ECLI:NL:OGEABES:2018:31

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
BON201800423
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening ter voorkoming van uitzetting naar Venezuela met betrekking tot asielaanvraag

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, afkomstig uit Venezuela, vorderde schorsing van een beschikking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning had afgewezen. De verzoeker stelde dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op vervolging en onmenselijke behandeling, wat werd ondersteund door documenten van UNHCR en Amnesty International. Het Gerecht oordeelde dat de ontvoering van de verzoeker en zijn partner een wezenlijk element was dat niet voldoende was meegewogen door de verweerder. Het Gerecht concludeerde dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking onomkeerbare gevolgen voor de verzoeker zou hebben. Daarom werd de uitvoering van het besluit geschorst, zodat de verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn beroep in Bonaire kon blijven. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op dat moment op US$ 782,- werden begroot.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Wet administratieve rechtspraak BES (WAR BES)

Uitspraak: 28 augustus 2018
Zaaknr. WAR BES: BON201800423

Uitspraak

op het verzoekschrift ex artikel 85 WAR BES van:

[verzoeker],

thans verblijvend te Bonaire,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk,
in het geschil van verzoeker en:

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

zetelend te Bonaire,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. de Graaf.

Bestreden beschikking

Bij beschikking van 28 juni 2018, met kenmerk: FMSCRV20183802/1, heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet Toelating en Uitzetting BES (WTU BES) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend op 24 juli 2018.

Procesverloop

3. Op 24 juli 2018 is het verzoekschrift ter griffie ingediend.
4. De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2018. Bij deze gelegenheid zijn verschenen verzoeker tezamen met zijn gemachtigde en namens verweerder zijn verschenen mr. P.J. de Graaf en L. Pikeri. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd.
5. De uitspraak is bepaald op heden.

Partijstandpunten

6. Verzoeker verzoekt (1) de bestreden beschikking te schorsen, en (2) aan hem bij wijze van voorlopige voorziening een voorlopige verblijfsvergunning op grond van artikel 12a WTU BES en een voorlopig identiteitsbewijs af te geven met toestemming te mogen werken totdat op het beroep is beslist, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
7. Verzoeker heeft betoogd dat hij absoluut niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, Venezuela, omdat hij vreest daar te zullen worden vervolgd of te worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 3 EVRM). Dit standpunt wordt ondersteund door de brieven van UNHCR en Amnesty International. Uit de brieven blijkt dat verzoeker niet veilig naar Venezuela kan terugkeren. Verzoeker loopt vanwege zijn deelname aan demonstraties en de publicatie van beelden van die demonstraties op social media in Venezuela kans op vervolging. De inval in zijn huis was specifiek op hem gericht, en betrof niet een willekeurige inbraak. De ‘collectivos’ hebben het dan ook specifiek op verzoeker gemunt. De inval in zijn woning op 27 juni 2017 en de daaropvolgende ontvoering van verzoeker en