ECLI:NL:OGEABES:2018:21

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
WAR BES: 42, 43, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen met betrekking tot elf medewerkers van Turbo Tech B.V.

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, de Minister van Justitie en Veiligheid, en verzoekster, de besloten vennootschap Turbo Tech B.V. De zaak betreft de afwijzing van de verblijfsvergunning van verzoeker en de tewerkstellingsvergunningen voor elf medewerkers van verzoekster. De afwijzing van de verblijfsvergunning was gebaseerd op het ontbreken van een geldige tewerkstellingsvergunning, terwijl de tewerkstellingsvergunningen waren afgewezen vanwege een belastingschuld van verzoekster en het niet voldoen aan de inspanningsverplichting om lokale arbeidskrachten te werven.

Verzoeker heeft op 7 november 2017 een beroepschrift ingediend tegen de afwijzing van zijn verblijfsvergunning, en verzoekster heeft gelijktijdig beroepschriften ingediend tegen de afwijzingen van de tewerkstellingsvergunningen. Tijdens de zitting op 18 januari 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de afwijzingen van de tewerkstellingsvergunningen in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, omdat in vergelijkbare gevallen wel vergunningen zijn verleend. Het Gerecht heeft ook vastgesteld dat verzoekster voldoende inspanningen heeft verricht om lokale arbeidskrachten te werven.

De uitspraak van het Gerecht houdt in dat de bestreden besluiten worden vernietigd en dat verweerder wordt opgedragen binnen twee weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van verzoeker en verzoekster. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Wet administratieve rechtspraak BES

Uitspraak: 5 februari 2018
Zaaknr. WAR BES: 42, 43, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017

Uitspraak

op het beroepschrift ex artikel 19 WTU BES van:

[verzoeker],

wonende te Bonaire,
verzoeker in de zaak WAR 43 van 2017,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
in het geschil van verzoeker en:

de Minister van Justitie & Veiligheid,

mede gevestigd op Bonaire,
verweerder in de zaak WAR 43 van 2017,
gemachtigde: mr. P. de Graaf,
evenals
op de beroepschriften ex artikelen 7 en 81 WAR BES van:

de besloten vennootschap Turbo Tech B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
verzoekster in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
in de geschillen van verzoekster en:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

mede gevestigd op Bonaire,
verweerder in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017,
gemachtigde: mr. R. van der Oord.

De bestreden beschikkingen

in de zaak WAR 43 van 2017
1. Verzoeker heeft gevraagd verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen in
verband met de verblijfsvergunning van verzoeker.
2. De verblijfsvergunning van verzoeker is afgewezen onder verwijzing naar artikel
5:20 WTU BES, omdat verzoeker niet over een geldige tewerkstellingsvergunning beschikt.
in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
3. Verzoekster heeft gevraagd om verweerder op te dragen een nieuw besluit te
nemen in verband met tewerkstelling van elf van haar medewerkers, en deze
verzoeken versneld te behandelen. Het betreft de volgende medewerkers.
Naam medewerker:
Kenmerk
beschikking:
Datum
beschikking:
Datum ontvangen
beschikking:
Datum indiening
beroepschrift:
Zaaknummer
Gerecht:
[werknemer 1]
35868
16-08-2017
09-10-2017
07-11-2017
WAR-42/2017
[werknemer 2]
35484
28-07-2017
23-10-2017
16-11-2017
WAR-46/2017
[werknemer 3]
36501
05-10-2017
23-10-2017
16-11-2017
WAR-47/2017
[werknemer 4]
36208
29-08-2017
30-10-2017
22-11-2017
WAR-48/2017
[werknemer 5]
36452
27-09-2017
26-10-2017
22-11-2017
WAR-49/2017
[werknemer 6]
36677
12-10-2017
14-11-2017
28-11-2017
WAR-50/2017
[werknemer 7]
36498
28-09-2017
26-10-2017
28-11-2017
WAR-51/2017
[werknemer 8]
36453
27-09-2017
26-10-2017
28-11-2017
WAR-52/2017
[werknemer 9]
36455
26-09-2017
26-10-2017
28-11-2017
WAR-53/2017
[werknemer 10]
36684
12-10-2017
30-11-2017
12-12-2017
WAR-59/2017
[werknemer 11]
36609
12-10-2017
30-11-2017
12-12-2017
WAR-60/2017
4. De tewerkstellingsvergunningen met betrekking tot deze elf medewerkers zijn in
alle gevallen afgewezen onder verwijzing naar artikel 10 sub a Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES. Verzoekster heeft een belastingschuld waardoor volgens verweerder geen sprake is van een normale bedrijfsvoering zoals dit artikel vereist. Voorts zijn de tewerkstellingsvergunningen, met uitzondering van die met betrekking tot [werknemer 1] en [werknemer 4] ook afgewezen onder verwijzing naar artikel 5 vijfde lid sub c Wav BES en artikel 9 onder a Wav BES, waarin een inspanningsverplichting voor de werkgever is opgenomen. Naar het oordeel van verweerder heeft verzoekster zich onvoldoende ingespannen om lokale arbeidskrachten te werven.

Het procesverloop

in de zaak WAR 43 van 2017
5. Verzoeker heeft op 7 november 2017 een beroepschrift ex artikel 19 WTU BES,
met producties, tegen het bestreden besluit van 4 september 2017 (door verzoeker ontvangen op 11 oktober 2017) ingediend. Verweerder heeft op 6 december 2017 een verweerschrift ingediend.
6. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. Bij
deze gelegenheid zijn verschenen namens verzoeker mr. Winkel voornoemd en namens verweerder mr. P. de Graaf.
in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
7. Verzoekster heeft, op de data vermeld in het schema onder punt 3,
beroepschriften ex artikel 7 WAR BES en artikel 81 WAR BES, met producties,
tegen de bestreden besluiten ingediend. Verweerder heeft op 9 januari 2018 een
verweerschrift ingediend.
8. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. Bij
deze gelegenheid zijn verschenen namens verzoekster [directie-assistent], directie-assistent, en [projectleider], projectleider, bijgestaan door mr. E.J. Winkel. Namens
verweerder is verschenen mr. R. van der Oord.
in alle zaken
9. De uitspraak is bepaald op heden.

Partijstandpuntenin de zaak WAR 43 van 2017

10. Verzoeker verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, hem in zijn beroep te ontvangen,
zijn beroep gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen. Voorts verzoekt verzoeker verweerder op te dragen binnen zeven dagen na de onderhavige uitspraak een nieuwe beschikking te nemen ofwel te bepalen dat deze uitspraak in de plaats zal treden van de vernietigde beschikkingen, met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.
11. Verzoeker stelt dat het in stand laten van de bestreden beschikking onevenredig
nadeel oplevert voor verzoeker. Het belang van verzoeker bij toewijzing van de
verblijfsvergunning weegt zwaarder dan het belang dat verweerder heeft bij
afwijzing daarvan. De bestreden beschikking dient op grond van het
evenredigheidsbeginsel te worden vernietigd.
12. Verweerder heeft aangevoerd dat de bestreden beschikking niet ten uitvoer zal
worden gelegd totdat op de beroepschriften tegen de afwijzing van de
tewerkstellingsvergunningen is beslist. Als wordt geoordeeld dat de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor verzoeker terecht is afgewezen zal dit ertoe
leiden dat aan verzoeker geen verblijfsvergunning zal worden afgegeven.
in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
13. Verzoekster verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, haar in haar beroepen te
ontvangen, de beroepen gegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen te
vernietigen. Voorts verzoekt verzoekster verweerder op te dragen binnen zeven dagen na de onderhavige uitspraak een nieuwe beschikking te nemen ofwel te bepalen dat deze uitspraak in de plaats zal treden van de vernietigde beschikkingen, met
veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedures.
14. Verzoekster stelt dat zij belang heeft bij onverwijlde uitspraken. Zij heeft daar
om versnelde behandeling van de verzoekschriften verzocht. De afwijzing van de tewerkstellingsvergunningen door verweerder heeft de bedrijfsvoering van
