ECLI:NL:OGEABES:2018:28

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 24 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van verzet tegen dwangschrift en beslaglegging door de Belastingdienst

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, hebben eisers, JPS Construction B.V. en [eiser 2], verzet aangetekend tegen een dwangschrift en een 'Mededeling Vordering Derden' van de Belastingdienst Caribisch Nederland. De eisers stelden dat het verzet tijdig was ingediend, maar de Belastingdienst verklaarde het verzet nietig omdat het bij het verkeerde bestuursorgaan was ingediend. Tijdens de zitting werd door de Belastingdienst aangegeven dat aan de foutieve indiening geen rechtsgevolg meer zou worden verbonden, wat leidde tot de conclusie dat de nietigverklaring van het verzet niet in stand kon blijven.

Eisers vorderden de opheffing van het beslag dat door de Belastingdienst was gelegd op de verkoopopbrengst van een woning die door [eiser 2] was verkocht. Het Gerecht oordeelde dat het beslag terecht was gelegd, omdat er geldige titels ten grondslag lagen aan het beslag. De eisers vorderden ook terugbetaling van het bedrag dat door het beslag was getroffen, maar het Gerecht overwoog dat het leggen van beslag geen betaling is en dat er geen terugbetalingsverplichting bestond, aangezien het beslag terecht was gelegd.

Het Gerecht concludeerde dat de eisers niet ontvankelijk waren in hun verzet en dat de vorderingen van eisers werden afgewezen. De proceskosten werden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2018 door mr. G.P.M. van den Dungen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2018
Registratienummer: KG 24 van 2017
Datum uitspraak: 18 januari 2018

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

JPS Construction B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
verder te noemen: JPS,
en

[eiser 2],

wonend te Bonaire,
eisers,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,
tegen

de Ontvanger van de Belastingdienst Caribisch Nederland,

zetelend te Bonaire,
gedaagde,
gemachtigde: M. Manuela-Bernabela.

De procedure

1. Op 20 oktober 2017 hebben eisers een verzetschrift tegen de tenuitvoerlegging
van het dwangschrift van 28 augustus 2017 en mededeling vordering derden ex artikelen 8.53 en 8.54 Belastingwet BES, met producties, ingediend. Gedaagde heeft op 14 december 2017 een verweerschrift, met productie, ingediend.
2. De behandeling van het verzetschrift heeft plaatsgehad op 19 december 2017,
waarbij zijn verschenen mr. Dundas namens eisers en namens gedaagde M. Manuela-Bernabela, als vertegenwoordiger van gedaagde, [specialist invordering], specialist invordering, [inspecteur], inspecteur en [strategisch adviseur], strategisch adviseur.
3. Vonnis is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
  • JPS heeft een achterstand in de betaling van haar belastingen;
  • [eiser 2] heeft hiervoor met de Belastingdienst een betalingsregeling getroffen,
welke hij niet volledig is nagekomen;
  • de belastingschuld bedraagt thans US$ 239.485,70;
  • op 28 augustus 2017 heeft de belastingdeurwaarder aan [eiser 2] een
dwangschrift betekend;
- op 11 september 2017 is aan [eiser 2] een “Mededeling Vordering Derden”
betekend;
  • [eiser 2] heeft op 22 september 2017 verzet ingesteld tegen het dwangschrift;
  • [eiser 2] heeft op 16 oktober 2017 verzet ingesteld tegen de “Mededeling
Vordering Derden”;
  • op 31 oktober 2017 heeft [eiser 2] zijn woning verkocht;
  • gedaagde heeft beslag doen leggen op de verkoopopbrengst van de woning;
  • bij brief van 24 november 2017 heeft gedaagde aan eisers bericht dat het verzet
tegen het dwangschrift en de “Mededeling Vordering Derden” nietig is verklaard.
De standpunten van partijen
5. Eisers vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hen ontvankelijk te
verklaren in hun verzet, en gedaagde te gelasten de tenuitvoerlegging van het dwangschrift en de “Mededeling Vordering Derden” niet voort te zetten zolang eisers de openstaande belastingschuld op reguliere wijze blijven aflossen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
6. Eisers hebben hun vordering als volgt onderbouwd. Eisers hebben hun verzet
tijdig ingediend. Als moment van binnenkomst geldt het moment waarop eisers hun verzet hebben laten betekenen aan het OLB. Eisers willen alsnog een betalingsregeling treffen met gedaagde. Partijen hebben eerder betalingsregelingen getroffen, maar niet nadat de woning is verkocht. JPS heeft onlangs een aantal (nieuwe) opdrachten binnengehaald, waarvan de uitvoering in januari 2018 zal beginnen. Met de opbrengst van de verkoop van de woning willen eisers hun hypotheekschuld en een deel van de belastingschuld aflossen. Ook willen zij een deel van de opbrengst gebruiken om te investeren in materialen om de projecten te kunnen uitvoeren. Tot slot stellen eisers dat het beslag onder de notaris door gedaagde onterecht is gelegd, omdat het verzet op dat moment reeds was betekend. Het verzet heeft schorsende werking.
7. Gedaagde voert het volgende tot verweer. Het verzet met betrekking tot de
“Mededeling Vordering Derden” van eisers is nietig, omdat zij dit niet aan het juiste bestuursorgaan hebben geadresseerd. Dit is schriftelijk aan eisers bericht. Als tijdstip van indiening geldt het moment waarop het verzet is binnengekomen bij gedaagde, en niet het moment waarop het aan het verkeerde bestuursorgaan is betekend. JPS had een coulante betalingsregeling. Voor het treffen van een betalingsregeling is van belang dat de belastingplichtige aan de lopende verplichtingen voldoet, en JPS voldoet hier niet aan. Het dwangschrift, de “Mededeling Vordering Derden” en de beslaglegging onder de notaris voldoen aan de wettelijke vereisten.