zijn partner worden door verweerder geloofwaardig geacht. Na de inval in zijn woning heeft verzoeker zich op Isla de Margarita schuil gehouden in afwachting van een mogelijkheid om Venezuela te ontvluchten. De partner van verzoeker heeft Venezuela (eveneens) verlaten en heeft asiel aangevraagd en gekregen in Trinidad. Dat zij uiteindelijk vrijwillig naar Venezuela is teruggekeerd, omdat haar dochter medicijnen, die in Venezuela niet verkrijgbaar waren, nodig had voor haar astma, kan niet aan verzoeker worden tegengeworpen. Dat het verzoeker is gelukt uit te reizen zonder dat hij daarbij is aangehouden, kan worden verklaard doordat Venezuela geen systeem bijhoudt voor het verzamelen van passagiersgegevens voor commerciële vluchten. uitvoering van de beschikking zal voor verzoeker onevenredig nadeel met zich mee brengen in verhouding tot het door de onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Dit nadeel is er tevens in gelegen dat verzoeker niet mag werken in afwachting van de beslissing op beroep. Hierdoor kan hij niet in zijn levensonderhoud voorzien. Verzoeker heeft tot nu toe burgers bereid gevonden hem vrijwillig onderdak en maaltijden te verschaffen, omdat op Bonaire geen voorzieningen zijn getroffen voor asielzoekers. Nu verzoeker niet over een (voorlopig) identiteitsbewijs beschikt, komt hij voorts niet in aanmerking voor medische hulp. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij zijn verzoeken, omdat er een onomkeerbare situatie zal ontstaan indien hij gedwongen wordt uitgezet naar Venezuela. Een dergelijke uitzetting zou in strijd zijn met artikel 33 Vluchtelingenverdrag of artikel 3 EVRM.
8. Verweerder heeft het volgende aangevoerd. De stelling van verzoeker dat zijn nadeel er (ook) in is gelegen dat hij niet mag werken, heeft geen enkel raakvlak met het nadeel waar artikel 85 WAR BES op ziet. Bovendien is de aanvraag van verzoeker terecht afgewezen en heeft het beroep geen kans van slagen. Verzoeker kan niet worden aangemerkt als vluchteling, en hij heeft niet aangetoond dat hij een reëel risico loopt bij terugkomst in zijn land van herkomst te worden onderworpen aan foltering, onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing. Het wordt geloofwaardig geacht dat er een inbraak/overval is geweest in het huis van verzoeker. Dat dit een inval is die het gevolg is van de deelname van verzoeker aan demonstraties wordt niet geloofwaardig geacht. Temeer nu verzoeker niet aannemelijk heeft kunnen maken wie de personen waren die zijn huis zijn binnengetreden en hem hebben meegenomen. Dat het verzoeker is gelukt uit te reizen toont naar de mening van verweerder aan dat verzoeker geen reëel gevaar loopt indien hij terugkeert naar Venezuela. Het ontbreken van gevaar kan ook worden afgeleid uit de vrijwillige terugkeer naar Venezuela door de partner van verzoeker, nadat zij in Trinidad asiel had gekregen. Voorts blijkt uit de door verzoeker in het geding gebrachte documentatie enkel algemene informatie over de situatie in Venezuela. Niet is toegelicht waarom de huidige situatie in Venezuela gevaar oplevert voor verzoeker. Verzoeker behoort verder niet tot een bevolkingsgroep waarvan de mensenrechten systematisch worden geschonden, noch tot een kwetsbare minderheidsgroep. Tot slot heeft verzoeker geen individuele kenmerken naar voren gebracht waaruit een persoonlijk risico voor foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing kan worden afgeleid.