verzoekster aangetast. Verzoekster kampt thans met een personeelstekort, waardoor zij opdrachten niet tijdig kan opleveren.
15. Verzoekster erkent dat zij een belastingschuld heeft maar meent dat deze niet
van dien aard is dat geen sprake is van een normale bedrijfsvoering. Verzoekster had in maart 2017 een belastingschuld van US$ 308.134,71. Een regeling tussen
verzoekster en de Belastingdienst heeft er middels een vordering onder derden toe geleid dat verzoekster in oktober 2017 nog een belastingschuld van US$ 146.658,66 had. Verzoekster heeft in zes maanden ruim US$ 161.476,05 afgelost. Dit getuigt volgens verzoekster juist van een goede bedrijfsvoering. Verzoekster stelt dat de
beschikkingen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel zijn genomen. Verweerder had bij de Belastingdienst kunnen nagaan dat verzoekster een groot deel van de schuld heeft afgelost, waardoor sprake is van een normale bedrijfsvoering. Voorts meent verzoekster dat de afwijzingen in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, omdat in augustus 2017 drie van de aanvragen van verzoekster om
tewerkstellingsvergunningen voor drie van haar andere medewerkers wel zijn
toegewezen. Verzoekster stelt verder dat de eis van de vacaturemelding alleen van toepassing is bij een eerste aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning.
16. Verweerder heeft aangevoerd dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij
deze procedures, omdat verzoekster bij haar beroepschriften geen enkele
onderbouwing heeft overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van een
personeelstekort en dat dit de oorzaak is van het niet tijdig opleveren van opdrachten. Voorts ontbreekt elke vorm van onderbouwing waaruit zou blijken dat het verliezen van opdrachten dan wel het niet tijdig opleveren van opdrachten een financiële
bedrijfscrisis tot gevolg zou kunnen hebben.
17. Verweerder voert verder aan dat er geen sprake is van een normale
bedrijfsvoering, omdat verzoekster achterstand heeft in betaling van Loonbelasting (LB) en Algemene Bestedingsbelasting (ABB). Alleen achterstanden in betaling van LB en ABB, zijnde premies die van derden worden ontvangen, worden aangemerkt als belastingschuld. Een getroffen betalingsregeling maakt dit niet anders.
Verweerder betwist dan ook dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Ook is er geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat een aantal
tewerkstellingsvergunningen wel is verleend heeft te maken met beleidsregels, die sinds i juli 2017 effectief worden toegepast, waardoor de Wav BES strenger wordt toegepast. De onderhavige procedures hebben betrekking op afwijzingen van
aanvragen die zijn ingediend ná 1 juli 2017.Verweerder voert verder aan dat ook bij een verlenging van een tewerkstellingsvergunning een vacaturemelding nodig is, om het Openbaar Lichaam Bonaire (verder te noemen: OLB) in de gelegenheid te stellen te beoordelen of er lokale arbeidskrachten beschikbaar zijn voor functie. Dit is voorgeschreven in de Wav BES om het terugdringen van lokale arbeidskrachten te voorkomen.