De beoordeling van het geschil

8. Het Gerecht oordeelt als volgt. Eisers hebben gesteld dat het spoedeisende
belang is gelegen in het risico dat zij financiële schade lijden als de binnen gehaalde opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd als gevolg van het door gedaagde gelegde beslag op de verkoopopbrengst van de woning. Het Gerecht is van oordeel dat het spoedeisende belang aanwezig kan worden geacht.
9. De vragen die voorliggen zijn of eisers ontvankelijk zijn in hun verzet, of
de vordering van eisers om gedaagde te gelasten de tenuitvoerlegging van het dwangschrift en de “Mededeling Vordering Derden” aan te houden kan worden toegewezen en of gedaagde kan worden bevolen het onder de notaris gelegde beslag op te heffen.
10. Het Gerecht oordeelt als volgt. Tegen tenuitvoerlegging van een dwangschrift en
een “Mededeling Vordering Derden” is verzet mogelijk. Verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangschrift en de “Mededeling Vordering Derden” voor zover zij door het verzet worden bestreden. Gedaagde heeft bij brief van 24 november 2017 aan eisers bericht dat het verzet tegen de “Mededeling Vordering Derden” nietig is verklaard, omdat het verzet niet aan het juiste bestuursorgaan is gericht. Ter zitting heeft gedaagde aangevoerd geen rechtsgevolg (meer) te verbinden aan de onjuiste betekening van dat verzet. Hierdoor kan de nietigverklaring van het verzet tegen de “Mededeling Vordering Derden” niet in stand blijven.
11. Eisers vorderen verder onmiddellijke opheffing van het onder de notaris gelegde
beslag. Tot opheffing van een beslag dient te worden overgegaan indien er geen geldige titel was voor het leggen van het beslag. In het onderhavige geval is van een ongeldige titel geen sprake. In het proces-verbaal van executoriaal beslag onder derden wordt verwezen naar drie dwangschriften. Het betreft dwangschriften uit november 2016, februari 2017 en augustus 2017. Niet is gebleken dat eisers een rechtsmiddel hebben aangewend tegen de dwangschriften uit november 2016 en februari 2017. Deze dwangschriften zijn dan ook geldige titels voor het leggen van beslag. Gedaagde kan niet worden bevolen het gelegde beslag op te heffen.
12. Met betrekking tot de door eisers gevorderde terugbetaling van het bedrag dat
door het beslag is getroffen het volgende. Het leggen van beslag is geen betaling. Het beslag is een zekerheid dat de verkoopopbrengst die de notaris onder zich heeft niet aan [eiser 2] zal worden uitgekeerd. In het onderhavige geval komt daar nog bij dat het beslag door gedaagde terecht is gelegd. Van een terugbetalingsverplichting is dan ook geen sprake.
13. Eisers vorderen voorts gedaagde te gelasten de tenuitvoerlegging van het
dwangschrift en de “Mededeling Vordering Derden” niet verder voort te zetten zolang JPS de openstaande belastinschuld op reguliere wijze blijft aflossen. Niet is gebleken van een reguliere aflossing van de openstaande belastingschuld door JPS. Het Gerecht zal ook dit deel van de vordering afwijzen.
14. Eisers zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde zullen worden begroot op nihil.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de vorderingen van eisers af.
Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.