ECLI:NL:OGEABES:2018:33

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
BON201700513
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bijzondere onderstand voor curator

Op 1 oktober 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster] beroep aantekende tegen de afwijzing van haar verzoek om bijzondere bijstand voor de beloning van haar curator. De verzoekster was op 29 maart 2017 onder curatele gesteld, maar in de beschikking was niets bepaald over de beloning van de curator. De verzoekster had op 5 januari 2017 een verzoek ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) voor bijzondere bijstand, maar dit verzoek werd afgewezen op basis van de veronderstelling dat zij voldoende middelen had om de beloning van de curator te vergoeden.

Het Gerecht oordeelde dat SoZaWe op verkeerde gronden tot de juiste beslissing was gekomen. De wetgeving, specifiek artikel 1:446 BW BES, stelt dat de beloning van de curator afhankelijk is van de netto-opbrengst van de door hem beheerde goederen. Aangezien de verzoekster geen goederen had die vruchten opbrachten, was de wettelijke beloning voor de curator nihil. Dit betekende dat er geen aanleiding was voor het verstrekken van bijzondere bijstand om de beloning te betalen.

Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand blijven, omdat deze bij een behoorlijke motivering gelijk zouden zijn. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste interpretatie van de wetgeving met betrekking tot de beloning van curatoren en de voorwaarden voor bijzondere bijstand.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire

Wet administratieve rechtspraak BES (WAR BES)

Uitspraak: 1 oktober 2018
Zaaknr. WAR BES: BON201700513

Uitspraak

op het beroepschrift ex artikel 7 WAR BES van:

[verzoekster],

wonende te Bonaire,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E. Winkel,
in haar geschil met:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

zetelend te Den Haag en kantoorhoudend te Bonaire,
verweerder, hierna: SoZaWe,
gemachtigde: mr. M. Tielman.

De procedure

1. [Verzoekster] heeft op 26 februari 2018 een beroepschrift ingediend.
2. SoZaWe heeft op 27 maart 2018 een verweerschrift ingediend.
3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2018, waarbij de partijen bij hun gemachtigden zijn verschenen.
4. De uitspraak is bepaald op heden.

De feiten

5. [ [Verzoekster] is bij beschikking van 29 maart 2017 onder curatele gesteld. Tot haar curator is benoemd [curator]. In de beschikking heeft het gerecht niets bepaald omtrent de beloning van de curator.
6. [ [Verzoekster] heeft op 5 januari 2017 SoZaWe verzocht om bijzondere bijstand ex art. 20 Besluit onderstand BES ten behoeve van de beloning van de curator.
7. Bij beschikking van 2 augustus heeft SoZeWe het verzoek afgewezen omdat [verzoekster] beschikt over voldoende middelen om de beloning van 5% van de netto-opbrengst van de door de curator beheerde goederen te vergoeden.
8. Bij beschikking van 15 januari 2018, kenmerk B65/TWV/13.09.17 heeft SoZaWe het daartegen gerichte bezwaarschrift ongegrond verklaard. In de – tot de raadsman van [verzoekster] gerichte - beoordeling van het bezwaar wordt onder meer overwogen:
(…) Het Gerecht heeft de vergoeding (kosten) voor de curator vastgesteld op 5% van de netto opbrengst over de door hem beheerde goederen (…)
De beoordeling en bijzondere omstandigheden die tot curatele nopen zijn al beoordeeld door het Gerecht. Ik zoek aansluiting bij deze beoordeling en stel vast dat de kosten noodzakelijk en bijzonder zijn.
Ten laatste wordt beoordeeld of de kosten van de curator kunnen worden uit de bijstandsnorm of het vermogen. (…) (Rekening houdend met het gegeven dat uw cliënte algemene onderstand ontvang ga ik ervanuit dat zij geen vermogen heeft (…). Bij de berekening, of cliënte 5% van de netto opbrengst van de beheerde goederen kan betalen, ga ik alleen uit van het inkomen dat zij geniet van de algemene onderstand.
In de daaropvolgende berekening gaat SoZaWe uit van inkomsten uit de algemene onderstand van US$ 251 per 2 weken (omgerekend US$ 543,29 per maand) en de maandelijkse uitgave van US$ 412,50 aan de Fundashon Kuida Pa Personanan Desabilita, waarna zij uitkomt op een netto opbrengst van $ 130,79 en een inkomen van de curator van US$ 6,54 per maand, welk bedrag [verzoekster] uit de bijzondere bijstand kan voldoen.

Het verzoek

9. [ [Verzoekster] verzoekt, samengevat, de bestreden beschikking te vernietigen en SoZaWe te veroordelen een nieuw besluit te nemen dan wel te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden beschikking, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
10. Zij stelt daartoe dat de beloning van de curator, gelet op haar inkomen van US$ 502,- per maand, US$ 25,10 per maand is en dat het voor haar onmogelijk is de beloning van 5% aan de curator te voldoen.
11. SoZeWe voert verweer.

De beoordeling

12. Het beroepschrift is tijdig en op de juiste wijze ingediend. [Verzoekster] is dus ontvankelijk in haar verzoek.
13. Anders dan SoZaWe in de beslissing op bezwaar heeft overwogen, is in de curatelebeschikking geen beloning van de curator vastgesteld. Art. 1:386 lid 1 2e volzin BW BES bepaalt dat in dat geval de curator een beloning toekomt van “5% van de netto-opbrengst der door hem beheerde goederen”. Daaronder moet worden verstaan wat in art. 1:446 BW BES is geformuleerd als “hetgeen de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht”. Deze bepaling ziet niet op inkomsten, zoals loon of een uitkering, maar op opbrengsten uit vermogen. Indien de curandus geen goederen heeft die vruchten opbrengen, is de wettelijke beloning dus nihil. [1]
Het voorgaande betekent dat als een curandus recht heeft op onderstand, zoals [verzoekster], en het gerecht niets heeft bepaald omtrent de beloning van de curator, de beloning van de curator in de praktijk nihil is. [2] Voor het verstrekken van bijzondere bijstand om die beloning te betalen, bestaat dan ook geen aanleiding.
14. Het gerecht concludeert dat SoZaWe op verkeerde gronden de juiste beslissing heeft genomen. Het gerecht zal het beroep tegen de beslissing daarom wegens strijd met het motiveringsbeginsel gegrond verklaren, maar conform art. 50 lid 3 2e volzin WAR BES bepalen dat de rechtsgevolgen van de aldus vernietigde beschikking in stand blijven, nu die bij een behoorlijke motivering gelijk zouden zijn.
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, nu [verzoekster] van dezelfde onjuiste veronderstelling als SoZaWe is uitgegaan, en geen bezwaar en beroep zou hebben aangetekend als zij van een juiste veronderstelling zou zijn uitgegaan.

De beslissing

Het gerecht:
1. verklaart het beroep gegrond,
2. bepaalt de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand blijven,
3. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen proceskosten betaalt.
4. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 oktober 2018 door mr. F.J.F. Gerard, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C.A. ter Borg, als griffier.

Voetnoten

1.Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de beloning van bewindvoerders als bedoeld in titel 1:19 BW.
2.Dit zal doorgaans geen probleem zijn als, zoals meestal, een familielid of goede kennis curator is, maar lijkt minder fair als er geen voor benoeming tot curator geschikte familieleden of kennissen zijn, en een – al dan niet professionele – derde met de taken en verantwoordelijkheden van een curator wordt belast.