Beoordeling van de beroepenin de zaak WAR 43 van 2017

18. Verzoeker heeft zijn beroepschrift ingediend binnen zes weken na ontvangst van
het bestreden besluit. Verzoeker heeft onweersproken aangevoerd dat hij het
bestreden besluit niet heeft ontvangen op de dag waarop dit is genomen. Nu de
beschikking geen datum van verzending vermeldt, zal de dag van uitreiking (per post) als eerste dag van de beroepstermijn worden beschouwd, zodat verzoeker in zijn beroep kan worden ontvangen (artikel 16 WAR BES).
19. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning.
Tijdens de behandeling van het beroepschrift heeft de gemachtigde van verzoeker gesteld dat het duidelijk is dat geen verblijfsvergunning kan worden afgegeven
zolang verzoeker niet over een geldige tewerkstellingsvergunning beschikt.
Verweerder heeft aangevoerd dat er geen beslissingen zullen worden genomen
zolang niet op de beroepen is beslist.
20. Het Gerecht zal daarom eerst op de door Turbo Tech (in de overige zaken)
ingediende beroepen tegen de afwijzingen van de tewerkstellingsvergunningen beslissen, alvorens een beslissing te nemen op het door verzoeker ingediende beroepschrift.
in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
21. De beroepschriften zijn allemaal ingediend binnen zes weken na ontvangst van
de bestreden besluiten. Verzoekster heeft onweersproken aangevoerd dat zij de
bestreden besluiten niet op de dag dat deze zijn gegeven heeft ontvangen. Nu de
beschikkingen geen datum van verzending vermelden, zal de dag van uitreiking (per post) als eerste dag van de beroepstermijn worden beschouwd, zodat verzoekster in haar beroepen kan worden ontvangen (artikel 16 WAR BES).
22. Ingevolge artikel 81 eerste lid WAR BES kan indien het belang van een partij
een onverwijlde uitspraak vordert deze partij het Gerecht gemotiveerd verzoeken het beroepschrift versneld te behandelen. Verweerder heeft het door verzoekster gestelde spoedeisende belang betwist. Het Gerecht is van oordeel dat verzoekster met de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting is besproken voldoende
gemotiveerd heeft verzocht haar verzoeken versneld te behandelen. Ter zitting heeft verweerder voorts geen bezwaar (meer) gemaakt tegen versnelde behandeling.
23. Verzoekster heeft een beroep gedaan op het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat verweerder niet bij de Belastingdienst is nagegaan wat de hoogte van de schuld van verzoekster was. Het zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat een besluit zorgvuldig moet worden voorbereid en genomen. Er moet zorgvuldig onderzoek plaatsvinden naar de feiten, de procedures moeten goed worden gevolgd en er moet sprake zijn van een deugdelijke besluitvorming. Het Gerecht is van oordeel dat er geen sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Voor de besluitvorming van verweerder was, zo heeft verweerder aangevoerd, de hoogte van de schuld niet relevant maar het niet voldoen aan de lopende verplichtingen. Van een onzorgvuldig onderzoek, het niet volgen van procedures of een ondeugdelijke besluitvorming is derhalve geen sprake. Dit beroep van verzoekster faalt.
24. Verzoekster heeft voorts gesteld dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden,
omdat aan een drietal medewerkers van verzoekster wel een
tewerkstellingsvergunning is verleend terwijl de belastingschuld van verzoekster op
het moment van vergunningverlening hoger was. Verweerder heeft behalve een
verwijzing naar De Beleidsregels RCN-unit SZW uitvoering Wav BES (verder te
noemen: de beleidsregels), waardoor de wet- en regelgeving per 1 juli 2017 strenger
wordt toegepast, niet nader onderbouwd waarom geen sprake is van schending van
het gelijkheidsbeginsel.
25. Het gelijkheidsbeginsel strekt ertoe dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Het oordeel of er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In de onderhavige zaken is er sprake van
omstandigheden die gelijk zijn aan de omstandigheden in de zaken van de drie
medewerkers waarvan de tewerkstellingsvergunningen wel zijn toegewezen. Daar komt bij dat de wet- en regelgeving met de invoering van de beleidsregels niet is
gewijzigd, en dat de situatie van verzoekster ten aanzien van de
belastingschuld ten tijde van de toewijzing van de drie tewerkstellingsvergunningen slechter was dan ten tijde van de afwijzing van de tewerkstellingsvergunningen in
onderhavige zaken. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt.
26. Het Gerecht is voorts van oordeel dat de belastingschuld verzoekster niet zo