Beoordeling van het verzoek

9. Ingevolge artikel 85 eerste lid WAR BES kan het gerecht op verzoek van degene
die beroep of bezwaar heeft ingesteld tegen een beschikking, een voorlopige
voorziening treffen op de grond dat de uitvoering van die beschikking voor diegene onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door een
onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen doel. Het oordeel van het
gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
10. Verzoeker dient een belang te hebben bij de gevraagde voorziening. Het belang
blijkt uit de aard van het verzoek, namelijk het voorkomen van de uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn beroep.
11. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het beroep van verzoeker een redelijke
kans van slagen heeft. Daarbij wordt zo mogelijk een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit gegeven. Een voorlopige voorziening is aangewezen indien er twijfels zijn over de rechtmatigheid van het besluit, en de uitvoering van het besluit tot onomkeerbare gevolgen zal leiden.
12. De vraag die voorligt is of de uitvoering van de bestreden beschikking kan
worden geschorst, omdat verzoeker bij terugkeer naar Venezuela een reële kans loopt te worden vervolgd of te worden onderworpen aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
13. In de bestreden beschikking heeft verweerder aannemelijk geacht dat er een
overval heeft plaatsgevonden in het huis van verzoeker en zijn partner. Verweerder heeft tevens aannemelijk geacht dat verweerder en zijn partner een aantal uren zijn meegenomen. Verweerder acht echter niet aannemelijk dat paramilitairen hiervoor verantwoordelijk zijn.
14. Het gerecht overweegt als volgt. Verweerder is er ten onrechte aan voorbij
gegaan dat de ontvoering van verzoeker en zijn partner een wezenlijk element betreft dat verband houdt met de inbraak in de woning van verzoeker. Desgevraagd kon verweerder niet aangeven of het in Venezuela gebruikelijk is dat een inbraak gepaard gaat met een ontvoering van de in het pand aanwezige personen. Zonder nadere toelichting acht het gerecht niet aannemelijk dat hetgeen verzoeker en zijn partner is overkomen een gebruikelijke praktijk is bij overvallen in Venezuela. Bovendien hebben de overvallers, tevens ontvoerders, ook documenten van verzoeker gestolen, terwijl zonder nadere toelichting niet aannemelijk is dat de doorsnee Venezolaanse overvaller daarin geïnteresseerd is. Voorts volgt het gerecht verweerder niet in het standpunt dat van verzoeker kon worden verwacht dat hij kon melden wie de -gemaskerde- overvallers waren. Het heeft er naar het oordeel van het gerecht dan ook wel degelijk de schijn van dat de overvallers, tevens ontvoerders, het op verzoeker (en zijn partner) hadden gemunt.
15. Dat verzoeker Venezuela is uitgereisd zonder dat hij is aangehouden is naar de
mening van verweerder een teken dat de veiligheid van verzoeker bij een eventuele terugkeer naar Venezuela niet in gevaar is. Het gerecht volgt dit standpunt niet. Verzoeker heeft gedocumenteerd [1] gesteld dat de persoonsregisters in Venezuela niet worden bijgehouden. Dit geldt met name met betrekking tot het verwerken van passagiersgegevens voor commerciële vluchten. Dat het verzoeker is gelukt Venezuela via de luchthaven te verlaten, toont dus niet aan dat hij bij een eventuele terugkeer naar Venezuela niet een reëel risico loopt te worden vervolgd en/of te worden onderworpen aan foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
16. Ook het verweer dat verzoeker gelet op de vrijwillige terugkeer van zijn partner
naar Venezuela bij een eventuele terugkeer geen gevaar loopt, slaagt niet. Hetgeen zij heeft gedaan, kan niet aan verzoeker worden toegerekend. Dat zij naar Venezuela is teruggekeerd, maakt op zichzelf niet aannemelijk dat verzoeker veilig naar zijn land van herkomst kan terugkeren. Dit geldt temeer nu uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat het (met name) verzoeker is die zich heeft beziggehouden met het opnemen van beeldmateriaal en het verspreiden daarvan via social media, en dat het verzoeker is die in Venezuela wordt gezocht. Voorts wordt het standpunt van verzoeker dat hij bij een eventuele terugkeer naar Venezuela een reële kans loopt op vervolging ondersteund door de brieven van UNHCR en Amnesty International, die specifiek schrijven over de situatie van verzoeker.
17. Het bovenstaande leidt het gerecht tot de voorlopige conclusie dat verweerder
een essentieel element in het verhaal van verzoeker onterecht niet geloofwaardig heeft geacht en daarom niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit heeft betrokken. Daarnaast zal onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit gelet op het gevaar dat de onmiddellijke uitvoering voor verzoeker met zich meebrengt kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen. Hoewel hetgeen verweerder heeft aangevoerd over het ontbreken van de noodzaak van de aanwezigheid van verzoeker bij de behandeling van het beroep op zichzelf juist is, leidt de uitkomst van de summiere toets naar de rechtmatigheid van het besluit tot het oordeel dat het besluit moet worden geschorst en dat verzoeker de beslissing op het beroep op Bonaire mag afwachten.
18. Ten aanzien van het tweede verzoek geldt dat er geen wettelijke bepaling bestaat
op grond waarvan het gerecht bevoegd is op een dergelijk verzoek te beslissen.
19. Nu het gerecht de (primair) gevraagde voorziening zal toewijzen, dient
verweerder de door verzoeker voor deze voorlopige voorziening gemaakte proceskosten te vergoeden. De kosten aan de zijde van verzoeker worden begroot op US$ 782,- aan gemachtigdensalaris, met behulp van de formule als volgt berekend A = 2 punten, B = US$ 391,- en C = 1.

Beslissing

Het gerecht:
Schorst de beschikking van 28 juni 2018, met kenmerk: FMSCRV20183802/1 totdat onherroepelijk op het beroep zal zijn beslist,
Veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van verzoeker tot op heden begroot op US$ 782,- aan gemachtigdensalaris,
Wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2018 door mr. F.J.F. Gerard, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C.A. ter Borg, als griffier.

Voetnoten

1.Zie de brief van 11 juni 2018 van VluchtelingenWerk Nederland.