeten een manier zien te vinden om verder leven zonder hun dierbare.
Gezien de hiervoor beschreven aard en ernst van de bewezen feiten en de vaststelling dat de verdachte door te schieten direct verantwoordelijk is voor de dood van agent [slachtoffer 1], is helder dat slechts een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft het gerecht nog het volgende in aanmerking genomen.
Als schutter staat de verdachte in het middelpunt van de zaken in het onderzoek DRUM. Dat is in zoverre terecht, dat hij degene is die de in deze situatie de fatale schoten heeft gelost. Dat is een afschuwelijke daad. Dat een groot deel van de collectieve verontwaardiging over de overval op de familie [benadeelde partijen 1, 2, 3 en 4, en vader en moeder benadeelde partij 3] en de daaropvolgende dood van agent [slachtoffer 1] tegen de verdachte is gericht, is dan ook volstrekt begrijpelijk. Niettemin kijkt het gerecht ook naar “de mens achter de dader” en dan ziet zij wel degelijk positieve punten in datgene wat de verdachte karakteriseert. Hij is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Hij heeft grotendeels opening van zaken gegeven en uit het psychologische rapport blijkt dat er weinig risicofactoren zijn die de kans op herhaling vergroten. De verdachte is opgegroeid in een warme, ondersteunende familie en heeft niet eerder voor problemen gezorgd. Volgens zijn moeder is de situatie in Venezuela moeilijk, maar niet zodanig nijpend dat dit een verklaring kan vormen voor zijn plotselinge criminele gedrag. De verdachte is nog jong, 21 jaar, en zijn handelen lijkt volgens de psycholoog samen te hangen van opportunisme en onderschatting van de consequenties van de plannen die in Venezuela werden gemaakt. De bewezen verklaarde feiten kunnen hem volgens psycholoog volledig worden toegerekend.
Wat opviel in het rapport van de psycholoog is dat daarin uitdrukkelijk staat vermeld dat de verdachte met wanhoop en schaamte heeft gereageerd op wat hij gedaan heeft. Dit past bij de indruk die het gerecht ter zitting van de verdachte heeft gekregen. De verdachte komt oprecht over in zijn herhaalde spijtbetuigingen. Die indruk wordt verder versterkt door het op 13 oktober 2016 heimelijk afgeluisterde gesprek tussen de verdachte en één van de medeverdachten over het schietincident waarin de verdachte het volgende zegt: “
dit maakt indruk op mijn leven, ik ben dood van binnen. Nooit van mijn leven heb ik zoiets gedaan. Op Aruba had ik respect in de gevangenis omdat ik iemand heb doodgemaakt. Ik wil dat respect niet.”Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij er nog steeds zo over denkt.
Dit alles betekent dat de persoon van de verdachte en zijn proceshouding sterk verschillen, in positieve zin, van die van de schutter in de door de officier van justitie aangehaalde zaak Menam uit Sint Maarten. Van die schutter kon volgens het Hof niet gezegd worden dat hij openheid van zaken had gegeven; bovendien leek diens spijtbetuiging te zijn ingegeven door opportunistische redenen en was de kans op recidive in zijn geval vastgesteld op gemiddeld tot bovengemiddeld. Anders dan die schutter heeft de verdachte ook geen initiërende of leidende rol gehad bij de voorbereiding en uitvoering van de feiten die aan het schietincident vooraf gingen. Die constateringen maken dat het gerecht zich niet kan verenigen met het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte dezelfde straf hoort te krijgen als de schutter uit de bedoelde zaak. Het gerecht zal aan de verdachte een lagere straf opleggen.
Alles afwegend komt het gerecht tot de slotsom dat in het geval van de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 19 jaren passend en geboden is. De verdachte zal dan ook daartoe worden veroordeeld.
De officier van justitie heeft verzocht bijlage 2 van het beslagdossier (pagina 3508-3510 van het einddossier) als beslaglijst op te vatten en heeft gevorderd dat het gerecht zal beslissen over alle op die lijst vermelde voorwerpen, met uitzondering van de voorwerpen waarvan afstand is gedaan. Aan die vordering zal het gerecht niet voldoen. Bijlage 2 van het beslagdossier is een lijst van de in het onderzoek Drum in beslag genomen voorwerpen en uit die lijst volgt niet ten aanzien van alle voorwerpen in welke specifieke zaak het beslag is gelegd. Het gerecht zal daarom alleen beslissen over de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen. Voor de verdachte geldt dat geen enkel voorwerp op de beslaglijst onder hem is in beslag is genomen en waarvan geen afstand is gedaan. Het gerecht zal in deze zaak daarom geen beslissing nemen omtrent het beslag.
Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Mevrouw [benadeelde partij 1] (de levenspartner van wijlen agent [slachtoffer 1]), de heer [benadeelde partij 3], zijn echtgenote mevrouw [benadeelde partij 4], hun zoon [benadeelde partij 2] en mevrouw [benadeelde partij 5] (de inwonende verzorgster) hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
Mevrouw [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van - in totaal - USD 1.334,72 aan materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van USD 347,68 voor kosten van afgifte verklaring van erfrecht, een bedrag van USD 126,84 voor kosten van het bloemenboeket bij de uitvaart en een bedrag van USD 860,20 voor kosten dankbetuiging uitvaart.
De heer [benadeelde partij 3] vordert een bedrag van - in totaal - USD 4.028,90 wegens schade die hij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit een bedrag van USD 1.367,90 aan materiële schade en een bedrag van USD 2.661,- aan immateriële schade. De vordering ter zake van de gestelde materiële schade ziet tot een bedrag van USD 80,83 op kosten vervanging rijbewijs en voor het overige op kosten van goederen die door de daders van het bewezen verklaarde feit zijn meegenomen.
Mevrouw [benadeelde partij 4] vordert een bedrag van - in totaal - USD 2.704,02 wegens schade die zij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit een bedrag van USD 43,02 aan materiële schade en een bedrag van USD 2.661,- aan immateriële schade. De vordering ter zake van de gestelde materiële schade ziet op kosten vervanging rijbewijs.
Hun zoon [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van - in totaal - USD 3.018,- wegens schade die hij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering bestaat uit een bedrag van USD 357,- aan materiële schade en een bedrag van USD 2.661,- aan immateriële schade. De vordering ter zake van de gestelde materiële schade ziet op kosten van goederen die door de daders van het bewezen verklaarde feit zijn meegenomen.
Mevrouw [benadeelde partij 5] vordert een bedrag van - in totaal - USD 4.163,30 wegens schade die zij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit zou hebben geleden. De vordering bestaat uit een bedrag van USD 2.260,- aan materiële schade en een bedrag van USD 1.903,30 aan immateriële schade. De vordering ter zake van de gestelde materiële schade ziet op kosten van goederen die door de daders van het bewezen verklaarde feit zijn meegenomen.
Vast is komen te staan dat aan alle vijf benadeelde partijen door het onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De vorderingen zijn niet door de verdachte betwist en komen het gerecht ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen.
De verdachte heeft het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met anderen gepleegd en zij zijn daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover één van de mededaders de benadeelde partijen betaalt, is de verdachte in zoverre van zijn betalingsverplichting bevrijd.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het gerecht ziet voorts aanleiding om ter zake van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht BES op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38f, 57, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht BES.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
19 (negentien) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 1.334,72 (zegge: duizend driehonderdvierendertig Amerikaanse dollar en tweeënzeventig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en bepaalt dat als genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
USD 1.334,72 (zegge: duizend driehonderdvierendertig Amerikaanse dollar en tweeënzeventig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 4.028,90 (zegge: vierduizend achtentwintig Amerikaanse dollar en negentig cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en bepaalt dat als genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
USD 4.028,90 (zegge: vierduizend achtentwintig Amerikaanse dollar en negentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 4]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 2.704,02 (zegge: tweeduizend zevenhonderdvier Amerikaanse dollar en twee cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en bepaalt dat als genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
USD 2.704,02 (zegge: tweeduizend zevenhonderdvier Amerikaanse dollar en twee cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 3.018,- (zegge: drieduizend achttien Amerikaanse dollar), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en bepaalt dat als genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
USD 3.018,- (zegge: drieduizend achttien Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2016 tot en met de dag der voldoening;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 5]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] geleden schade toe tot een bedrag van
USD 4.163,30 zegge: vierduizend honderddrieënzestig Amerikaanse dollar en dertig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij en bepaalt dat als genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van
USD 4.163,30 zegge: vierduizend honderddrieënzestig Amerikaanse dollar en dertig cent)bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 51 (eenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter, mr. M.B. van den Enden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht op 7 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.P. Verhaegh.