zwaar kan worden aangerekend als verweerder heeft gedaan. Verzoekster heeft een groot deel van de openstaande schuld in zes maanden afgelost. Verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat er grote bedragen openstaan bij haar klanten, waarmee zij de volledige belastingschuld zal kunnen aflossen. Voorts is de schuld van verzoekster ondanks het uitblijven van betalingen door haar klanten niet verder opgelopen.
Integendeel, met verdere aflossing is een begin gemaakt. Van een abnormale
bedrijfsvoering in de door verweerder bedoelde zin is naar het oordeel van het
Gerecht dan ook geen sprake. Verweerder had de tewerkstellingsvergunningen niet op deze grond kunnen afwijzen.
27. In de zaken van [werknemer 1] en [werknemer 4] (WAR 42 en 48 van 2017)
zijn de vergunningen (enkel) op deze grond afgewezen, zodat de beroepen in deze zaken gegrond zullen worden verklaard en de bestreden beschikkingen zullen worden vernietigd.
28. De zaak [werknemer 2] (WAR 46 van 2017) illustreert dat verweerder niet
consequent het beleid waarop zij zich beroept toepast. De aanvraag van [werknemer 2] is, zo blijkt uit door verweerder in het geding gebrachte stukken, ingediend op 15 juni 2017. Dat is derhalve vóór 1 juli 2017. De aanvraag van [werknemer 2] is voorts afgewezen vanwege het niet voldoen aan de inspanningsverplichting. Ook dit levert strijd op met het gelijkheidsbeginsel. De aanvragen van de drie andere medewerkers die ongeveer twee weken eerder zijn ingediend zijn ook niet op deze grond
afgewezen. Ten aanzien van de afwijzing op grond van het niet voldoen aan de
inspanningsverplichting geldt ook hetgeen in de navolgende rechtsoverwegingen is opgenomen.
29. In de overige zaken wordt onder verwijzing naar artikel 5 vijfde lid sub c Wav
BES en artikel 9 onderdeel a Wav BES ook de inspanningsverplichting genoemd als afwijzingsgrond.
30. Verweerder voert aan dat verzoekster zich onvoldoende heeft ingespannen om
lokale arbeidskrachten te werven door de vacature niet te melden bij de Afdeling Arbeidsaangelegenheden van het bestuurscollege van OLB (verder te noemen:
Arbeidszaken) en geen vacatures te plaatsen in plaatselijke kranten. Verzoekster heeft gesteld dat het bij een aanvraag voor een verlenging van een
tewerkstellingsvergunning niet nodig is dat er opnieuw een vacature wordt geplaatst. Verder kan aan een arbeidsmarkttoets voorbij worden gegaan in het geval het
tijdelijk werk betreft en de werkzaamheden langer duren dan bij de eerste aanvraag is voorzien. Verweerder heeft aangevoerd dat bij de aanvraag voor een verlenging van een tewerkstellingsvergunning ook wervingsinspanningen moeten worden verricht.
31. Het Gerecht volgt verzoekster niet in haar stelling dat de verlengingen van de
tewerkstellingsvergunningen worden aangevraagd voor tijdelijke werkzaamheden. De functies waarin de werknemers van verzoekster werkzaam zijn betreffen naar het oordeel van het Gerecht geen tijdelijke functies. Aan deze stelling van verzoekster gaat het Gerecht daarom voorbij. Ook bij de aanvraag voor een verlenging van een tewerkstellingsvergunning dient te worden voldaan aan de wervingsinspanningen, zo blijkt uit artikel 9 aanhef en onder d Wav BES en de beleidsregels (pagina 7, onder 5).
32. Verzoekster heeft ook wervingsinspanningen verricht door de vacatures aan te
melden bij Arbeidszaken op 29 mei 2017 en advertenties te plaatsen in een lokale krant op 12 en 19 juni 2017.Verzoekster heeft onbetwist aangevoerd dat zich geen geschikte op de lokale arbeidsmarkt beschikbare arbeidskrachten hebben gemeld.
33. Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen de door verzoekster ter zitting
overgelegde vacaturemelding bij Arbeidszaken. Verzoekster heeft onweersproken aangevoerd dat de stukken onderdeel moeten uitmaken van het dossier van
verweerder, zodat de stukken verweerder bekend zijn. Dit bezwaar van verweerder zal het Gerecht dan ook passeren.
34. Op grond van artikel 5 vijfde lid sub c Wav BES wordt een aanvraag voor een
tewerkstellingsvergunning niet in behandeling genomen “indien het een arbeidsplaats
betreft waarvan de beschikbaarheid niet ten minste vijf weken vóór het indienen van
de aanvraag is gemeld bij het bestuurscollege van het bestuursorgaan van het
openbaar lichaam waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden
verricht”.
35. Op grond van artikel 9 onderdeel a Wav BES kan een aanvraag voor een
tewerkstellingsvergunning worden geweigerd “indien de werkgever niet kan
aantonen voldoende inspanningen te hebben verricht de arbeidsplaats te doen
vervullen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn”. De beleidsregels bepalen dat wervingsinspanningen gedurende vijf weken voorafgaand aan het indienen van de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning dienen te hebben plaatsgevonden (pagina 4 van de beleidsregels). Onder wervingsinspanningen wordt onder meer aangemerkt het adverteren in daartoe geëigende bladen en op het internet.
