Beoordeling van het verzoek
9. Ingevolge artikel 85 eerste lid WAR BES kan het gerecht op verzoek van degene
die beroep of bezwaar heeft ingesteld tegen een beschikking, een voorlopige
voorziening treffen op de grond dat de uitvoering van die beschikking voor diegene onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door een
onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen doel. Het oordeel van het
gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
10. Verzoeker dient een belang te hebben bij de gevraagde voorziening. Het belang
blijkt uit de aard van het verzoek, namelijk het voorkomen van de uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn beroep.
11. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het beroep van verzoeker een redelijke
kans van slagen heeft. Daarbij wordt zo mogelijk een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit gegeven. Een voorlopige voorziening is aangewezen indien er twijfels zijn over de rechtmatigheid van het besluit, en de uitvoering van het besluit tot onomkeerbare gevolgen zal leiden.
12. De vraag die voorligt is of de uitvoering van de bestreden beschikking kan
worden geschorst, omdat verzoeker bij terugkeer naar Venezuela een reële kans loopt te worden vervolgd of te worden onderworpen aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
13. In de bestreden beschikking heeft verweerder aannemelijk geacht dat er een
overval heeft plaatsgevonden in het huis van verzoeker en zijn partner. Verweerder heeft tevens aannemelijk geacht dat verweerder en zijn partner een aantal uren zijn meegenomen. Verweerder acht echter niet aannemelijk dat paramilitairen hiervoor verantwoordelijk zijn.
14. Het gerecht overweegt als volgt. Verweerder is er ten onrechte aan voorbij
gegaan dat de ontvoering van verzoeker en zijn partner een wezenlijk element betreft dat verband houdt met de inbraak in de woning van verzoeker. Desgevraagd kon verweerder niet aangeven of het in Venezuela gebruikelijk is dat een inbraak gepaard gaat met een ontvoering van de in het pand aanwezige personen. Zonder nadere toelichting acht het gerecht niet aannemelijk dat hetgeen verzoeker en zijn partner is overkomen een gebruikelijke praktijk is bij overvallen in Venezuela. Bovendien hebben de overvallers, tevens ontvoerders, ook documenten van verzoeker gestolen, terwijl zonder nadere toelichting niet aannemelijk is dat de doorsnee Venezolaanse overvaller daarin geïnteresseerd is. Voorts volgt het gerecht verweerder niet in het standpunt dat van verzoeker kon worden verwacht dat hij kon melden wie de -gemaskerde- overvallers waren. Het heeft er naar het oordeel van het gerecht dan ook wel degelijk de schijn van dat de overvallers, tevens ontvoerders, het op verzoeker (en zijn partner) hadden gemunt.
15. Dat verzoeker Venezuela is uitgereisd zonder dat hij is aangehouden is naar de
mening van verweerder een teken dat de veiligheid van verzoeker bij een eventuele terugkeer naar Venezuela niet in gevaar is. Het gerecht volgt dit standpunt niet. Verzoeker heeft gedocumenteerdgesteld dat de persoonsregisters in Venezuela niet worden bijgehouden. Dit geldt met name met betrekking tot het verwerken van passagiersgegevens voor commerciële vluchten. Dat het verzoeker is gelukt Venezuela via de luchthaven te verlaten, toont dus niet aan dat hij bij een eventuele terugkeer naar Venezuela niet een reëel risico loopt te worden vervolgd en/of te worden onderworpen aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
16. Ook het verweer dat verzoeker gelet op de vrijwillige terugkeer van zijn partner
naar Venezuela bij een eventuele terugkeer geen gevaar loopt, slaagt niet. Hetgeen zij heeft gedaan, kan niet aan verzoeker worden toegerekend. Dat zij naar Venezuela is teruggekeerd, maakt op zichzelf niet aannemelijk dat verzoeker veilig naar zijn land van herkomst kan terugkeren. Dit geldt temeer nu uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat het (met name) verzoeker is die zich heeft beziggehouden met het opnemen van beeldmateriaal en het verspreiden daarvan via social media, en dat het verzoeker is die in Venezuela wordt gezocht. Voorts wordt het standpunt van verzoeker dat hij bij een eventuele terugkeer naar Venezuela een reële kans loopt op vervolging ondersteund door de brieven van UNHCR en Amnesty International, die specifiek schrijven over de situatie van verzoeker.
17. Het bovenstaande leidt het gerecht tot de voorlopige conclusie dat verweerder
een essentieel element in het verhaal van verzoeker onterecht niet geloofwaardig heeft geacht en daarom niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit heeft betrokken. Daarnaast zal onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit gelet op het gevaar dat de onmiddellijke uitvoering voor verzoeker met zich meebrengt kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen. Hoewel hetgeen verweerder heeft aangevoerd over het ontbreken van de noodzaak van de aanwezigheid van verzoeker bij de behandeling van het beroep op zichzelf juist is, leidt de uitkomst van de summiere toets naar de rechtmatigheid van het besluit tot het oordeel dat het besluit moet worden geschorst en dat verzoeker de beslissing op het beroep op Bonaire mag afwachten.
18. Ten aanzien van het tweede verzoek geldt dat er geen wettelijke bepaling bestaat
op grond waarvan het gerecht bevoegd is op een dergelijk verzoek te beslissen.
19. Nu het gerecht de (primair) gevraagde voorziening zal toewijzen, dient
verweerder de door verzoeker voor deze voorlopige voorziening gemaakte proceskosten te vergoeden. De kosten aan de zijde van verzoeker worden begroot op US$ 782,- aan gemachtigdensalaris, met behulp van de formule als volgt berekend A = 2 punten, B = US$ 391,- en C = 1.