In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Stone Crusher N.V. een kort geding aangespannen tegen het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) met als doel het staken van reparatiewerkzaamheden aan de zuidpier van Bonaire. Stone Crusher vorderde dat het OLB, op vertoon van het vonnis, de werkzaamheden zou staken tot zij voldoende zand, cement en steenslag had ingevoerd. De eiseres stelde dat het OLB haar had toegezegd dat zij geïnformeerd zou worden over de reparatiewerkzaamheden, maar dat deze toezegging niet was nagekomen. Het OLB voerde verweer en stelde dat Stone Crusher geen spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien het lossen van de ladingen op de verwachte data mogelijk was, zij het met extra kosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2018 werd duidelijk dat Stone Crusher had vertrouwd op de informatie van de havenmeester, die had aangegeven dat betrokkenen op de hoogte gehouden zouden worden van de werkzaamheden. Het OLB betwistte echter dat Stone Crusher niet op de hoogte was van de reparaties en stelde dat zij tijdens een informatiebijeenkomst op 31 januari 2018 was geïnformeerd over de sluiting van de zuidpier. Het Gerecht oordeelde dat Stone Crusher niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, omdat het verzoek een zuiver financieel belang betrof en er geen spoedeisend belang was aangetoond. Bovendien had Stone Crusher niet betwist dat zij op de hoogte was van de sluiting van de pier.
Het Gerecht veroordeelde Stone Crusher in de proceskosten, die aan de zijde van het OLB waren begroot op NAf 1.000,-. Het vonnis werd uitgesproken op 22 juni 2018 door rechter N.M. Martinez in het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire.