In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, hebben eisers, JPS Construction B.V. en [eiser 2], verzet aangetekend tegen een dwangschrift en een 'Mededeling Vordering Derden' van de Belastingdienst Caribisch Nederland. De eisers stelden dat het verzet tijdig was ingediend, maar de Belastingdienst verklaarde het verzet nietig omdat het bij het verkeerde bestuursorgaan was ingediend. Tijdens de zitting werd door de Belastingdienst aangegeven dat aan de foutieve indiening geen rechtsgevolg meer zou worden verbonden, wat leidde tot de conclusie dat de nietigverklaring van het verzet niet in stand kon blijven.
Eisers vorderden de opheffing van het beslag dat door de Belastingdienst was gelegd op de verkoopopbrengst van een woning die door [eiser 2] was verkocht. Het Gerecht oordeelde dat het beslag terecht was gelegd, omdat er geldige titels ten grondslag lagen aan het beslag. De eisers vorderden ook terugbetaling van het bedrag dat door het beslag was getroffen, maar het Gerecht overwoog dat het leggen van beslag geen betaling is en dat er geen terugbetalingsverplichting bestond, aangezien het beslag terecht was gelegd.
Het Gerecht concludeerde dat de eisers niet ontvankelijk waren in hun verzet en dat de vorderingen van eisers werden afgewezen. De proceskosten werden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2018 door mr. G.P.M. van den Dungen in aanwezigheid van de griffier.