36. Verzoekster heeft naast de aanmelding van de vacature bij Arbeidszaken, twee
maal vacatures geplaatst in de krant. Dit heeft plaatsgevonden vijf weken
voorafgaand aan het indienen van de aanvraag van [werknemer 5] (WAR 49 van 2017), zijnde de eerste aanvraag na de aanvraag van [werknemer 2] die is afgewezen omdat verweerder meent dat verzoekster niet aan de inspanningsverplichting heeft voldaan. Door het aanmelden en plaatsen van de vacatures heeft verzoekster echter wel aan haar inspanningsverplichting voldaan. Dat zich geen geschikte op de lokale
arbeidsmarkt beschikbare arbeidskrachten hebben gemeld kan niet aan verzoekster worden tegengeworpen.
37. Nu verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden en onterecht heeft
geoordeeld dat verzoekster niet aan haar inspanningsverplichtingen heeft voldaan zullen de beroepen in de overige zaken WAR 46, 47, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017 eveneens gegrond worden verklaard. De bestreden beschikkingen zullen
worden vernietigd.
38. Het Gerecht zal verweerder opdragen, met inachtneming van de onderhavige
uitspraak, binnen twee weken na deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van verzoekster om aan elf van haar medewerkers een
tewerkstellingsvergunning te verlenen.
39. Verzoekster heeft (in alle zaken) verzocht verweerder in de proceskosten te
veroordelen. Nu de beroepen van verzoekster gegrond zullen worden verklaard, zal het Gerecht hiertoe overgaan. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht BES (artikel 2 eerste lid sub a jo. artikel 1 sub a jo. artikel 3) dienen samenhangende zaken te worden beschouwd als één zaak. Samenhangende zaken zijn gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door één of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke beschikkingen of vergelijkbare gronden ingediende beroepen. Hiervan is in de
onderhavige gevallen sprake, zodat het gemachtigdensalaris als volgt zal worden berekend: 1,5 punt (A) x US$ 391,- waarde per punt (B) x wegingsfactor 1 (C). De proceskosten aan de zijde van verzoekster zullen worden begroot op US$ 586,50 aan gemachtigdensalaris en US$ 924,- (11 zaken x US$ 84,- per zaak) aan griffierecht.
verder in de zaak WAR 43 van 2017
40. Het Gerecht merkt op dat verzoeker niet heeft verzocht de zaak versneld te
behandelen. Gelet op de samenhang tussen het beroepschrift van verzoeker in deze zaak en het beroepschrift van de werkgever van verzoeker tegen de afwijzing van de tewerkstellingsvergunning, waarin wel versnelde behandeling is verzocht, heeft ook in deze zaak versnelde behandeling plaatsgevonden.
41. Nu het beroep van de werkgever van verzoeker tegen de afwijzing van de
tewerkstellingsvergunning gegrond zal worden verklaard, zal ook het beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn verblijfsvergunning gegrond worden verklaard. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
42. Het Gerecht zal verweerder opdragen, met inachtneming van de onderhavige
uitspraak, binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van verzoeker hem een verblijfsvergunning te verlenen.
43. Het Gerecht zal verweerder in de proceskosten veroordelen nu het beroep van
verzoeker gegrond zal worden verklaard. De proceskosten zullen als volgt worden berekend: 1,5 punt (A) x US$ 391,- waarde per punt (B) x wegingsfactor 1 (C). De proceskosten aan de zijde van verzoekster zullen worden begroot op US$ 586,50 aan gemachtigdensalaris en US$ 84,- aan griffierecht.

Beslissing

Het Gerecht:
in de zaak WAR 43 van 2017
Verklaart verzoeker ontvankelijk in zijn beroep;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Draagt verweerder op binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
Veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van verzoekster tot op heden begroot op US$ 586,50 aan gemachtigdensalaris,- en US$ 84,- aan griffierecht.
in de zaken WAR 42, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 59, 60 van 2017
Verklaart verzoekster ontvankelijk in haar beroepen;
Verklaart de beroepen gegrond;
Vernietigt de bestreden besluiten;
Draagt verweerder op binnen twee weken na deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen;
Veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van verzoekster tot op heden begroot op US$ 586,50 aan gemachtigdensalaris,- en US$ 924,- aan griffierecht.
in alle zaken
Wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze uitspraak is gedaan op 5 februari 2018 door mr. G.P.M van den Dungen, rechter in het Gerecht voormeld, in tegenwoordigheid van de griffier.